32

Tussen Lion Park en Diepsloot Nature Reserve op minder dan vijftig kilometer ten noordwesten van het centrum van Johannesburg ligt Lanseria Airport, de uitvalbasis van reisbureaus voor game viewing naar nationale parken of van bedrijven in Johannesburg of Pretoria voor business-trips naar landingsstrips bij de goud- of diamantmijnen op het Afrikaanse continent of offshore-exploitaties.

Aan de rand van het vliegveld bezat Christofer Enterprise een kleine loods met metalen wanden en een golfplaten dak dat de thuisbasis was voor de vluchten die Jacobs voor hen uitvoerde. Sinds hij met de voorbereidingen voor Antwerpen begonnen was, werd de loods niet meer gebruikt. De helft van het gebouwtje werd ingenomen door een kantoor. De andere helft bevatte een bergplaats, een wc en een kleine raamloze slaapkamer met twee veldbedden en primitieve sanitaire voorzieningen voor het geval de piloot of de koerier die hem vergezelde met een of andere kostbare vracht, wegens vertraging dienden te overnachten. De Cessna Citation 2 van het bedrijf stond geparkeerd vlak achter de loods, van waar het ongehinderd naar de oude en al enige tijd in onbruik geraakte startbaan voor luchttaxi's en zakenvliegtuigjes kon taxiën.

Jacobs gooide het bewusteloze lichaam van Sam Keizer in de kofferbak van de Nissan Almera en reed plankgas weg, zijn handen vastgelast aan het stuur. De rammelkar van Tamara liet hij op de straat achter.

Als hij Tamara met een vingertip aanraakt vermoord ik hem. Al is het het laatste wat ik doe.

Een Greyhoundautobus versperde hem de weg. Hij stuurde de Nissan het trottoir op, slingerde heen en weer om een paar voetgangers te ontwijken.

Voetsek! Uit de weg!

Gefluit en geschreeuw. Doodrijder! Klomp kak!

Ik had nooit naar Zuid-Afrika mogen terugkeren. Ik had haar vanuit Rio de Janeiro of Puerto Rico geld moeten overmaken en laten overkomen.

De lichten op het kruispunt van First en Seventh Avenue sprongen op rood. Gas geven! Doorrijden! Op het laatste moment trapte hij op de remmen.

Als je haar heelhuids terug wilt, kun je me bellen.

Voorbij het kruispunt reed hij de Nissan naar de kant. In het geheugen van zijn Motorola vond hij het nummer van Christofer. Geen antwoord. Hij sprak een bericht in in de mailbox. ‘Kom om zeven uur naar de loods in Lanseria. Breng Tamara ongedeerd mee en ik breng je naar de bergplaats.’

Hij raasde voort, op volle snelheid, voelde geen honger of dorst. Hij wilde als eerste aankomen in Lanseria en voorbereidingen treffen. Welke? Zich verdekt opstellen en Christofer neerkogelen als hij zich vertoonde? Hij verwierp het idee. Hij was een te slecht schutter, hij zou het onderspit delven.

Wat dan?

Mijn leven in ruil voor het hare?

Christofer zou hun geen van beiden sparen als hij daartoe de kans kreeg. Hoe kon hij hem te slim af zijn?

Hij raasde voorbij Ferndale, via de R512 ging het sneller. Tien minuten later bereikte hij het vliegveld, reed er omheen tot hij de loods zag aan zijn rechterkant. De poort in de omheining stond open. Hij reed dwars door het dorre gras van het vliegveld en parkeerde de Nissan achter de loods, naast de Cessna.

Hij zette de motor uit en belde opnieuw met Christofer. Dit keer kwam hij al na twee keer bellen aan het toestel. ‘Zorg maar dat je zelf op tijd bent’, antwoordde hij laconiek op Jacobs' vraag of hij zijn boodschap had gekregen. ‘We zijn onderweg.’ Voor hij kon vragen of hij Tamara had meegenomen werd de verbinding verbroken.

Jacobs stapte uit en gooide het portier dicht. In de kofferbak schopte iemand tegen het koetswerk: ‘Laat me eruit! Ik stik!’

Shit!

De dochter van Keizer. Hij was haar glad vergeten. Hij wist niet eens meer waarom hij haar had meegenomen.

Als je wilt kunnen we een deal maken.

Hij opende de kofferbak. Ze lag met haar lange benen opgetrokken, opgerold als een embryo, haar gezicht rood als een kreeft door de warmte en het gebrek aan lucht, maar haar ogen stonden alert.

Jij kunt optreden als kroongetuige voor de staat. Die twee gaan dan voor de rest van hun leven achter de tralies.

Misschien was het nog zo dom niet geweest haar mee te nemen.

‘Hallo’, zei ze. ‘Zijn we op bestemming?’

Het kutwijf had lef, dat moest hij haar nageven. Hij hielp haar uit de kofferbak. Ze wankelde. Haar handen had hij bijeengebonden met een stuk elektriciteitsdraad. Hij herinnerde zich niet waar of wanneer hij dat had gedaan.

Hij pakte haar bij de elleboog en trok haar mee. Ze struikelde, hij moest haar ondersteunen. Bij de voordeur zette hij haar tegen de deurpost en zocht naar de sleutel in de dakgoot. Toen hij eenmaal binnen was, bracht hij haar naar de slaapkamer en liet haar op een van de veldbedden neerzitten. Hij wilde naar buiten gaan, maar haar stem hield hem tegen.

‘Alsjeblieft. Ik moet nodig naar de wc.’

‘Straks.’

‘Nu!’

Haar stem klonk zo vastberaden dat hij instinctief op zijn stappen terugkeerde. Hij nam haar mee naar de plee, een hokje met een pleedeur waar je onderdoor kon kijken en binnen een closetpot zonder doorspoeling. Voor ze naar binnen ging, stak ze haar handen uit om losgemaakt te worden. Hij schudde het hoofd. ‘Nee.’

‘Doe niet zo lullig, kerel’, zei ze.

Hij maakte de knopen los en duwde haar in het hokje. ‘De deur blijft open.’

Ze deed de deur dicht en de knip erop. Hij liet haar begaan en staarde naar haar voeten onder de deur, luisterde naar het geklater toen ze begon te plassen. Er kwam geen eind aan.

Toen ze klaar was en de deur opendeed, had ze een pistool in de hand.

‘Achteruit’, zei ze. ‘Of ik schiet je kop aan diggelen.’