Professor

(november 2009)

 

 

Lyns is twee jaar en twee maanden. Echt, ’t is een geweldig kereltje. Dat zegt natuurlijk iedere vader over zijn zoon, dus ik ook. Opscheppen over je kind, ach, ik houd er eigenlijk niet van, maar ik betrap me er steeds vaker op. 

   Lyns kan het alfabet opzeggen en de naam van alle spelers van Go Ahead Eagles op een elftalfoto noemen. Hij beschikt over een natuurlijke aanleg om boodschappen op de juiste plaats te leggen: ijs in de vriezer, kaas in de koelkast en een blik soep in de voorraadkast, om een paar voorbeelden te noemen. Dat is nog niet alles. Hij praat als Brugman, leest als een boekenwurm en heeft het geheugen van een olifant. Ik ben apetrots. Wat wil een vader nou nog meer? Lyns is een professor in wording.

   Kanttekeningen? Ja, die heb ik ook, genoeg. Als ik ’m zie rennen… oeps… houterig, traag en zó onbeholpen. Als hij opstaat vanuit een zithouding is het of ik naar een herhaling zit te kijken. Een balletje trappen met zijn rechterbeen? Niet om aan te zien, om over zijn linkerbeen nog maar te zwijgen. Een bal koppen? Pff, doet-ie met zijn ogen dicht en de bal vliegt alle kanten op, behalve de goede. Van de week even met hem geoefend op een balletje hooghouden. Een ramp. Tot nu toe is een halve keer zijn record.  

   Ik bracht Lyns van de week naar de peuterspeelzaal, driehonderd meter van ons huis. We hebben er een kwartier over gedaan. Lyns stopte bij elke auto en las het nummerbord op. Bij zijn school gaf hij iedere ouder een hand en pakte in de klas meteen een boek uit de boekenkast. Toen ik hem kwam ophalen, waren alle kinderen op het schoolplein aan het ravotten, voetballen, fietsen of skelteren. Mijn ogen gingen direct naar de voetballende kinderen. Helaas, geen Lyns. Ik zag ’m ook niet in de andere groepen. Ik liep een beetje ongerust zijn klas binnen en ja hoor… daar zat meneertje. Met een boek in zijn knuistjes keek hij op en lachte.

   Natuurlijk had ik liever dat hij buiten aan het voetballen of op een driewieler aan het racen was. Of dat-ie achter de meisjes aan zat, met een ondeugende blik in zijn ogen. Maar waar heb ik het eigenlijk over? Lyns is een prachtig ventje en dat hij nog geen bal raakt, zal mij worst wezen. En of ik straks langs de lijn sta als hij voetbalt, of zwijgend in een zaaltje wegdroom terwijl mijn zoon schaakt: niet belangrijk. Belangrijker is dat hij gelukkig en oud wordt, of het nu als professor, putjesschepper, voetballer of schaakgrootmeester is. Het kan me niet schelen. Ik houd verschrikkelijk veel van Lyns, want wat hij ook doet, ’t is en blijft mijn jongen.