Hoofdstuk 32

Terwijl Ole en Halvard de tent opzetten, gaf Ingrid Hella te eten. De hond was er inmiddels aan gewend om buiten te slapen, maar ze leek veel gelukkiger nu ze weer bij haar eigen mensen was. Ingrid vond het jammer dat ze terug zou moeten naar Mitsoq, maar daar was niets aan te doen.

Er stond nog een scherpe wind, maar Ole zei: 'Van die koude noordenwind zullen we snel af zijn. En als de ijsschotsen verdwenen zijn, kunnen de Inuit weer op jacht gaan naar dikke zeehonden en walvissen.'

'Vind je die dan zo lekker?' vroeg Halvard, die de opmerking van zijn zoon niet begreep.

'Nou ja, zo dol ben ik niet op taai kariboevlees, maar ik zal blij zijn als het zomer wordt. Het ijs en de sneeuw hangen me de keel uit.'

Halvard was het met hem eens. In de zomer zou Leif gaan trouwen en zouden ze de kans krijgen om hun nieuwe land te gaan verkennen, omdat het reizen dan een stuk gemakkelijker was. Als Ingrid veilig in het dorp van Qisuk zat, zou hij haar minder vaak zien, maar hij vertrouwde erop dat Padloq haar wel onder de duim zou krijgen. Padloq kibbelde wel vaak met Qisuk, maar ze wist toch dat hij altijd het laatste woord had. Dat accepteerde ze omdat het altijd zo was geweest en Ingrid moest daar ook maar mee leren leven.

Ole maakte een eind aan Halvards gepieker met zijn volgende opmerking. 'Ik heb aan die Groenlanders zitten denken die samen met Rolf Peterson naar het westen zijn gezeild. Denkt u dat ze Vinland hebben bereikt?'

Halvard krabde op zijn hoofd. 'Dat is best mogelijk. Sira Mars is met hen meegegaan. Hij weet het een en ander van geneeskunde af en hij heeft aanleg voor vreemde talen. Misschien heeft hij nog wel meer talenten waar wij niets van weten. Als Heer Rolf bereid was om naar zijn raad te luisteren en ze onderweg goed weer hebben gehad... nou, dan zou het best kunnen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik hoop dat ze het gehaald hebben, maar dat zullen we nooit te weten komen.'

'Misschien wel,' zei Ole. Halvard keek hem verbaasd aan. 'De Inuit drijven toch handel met mensen van het vasteland, dat volk dat ze de Tabakstelers noemen?'

'Dat deden ze wel toen mijn moeder kennis met ze maakte,' zei Ingrid. 'Maar dat wil niet zeggen dat Qisuk dat ook van plan is. Het was toch zijn vader die daarmee is begonnen?' Ze keek haar vader aan.

'Volgens je moeder wel. Waarom begon je daarover, Ole?'

'Vanaf het moment dat we hier voet aan wal zetten, heb ik constant aan hen gedacht. Als Rolf met zijn mensen Schildpadeiland hebben bereikt, moet zich daar een Groenlandse nederzetting bevinden.'

Halvard keek verrast op. 'Wil je een Noorse vrouw gaan zoeken bij de christenen?'

'Dat heb ik niet gezegd, maar de meeste mannen van mijn leeftijd hebben al een gezin. Het zal wel door Leif en Sammik komen. Ze zijn allebei jonger dan ik en volgend jaar zal mijn broer al een kind hebben, terwijl ik nog steeds op zoek ben. Daar moet toch een keer een eind aan komen.'

'Zou oud ben je nog niet,' zei Halvard. Hij dacht even na voordat hij eraan toevoegde: 'Vierentwintig is niet oud.'

'Ik was drie toen jij net zo oud was als ik en Leif kon al lopen.' Ole wendde zijn gezicht af. Ingrid kon zich niet voorstellen dat Ole met een van de Inuit-vrouwen zou trouwen, maar waarschijnlijk zou dat wel gebeuren. Een Inuit-vrouw zou nooit vragen waarom hij iets deed. Ze zou zijn kleren maken en voor zijn huis zorgen en niet verwachten dat ze iets anders van hem kreeg dan voedsel en kinderen. Ze dacht na over de Groenlanders die in hun tweemaster naar het westen waren gezeild. 'Als ze niet gezonken zijn, moeten de Groenlanders verder naar het zuiden voet aan wal hebben gezet, niet in de buurt van de Tabakstelers.'

