Wonder
(augustus 2006)
De maanden na het ongeluk op 22 juli 2003 had ik vaak de stille hoop dat ik ’s ochtends badend in het zweet wakker zou worden en alles een vreselijke nachtmerrie was geweest: Lesley en Sven lagen gewoon naast me. Als zo vaak waren ze stiekem naast me gekropen. Ik smeerde daarna hun brood en bracht mijn geweldige mannetjes naar school.
Die stille hoop werd langzamerhand een valse hoop en daarna wanhoop. De kei- en keiharde werkelijkheid werd mij met de dag duidelijker. Dit moeten de ouders van de Oostenrijkse Natascha Kampusch ook vaak hebben gedacht. Hun dochter verdween acht jaar geleden uit hun leven, op weg naar school werd zij ontvoerd. Acht jaar onzekerheid en denken dat je kind waarschijnlijk dood is. Daarnaast altijd die stille hoop op een wonder.
Natascha, nu achttien, vluchtte na een onachtzaamheid van haar ontvoerder. De lafaard - die ik wil niet weten wat allemaal met haar heeft gedaan - pleegde zelfmoord. Het gelukzalige gevoel bij haar ouders moet onbeschrijflijk en onwerkelijk zijn geweest. Na acht jaar je dood gewaande kind in je armen sluiten: ongelooflijk maar waar.
Wat er van de volwassen Natascha overblijft, moet worden afgewacht, maar ik weet één ding zeker: het zal de ouders op dit moment een zorg zijn. Ze hebben hun dochter terug en dat is het enige wat telt. Een begrafenis hebben zij nooit gehad. Dat is een groot verschil met ons. Als ik de begraafplaats in Lelystad op loop, zie ik in de verte het bronzen beeld van Les en Sven. Sta ik voor het graf, dan lees ik toch echt: Lesley 25-2-1991/22-7-2003, Sven 13-9-1993/25-7-2003. Daaronder: Boerebach.
Ja, het is waar, ze liggen daar echt.
Gelukkig zijn de wonderen de wereld nog niet uit. Tegenwoordig mag ik weer hopen dat als ik ’s ochtends wakker word, ik twee handjes voel die mij stevig vasthouden.