Zaterdagochtendgeluk(begin 2009)
Er is voor een voetbalman niets mooiers te bedenken dan op zaterdagochtend naar je zoon te kijken als hij aan het voetballen is. Voor mij was dat echt volmaakt zaterdagochtendgeluk. Het is een geweldig gevoel om je zoon met rode koontjes over het veld te zien rennen. En het is al even prachtig als je ziet dat hij het geweldig vindt. Het gevoel van geluk als je kind naar jou komt ‘kijken’, komt daar een beetje bij in de buurt.
Een week of drie geleden was Lyns aanwezig om papa te zien voetballen, thuis tegen stadsrivaal Unicum. Lyns is net anderhalf jaar, kan al redelijk lopen en kent al een paar woordjes. Hij was al eens eerder mee geweest, maar zat toen nog veilig in zijn kinderwagen en heeft de hele wedstrijd lang vredig liggen slapen.
En nu zag ik ’m wankelend aan de hand van zijn moeder het veld op komen. Het weer was mooi en we waren net begonnen aan de warming-up. Ik kreeg kriebels in mijn buik, maar ging verder met de rek- en strekoefeningen, want het zou me niet gebeuren dat ik vroegtijdig de wedstrijd zou moeten verlaten omdat ik me onvoldoende had voorbereid.
Toen ik intensief bezig was, klonk er opeens gekrijs. Het was Lyns, dat hoorde ik meteen. Ik keek om en zag hem in de armen van zijn moeder hangen. Hij was tegen een klein ijzeren doeltje op gelopen en het bloed stroomde uit zijn neusje. Natuurlijk nam ik even poolshoogte, maar dat had ik beter niet kunnen doen, want hij ging nog harder gillen. Mijn ploeggenoten, die Lyns al een tijd niet hadden gezien, vroegen plagerig of het altijd zo’n huilebalk was. Gelukkig werd Lyns na een minuut of tien wat stiller, maar onze warming-up was volledig ontregeld.
Toen de wedstrijd begon, was Lyns stil en ik was enorm gebrand op een overwinning. Ik had Lyns minstens één doelpunt beloofd. De wedstrijd was nog geen halve minuut oud toen de arbiter mij wegstuurde omdat ik geen scheenbeschermers droeg. Ik voetbal al jaren zonder die waardeloze dingen, maar uitgerekend nu Lyns er was, werd ik als een kleine jongen naar de kleedkamer gestuurd om de beschermers om te doen.
In de kleedkamer hoorde ik gejuich, het was duidelijk dat er was gescoord. Met scheenbeschermers om keerde ik terug en uit de boze blikken van mijn ploegmakkers maakte ik op dat we met 1-0 achterstonden. Gelukkig bogen we in een poep en een scheet de stand om naar 4-1.
Nog gelukkiger was het feit dat Lyns de hele eerste helft stil bleef en zich prima had vermaakt met stokken en takken die hij in de bosjes had gevonden. Hij had niks gemerkt van het scheenbeschermersincident, ik hoorde later van zijn moeder dat hij überhaupt geen enkele ‘actie’ van mij had meegekregen. Daar was ik blij om, want mijn spel was niet om over naar huis te schrijven. De tweede helft was niet meer dan plichtmatig, en we wonnen met 6-3. Het doelpunt dat ik Lyns had beloofd, bleef uit. Vlak voor het eindsignaal van de arbiter hoorde ik weer hetzelfde gekrijs als tijdens de warming-up. Ja weer Lyns, heel herkenbaar. Toen ik opkeek, zag ik hem weer in de armen van zijn moeder hangen. Deze keer was hij tegen het hek om het veld opgelopen.
Toen ik later thuiskwam en Lyns in de armen van zijn moeder zag slapen met een bult op zijn kop en wat opgedroogd bloed rond zijn neus, kreeg ik een brok in mijn keel. Het was een prachtige dag geweest en ik had weer een beetje zaterdagochtendgeluk gevoeld.