'Maar dat soort nieuws gaat als een lopend vuurtje rond,' zei Ole. 'Ik zou best willen weten of iemand iets van hen afweet. Zijn ze door de Skraelings van het vasteland verdreven, net als vroeger, of zou Sira Mars allemaal christenen van hen hebben gemaakt?' Het klonk bijna alsof hij het meende.

'Je bent stapelgek,' zei Halvard. 'Ze zijn allemaal bij een storm verdronken. Is het vlees al klaar, Ingrid?'

 

Padloq en Maki hadden een behoorlijke buit aan krabben en zee-egels opgevist uit de getij denpoelen op het strand. Ze groetten de andere vrouwen die nog druk bezig waren en liepen terug naar het dorp. Padloq glimlachte haar dochter toe. Samen hadden ze het karwei in de helft van de tijd opgeknapt. 'Ik hoop dat je toekomstige man je op waarde zal weten te schatten. De vrouwen in zijn oude land leken waarschijnlijk meer op hem.'

'Met haar onder hun neus en om hun kin?' vroeg Maki plagend. 'Ik snap wel wat u bedoelt,' voegde ze er haastig aan toe. 'Maar ik weet zeker dat Leif een goede man voor me zal zijn. Hij vond me meteen aardig en ik hem ook. Hij zal extra zijn best doen om lief voor me te zijn, omdat hij zich hier nog niet echt op zijn gemak voelt.' Ze giechelde, ik zal hem nog veel moeten leren.' Kennelijk had ze genoeg gezien om te weten waar ze het over had. Er bleef weinig verborgen voor Inuit-kinderen.

Padloq had gehoord dat Leif op bezoek was geweest bij de Vrouw van de Zee. Het feit dat hij over veel geestelijke macht beschikte, had hem al een bepaalde status bezorgd in het dorp van Niroqaq. Nog nooit eerder had een man die geen opleiding had gehad een angakkoq vergezeld op een reis in de geest. Iedereen had het erover en vroeg zich af waarom de Vrouw van de Zee zo'n voorkeur voor hem had.

'Kan een vreemdeling ook angakkoq worden?' vroeg Maki. 'Denkt u dat Nanoq Leif zal willen opleiden?'

'Hij is geen geboren Inuk. Ook al beschikt Leif over nog zoveel geesteskracht, dat zou te veel tegen de gewoonten indruisen,' verklaarde Padloq. 'Nanoq, de angakkoq van je vader, zal er nooit over piekeren om Leif op te leiden, maar Niroqaq mag Leif heel graag. Misschien wil hij een van de kinderen die jij en Leif krijgen opleiden. Die zullen die speciale macht van Leif wel erven.'

Bij de gedachte dat ze kinderen van Leif zou krijgen, begonnen

Maki's wangen te gloeien. 'Ik vraag me af hoe het zal zijn om samen met Leif onder de bontvellen pret te maken. Hebben Qallunaat overal op hun lichaam haar?'

'Sommigen wel,' zei Padloq terwijl ze haar hand op hief om haar glimlach te verbergen. 'Mijn buitenlandse vriendin, de moeder van Ingrid, heeft me dat zelf verteld na haar eerste nacht met Halvard. Eigenlijk zouden onze Qallunaatvrienden ons een bezoek moeten brengen nu er nog sneeuw genoeg ligt om een slee te trekken.' Ze zuchtte en concentreerde zich op de vis die ze op een geoliede platte steen aan het bakken was. 'Het zal wel niet eens bij ze opkomen. Mannen denken altijd alleen maar aan jagen.'

Toen de honden in het dorp aansloegen, haalde Padloq snel haar vis van de steen voordat die zou aanbranden. 'Wat mankeert die honden?' vroeg ze zich hardop af. 'Laten we maar even gaan kijken.'

Ze kropen door de tunnel naar buiten en tuurden tegen de zon in. 'Er komen drie bezoekers aan, met een slee en één hond.' Meteen daarna viel ze bijna om van verbazing.

