19

Het was maandagmiddag en het bezoekuur was voorbij. Hoewel het nog wel even zou duren voor abba het ziekenhuis mocht verlaten, werd zijn toestand met de dag minder bedenkelijk. Nadat Sam met moeite de listig verborgen bordjes had gevonden die de uitgang van de parking aangaven, reed ze met haar broer naar Hoffy's voor de lunch. Ze aten gegratineerde karper met mierikswortelsaus en lokschen als dessert. Terwijl ze aten gaf ze hem een korte samenvatting van de stand van haar onderzoek. Ze had samen met Karel Versyp, een gerenommeerde Belgische accountant, tijdens het weekend wat boekhoudkundige stukken en de jaarrekeningen van BGA doorgenomen, maar dat had weinig opgeleverd. De rest van haar tijd had ze besteed aan abba en ze had wat huishoudelijke taken verricht. Pas toen ze uitgesproken was, realiseerde ze zich hoe weinig ze was opgeschoten. De echte Shmuel Levitt lag in een exclusief ziekenhuis ergens aan de rand van de Indische Oceaan en was vrij van elke verdenking. De valse Levitt was in rook opgegaan. Rawstorne, de beroofde partij, was tijdens de overval zo zwaar toegetakeld dat hij bezwaarlijk van medeplichtigheid verdacht kon worden en haar instinct verzette zich ertegen de aanwijzingen die in de richting wezen van Rita Bleicher serieus te nemen. Het weinige wat ze van de dader wist, was dat hij joods was, maar niet vroom want daarvoor sloeg hij te veel godslasterlijke taal uit, dat hij maniakale neigingen had en dat hij Nederlands sprak.

Bij de koffie vroeg Leon naar haar relatie met Henry. Ze beschreef hem de scène in Londen en voor het eerst sinds haar broers thuiskomst konden ze weer lachen zoals vroeger. Ze vertelde hem hoe Henry haar achterna was gekomen en hoe ze was ingegaan op zijn voorstel voor hem te gaan werken. Het had er zelfs even naar uitgezien dat ze een nieuwe en duurzamere relatie zouden opbouwen, maar sinds de aanslag op abba had ze andere zorgen aan het hoofd.

Intussen was de eetzaal leeggelopen. Alleen in het meeneemrestaurant stond nog een viertal orthodoxen bij de toonbank te wachten op klaargemaakte gerechten die ze hadden besteld. Ze waren verschillend in leeftijd en gestalte, in de vorm van hun gezicht en in de kleur van hun haar, maar zoals ze al eerder had opgemerkt, waren het de zwarte kleren en hoeden, de hoornen brillen en vooral de onverzorgde baarden die hun een onpersoonlijke, zinnebeeldige gelijkenis verschafte. Niet-joden en leken, die niet gewend waren met hen om te gaan, zouden zich achteraf alleen de zwarte kleren en de baard herinneren en niet de mens die erachter schuilging.

‘Hoe lang duurt het om een baard te laten groeien’, vroeg ze peinzend.

Leon keek taxerend naar de chassidim. ‘Reken maar op vijftien tot achttien maanden voor een baard van enige lengte. Waarom?’

‘Omdat de dader volgens mij wel joods was, maar niet vroom. Het moet zijn omgeving toch zijn opgevallen als hij opeens zijn baard laat staan.’

‘Vooral de eerste maanden zijn opvallend. Meestal begin je met zoiets als je met vakantie gaat. Of als je voor een langere tijd naar het buitenland gaat.’

‘Zoals een poolreiziger of een militair op missie?’

‘Zoiets.’ Leon grinnikte. ‘Of een veroordeelde die voor een tijd de kast in gaat.’

Sam stond op en pakte haar beurs om te betalen. Een ex-gevangene die in de nor zijn baard had laten groeien? Waarom niet? Misschien loonde het de moeite de robotfoto ook eens onder de cipiers van de gevangenissen te laten circuleren.

Ze verlieten Hoffy's. Een van de orthodoxen bekeek haar van top tot teen en draaide toen met opzettelijk vertoon van minachting het hoofd af.

De blik en het ostentatieve gebaar deed haar iets te binnen schieten: de ontmoeting met de orthodoxe jood voor de draaideur van Hotel Carlton op de dag dat ze daar met Henry had gedineerd. Hij was haar opgevallen door de hoerige blik waarmee hij naar haar had staan lonken. Zijn uiterlijk beantwoordde aan het opgegeven signalement en tegelijk had hij iets dat niet in de persoonsbeschrijving voorkwam: die onderhuidse demon die ook de man die geprobeerd had haar te overweldigen in zich had.