Maki kwam naast haar staan en lachte. 'De Vrouw van de Zee heeft u gehoord, moeder. Ze zei bij zichzelf: "Ik heb al een tijdje niets meer voor mijn vriendin Padloq gedaan, dus laat ik haar maar eens verrassen.'"

Toen de dorpshonden op hen af kwamen, trok Hella haar lip op en gromde. Ole, Halvard en Ingrid bleven stokstijf staan, met hun speren in de hand voor het geval een van de honden een uitval zou doen voordat hun eigenaars hen terug konden roepen. Maar de mannen riepen de dieren terug en een paar van hun liepen naar de bezoekers toe. Sammik was de eerste die hen herkende. Hij rende vooruit en sloeg enthousiast zijn armen om Halvard heen. 'Wat fijn om jullie weer te zien. Waar is Leif?'

'Die komt pas later, als hij heeft geleerd met een kajak om te gaan en zijn eerste zeehond heeft geharpoeneerd,' zei Halvard. 'Hij wil er zeker van zijn dat hij je zuster van vlees zal kunnen voorzien.'

Sammik knikte. 'Leif is pas laat begonnen om de vaardigheden van echte mannen onder de knie te krijgen. Maar hij is dapper en Nerrivik heeft een zwak voor hem. Meer kan mijn vader niet vragen. Ik zal wel kijken hoe goed hij is geworden als we samen voor de huwelijksplechtigheid op jacht gaan.'

Padloq had zich bescheiden op de achtergrond gehouden terwijl Sammik Halvard welkom heette, maar nu rende ze naar hem toe en wreef met twee vingers over zijn rode neus. 'Die moet ingevet worden. Verder zie je er gezond en welvarend uit. Je hebt de overtocht goed doorstaan. Ik zie dat je Ole en Ingrid bij je hebt, maar waar is Leif?'

Halvard gaf haar hetzelfde antwoord dat hij Sammik had gegeven en zei toen: 'Als jullie niet genoeg vlees hebben, gaan we wel weer terug.'

'Terug? Geen denken aan. Als je probeert weg te gaan, zeg ik tegen mijn man dat hij je maar moet vastbinden, net zoals de jagers deden toen ze je op de klif vonden. Kijk, daar komt Qisuk al aan. Op zijn gemak, hij lijkt wel een oude man. Wat zal hij blij zijn om je te zien!'

Qisuk straalde inderdaad toen hij zijn oude vriend zag en opnieuw moest Halvard uitleggen waarom ze Leif niet bij zich hadden. 'Dan vergeef ik hem dat hij niet mee is gekomen,' zei Qisuk. 'Laten we nu maar gauw naar mijn huis gaan, dan kunnen jullie me vertellen waarom jullie deze teef met haar pups hebben meegebracht naar mijn dorp.'

'Ik heb het teefje te leen van Mitsoq, een van de jagers van Niroqaq,' zei Ole. 'Ik heb met hem afgesproken dat de grootste pup van mij is, maar ik moest de moeder ook meenemen tot ze niet langer gezoogd hoeven te worden. Dan zal mijn vader de andere honden mee terug nemen.'

'Ga jij dan niet terug?' vroeg Qisuk meteen. 'Was je van plan om hier te blijven?'

'Misschien,' zei Ole.

Qisuk wreef over zijn kin. 'Misschien kun je met ons mee naar het Handelseiland. Ik heb het dorp van mijn vader nog niet gevonden. Als we de Tabakstelers ontmoeten, zullen zij ons wel kunnen vertellen of mijn vader nog in leven is en waar zijn dorp is gebleven.' Hij vertrok zijn mond. Niemand verwachtte dat zo'n oude man nog steeds in leven zou zijn, maar Qisuk wist natuurlijk niet wat zich de laatste vijftien jaar had afgespeeld. 'Wil je met ons mee?'

'Ja, graag,' zei Ole. 'Ik wil ze ook vragen of ze iets weten van de Groenlanders die over het grote water naar het westen zijn gezeild.'

'Nu snap ik het,' zei Qisuk. 'Je wilt een vrouw van je eigen volk. Dat lijkt me geen slecht idee. En hoe zit het met je dochter, Halvard? Ze is wel erg stil, veel stiller dan Padloq en Maki. Zo'n goed opgevoed meisje zal vast wel gauw een man vinden. Misschien wil een van onze jagers haar wel.'

Ingrid trok een gezicht en hoopte maar dat ze zouden denken dat het een glimlach was. Hier was het niet zo moeilijk om beleefd te zijn, omdat de mensen haar niet het gevoel gaven dat ze haar constant op de vingers keken. En vanaf het moment dat Qisuk over het Handelseiland was begonnen, hadden er allerlei gedachten door haar hoofd gespeeld. Toen hij tegen haar zei: 'En jij gaat ook mee', was dat een constatering, geen vraag.

'Iyeh. Ik zou graag samen met mijn broer het vasteland willen zien.'

'Het vasteland? Zover gaan we niet, maar als Ole daar naartoe wil, moet hij dat zelf weten. Je wilt natuurlijk het volk zien, waar je moeder vandaan kwam. Maki, jij gaat ook mee. Het zal je laatste grote avontuur zijn, voordat je gaat trouwen en mij meer kleinzoons zult bezorgen. Vrouwen, wanneer eten we?'

Ingrid bracht de nacht door in de iglo van Qisuk en sliep naast Maki op de zachte illeq. Het meisje babbelde honderduit en bestookte haar met vragen over Leif. Ze wist dat Leif zijn been had gebroken toen een kudde rendieren op hol was geslagen en vertelde Ingrid dat zij wist welke kruiden ze door zeehondenvet moest roeren om de pijn te verlichten. Ze wist ook welke kruiden goed waren tegen buikpijn en hoe je wonden moest verzorgen. Dat wilde ze Ingrid best leren.

'Ik ben Maki genoemd naar de moeder van mijn moeder, om haar geest in de familie te houden. Putu, de vrouw van Sammik, heeft dezelfde naam als Qisuks moeder. Mijn grootmoeders van beide kanten waren genezeressen en vroedvrouwen. Ze hielpen moeders hun baby's ter wereld brengen.'

Ingrid wist dat Maki trots was op haar grootmoeders en dat zij hetzelfde wilde bereiken. Helaas wist Ingrid ook dat zij het eerste kind van haar moeder hadden gesmoord en dat ze Qalaseq uit de baarmoeder van zijn moeder hadden gesneden, wat haar het leven had gekost. Ze hield haar mond, maar Maki merkte niets. Ze begon alweer ergens anders over. Was er in het dorp van Niroqaq geen jonge jager die Ingrid leuk vond? Ingrid omhelsde haar en zei nee, ze wilde wachten tot ze de juiste man had gevonden, precies zoals Maki Leif had gevonden. Uiteindelijk vielen de meisjes toch in slaap.

Na een paar dagen bouwden Halvard en Ole hun eigen kleine stenen iglo. Ingrid bleef bij Maki slapen. Dit was het soort gezin waar Ingrid naar had verlangd, met een moeder en een zuster in een dorp dat ervoor zorgde dat ze genoeg te eten hadden en dat de vrouwen geen gevaar liepen. Ingrid hielp zo goed mogelijk mee en deed alles wat Padloq haar opdroeg. 'Wat is dat toch met die grote pup, dat je als een moeder over hem waakt, Droomster?' vroeg ze een keer toen Boy bij Ingrid op schoot lag.

'Ik wil hem aan me laten wennen, zodat ik hem de fluitsignalen kan leren... voor Ole, natuuurlijk. Fluiten is verder te horen dan roepen. Ik kan ze op die manier vertellen of ze naar links of naar rechts moeten, of ze terug moeten komen of dat ze de beer een bepaalde kant op moeten drijven. Thuis, in het land van mijn vader, heb ik Hella ook afgericht.'

Padloq keek haar met samengeknepen ogen aan. 'Waarom doe jij dat? Hij moet toch wennen aan de stem van je broer?'

'Ik kan goed honden africhten.'

Het werd warmer en op een ochtend hoorden ze aan het geknal uit de richting van de oceaan dat de ijsvlakte brak en dat de schotsen over elkaar heen schoven. Daar hadden alle kinderen op gewacht. De zeekoeten ontvluchtten het geweld en vlogen in grote troepen naar de kust, waar de kinderen stonden te wachten met netten aan lange stokken. Ingrid deed net zo hard mee in haar korte zomerkamiks en haar korte broek, de qulitsaq. Ze sprong met de jongens en de meisjes uit het dorp van de ene rots op de andere om de vogels in de vlucht te vangen en ze de nek om te draaien.

De vrouwen stonden aan de voet van de kliffen langs de kust te wachten om de dieren schoon te maken en mee naar huis te nemen. Toen de vogels weer opvlogen om te wachten tot dit gevaar geweken was, liep Ingrid samen met Imina en Qalaseq, zijn oudere broer, naar huis.

Ze vroeg zich af of Imina wist dat hij haar halfbroer was. Maar hier ging men ervan uit dat hij de zoon van de man van zijn moeder was. Imina liep onderweg gezellig met haar te babbelen. De zon viel op zijn zwart-met-oranje vermengde haren en benadrukte het feit dat hij, net als zij, een halfbloed was. In tegenstelling tot de

Groenlanders trok niemand in het kamp van Qisuk zich daar iets van aan.

Toen hij haar hand pakte, voelde Ingrid zich meer verward dan ongerust omdat ze niet zo goed wist hoe ze daarop moest reageren. Het gesprek ging over vogels en zeehonden en het verschil tussen de lenige, intelligente herdershonden van de Groenlanders en de sterkere honden die de Inuit gebruikten om hun sleeën te trekken. Onder het lopen voelde Ingrid dat Qalaseq naar haar liep te kijken. Voordat ze bij Halvards iglo waren, kwam de jongeman naar haar toe lopen en pakte haar andere hand. 'Jullie moeten vanavond allemaal bij ons komen eten. Je hebt zelf ook genoeg vogels gevangen.'

'Ja, dat zullen we doen.' Ze wilde graag bevriend met hen raken, hoewel het idee dat Qalaseq de plaats van haar oudere zusje aan de borst van haar moeder had ingenomen haar dwarszat. Maar natuurlijk was het zijn schuld niet. En van de wetenschap dat Imina haar halfbroer was, werd ze een beetje zenuwachtig, omdat ze niet wist hoe ze op zijn vriendschappelijke houding moest reageren. 'Ik zal het tegen mijn vader zeggen.' Ze lieten haar los toen ze bij Halvards iglo waren.

's Avonds voor het eten kwam eerst Imina een babbeltje met haar maken en toen Qalaseq arriveerde, ging hij ook meteen naast Ingrid zitten. Hij klopte haar even op haar arm. Daarna keek hij naar Halvard en vervolgens naar Qisuk, zijn eigen vader, voordat hij haar hand vastpakte.

Niemand zei iets. Padloq die op de vogels aan het spit lette, keek even om. Het leek erop dat Qalaseq bijzonder veel belangstelling had voor Halvards dochter. Hij was twee jaar ouder dan zij. De kans dat zij samen een gezin zouden stichten was niet denkbeeldig. Ze vroeg zich af wat haar man en Halvard daarvan zouden vinden.

'Het eten is klaar,' riep ze. 'Putu, Maki en Droomster halen jullie de kommen maar even uit de iglo en zeg tegen de mannen dat ze naar buiten moeten komen om te eten.'

's Morgens stonden de dorpelingen boven op de heuvels langs de baai te kijken naar de gletsjers die ten noorden van het dorp met donderend geraas in het blauwgroene water stortten. Halvard stond bij het vuur met Ingrid te praten, toen Nanoq, de angakkoq van Qisuk, naar hen toe slenterde. Halvard kon zich nog herinneren dat Nanoq als jongetje de trommel had bespeeld op de dag dat hij met Astrid trouwde. Hij was toen de leerling van Minik, die hem opleidde tot geestelijk raadsman. Minik was een machtig man geweest, die in staat was diep in de ziel van mensen te kijken om te zien wat hen bewoog.

De ivoren amuletten van de jonge angakkoq klikten onder het lopen tegen elkaar. Zijn met olie ingesmeerde haar hing tot halverwege zijn rug. Omdat hij de angakkoq was, hoefde hij niet te jagen. Hij gebruikte zijn geesteskracht om dieren voor de jagers op te roepen.

Nanoqs vader, Minik, had voorkomen dat Qisuk zich moeilijkheden op de hals had gehaald toen het dorpshoofd nog jong en eigenwijs was. Nanoq moest zelf ook nog heel jong zijn geweest toen hij deze verantwoordelijke functie kreeg. Zijn ogen maakten een heel wat oudere indruk dan zijn wangen, hoewel hij qua leeftijd niet veel van Ole zou verschillen.

Nanoq richtte zich rechtstreeks tot Halvard. 'Je dochter heeft een bewonderaar. Twee zelfs.' Zijn toon was veelzeggender dan zijn woorden. Het was een waarschuwing. Halvard keek de man met de getatoeëerde wangen en de priemende ogen onderzoekend aan. Minik had Halvard opgedragen om met Astrid te trouwen en haar mee te nemen naar zijn gezin in het zuiden. Toen had hij opgelucht toegegeven, omdat hij zich ernstige zorgen over hen maakte. Nu wilde hij niet dat Nanoq zich met hen bemoeide.

'Dat zijn de zoons van Qisuk. Je kunt hen min of meer beschouwen als neven van mijn dochter,' zei Halvard kortaf. 'Er zijn nog meer jagers.'

'De vrouw die Droomster wordt genoemd mag geen intieme betrekkingen aanknopen met Imina, de zoon van Qisuk.' Met die uitspraak van de angakkoq was Halvard het roerend eens.

'Niemand twijfelt eraan dat Imina de zoon van Qisuk is,' zei Halvard, in de hoop dat zijn sussende opmerking Nanoq tevreden zou stellen.

'Het is ook beter dat ze uit de buurt blijft van Qalaseq.'

'Ik heb al gezegd dat ze bijna neef en nicht zijn.' De angakkoq kon de zielenroerselen van een man beter beoordelen dan in feite wenselijk was. Maar Nanoq nam niet de moeite om zijn boodschap over te brengen in de milde bewoordingen die zijn vader zou hebben gebruikt.

Halvard voelde dat Nanoq hem in de verdediging probeerde te dringen, zodat hij zijn innerlijke gevoelens en verlangens bloot zou geven. Om dat te voorkomen vulde hij zijn hoofd met allerlei onbelangrijke dingen zoals hij van Astrid had geleerd. Honden die achter schapen aan renden. Schapen die over hekken sprongen. Hij telde keer op keer tot tien in het Noors, tot Nanoq verward met zijn ogen begon te knipperen. Desondanks zou de angakkoq zijn pogingen om de waarheid te achterhalen niet opgeven. 'Waarom ben je naar dit dorp gekomen?' vroeg Nanoq ronduit.

'Omdat hier vrienden van ons wonen. Vertel me eens,' vroeg hij op zijn beurt, 'waarom het verkeerd zou zijn als er een band ontstaat tussen Qalaseq en Ingrid?' Hij had moeite om zijn gedachten onder woorden te brengen. 'Ze zijn geen familie van elkaar.' Daar moest hij het bij laten. De woorden 'broer en zus' durfde hij niet in de mond te nemen.

'Het meisje hoort niet bij hem en ook niet bij de rest van ons. Ze heeft andere denkbeelden dan onze vrouwen. Als de mannen weggaan om handel te drijven, neem haar dan mee en laat haar achter bij de Tabakstelers. Ze zal moeilijkheden veroorzaken in dit dorp en moet vertrekken.'

Halvard was met stomheid geslagen.

Nanoq liet hen staan en liep verder. Ingrid en Halvard keken hem na tot hij een eindje verder bleef staan om met een ander gezin te praten. Ingrid had kippenvel op haar armen. Ze sloeg ze over elkaar en pakte haar ellebogen vast. De grond onder haar voeten leek te deinen alsof het de golven van de oceaan waren. 'Vader?' Ze kon alleen nog maar fluisteren. 'Wat gaat er nu gebeuren?'

Halvard wilde het liefst tegen haar zeggen dat hij haar zou beschermen, dat hij haar echt niet achter zou laten bij vreemden, maar hij kon geen woord uitbrengen. Toen hij zijn armen om haar heen sloeg omdat ze stond te beven als een riet, merkte hij dat zijn eigen handen ook trilden. Op dat moment zagen ze dat Ole met een van woede vertrokken gezicht achter Nanoq aan rende. In die donkere wolk leken zijn ogen te bliksemen.