Aan de balie van hotel Carlton richtte Sam zich tot een jonge vrouw met brede mond en roodblond haar met op het jasje van haar twinset een naambordje met Frieda. Het was rustig in de lobby en Frieda ging vol enthousiasme in de computer op zoek naar antwoorden op Sams vragen. Vrij vlug wist ze te achterhalen dat ze die bewuste donderdag zelf aan Shmuel Levitt een kamer had toegewezen, een suite nota bene, maar hoe hij eruitzag kon ze zich niet meer herinneren. Ze bloosde. ‘Op piekuren staan ze soms met tientallen tegelijk voor de balie: joden en Indiërs, orthodoxe en reguliere joden, hindoes, Pakistanen, Zuid-Afrikanen, Kongolezen of Brazilianen, met of zonder baard, allemaal diamantairs, altijd gehaast. Ze blijven zelden langer dan twee of drie dagen. In de meeste gevallen betekenen ze voor ons niet veel meer dan kamernummers zonder dat er een gezicht op staat.’ Ze lachte. ‘Schandelijk, niet?’

Sam glimlachte begrijpend. ‘Hoe betaalde hij zijn rekening? Cash? Creditcard?’

‘Geen van beide. De factuur werd aan BGA gestuurd. Die hebben hier een account.’

‘Er kwamen geen telefoongesprekken op voor?’

‘Nee. Dat vroeg de inspecteur van politie ook al.’

‘Wanneer heeft hij uitgecheckt?’

‘Helemaal niet. Hij is er in de loop van vrijdag vandoor gegaan zonder zich aan de balie te melden. Hij nam zelfs de moeite niet zijn koffer mee te nemen.’

‘Wat is ermee gebeurd?’

‘In de bewaarplaats. De politie weet ervan.’

‘Heeft de politie de inhoud gecontroleerd?’

Frieda glimlachte. ‘Tot in de voering, maar voorzover ik weet zonder resultaat. Wilt u hem ook zien?’

‘Nee.’ Als de politie de koffer zo grondig had geverifieerd zou zij ook wel geen aanwijzingen vinden. Dat gebeurde alleen in goedkope politieromannetjes. Daar vond de rechercheur of politiecommissaris steevast de aanwijzing die alle anderen over het hoofd hadden gezien. Ze legde de twee robotfoto's op de balie. ‘Hebt u die al gezien?’

‘Alleen die met de baard.’

‘Bekijk hem nog maar eens.’

Frieda bekeek de afdruk en schudde het hoofd. ‘Het zegt me niets.’

‘Het is niet zomaar een ordinaire dief’, zei Sam. ‘Er is iets meer mee aan de hand.’

‘Wat?’

‘Het is een verkrachter. Als je zijn ogen zou kunnen zien zou je weten wat ik bedoel.’

Frieda zette een leesbrilletje op dat met een kettinkje om haar hals hing en bestudeerde de afdruk opnieuw. Ze schudde het hoofd. ‘Het spijt me.’

‘Weet je het zeker?’

Frieda aarzelde. ‘Misschien is er wel wat gelijkenis met een bodybuilder die in het fitnesscenter van het hotel zijn handen niet kon thuishouden. Zelfde neus. Zelfde ogen, zeg maar. Een echte griezel.’

‘Vertel.’

‘We waren met een zestal meiden aan het turn-squatten, elkaar wat aan het opgeilen. Hij zat aan de latmachine te showen, pumping iron noemt men dat naar ik meen. Je moest hem bezig zien: spierbundels die er als koorden oplagen en zweet dat alle kanten uit spatte. De meiden werden er high van. Je weet hoe het gaat, er werd gegiecheld en geflirt met de ogen. Toen ik naar buiten ging, stond hij me op te wachten. Hij werd meteen handtastelijk.’

‘Wat deed je?’

‘Ik gaf hem een opduvel en maakte me uit de voeten.’

‘Was hij een gast van het hotel?’

‘Nee. Hij logeerde om de hoek in een zusterhotel, het Astoria, in de Korte Herentalsestraat.’

‘Wanneer was dat?’

‘Zo'n zeven weken geleden.’

‘Kent u toevallig ook zijn naam?’

‘Hij had een eenvoudige naam. Wacht even. Onze computers staan in netwerk.’ Ze deed een paar aanslagen en tuurde naar haar scherm. ‘Hier heb ik hem. Erasmus Jacobs. Zuid-Afrikaanse nationaliteit.’ Ze schreef zijn adres en paspoortnummer op een briefje. ‘Hij is er vier dagen geweest. De rekening werd cash betaald.’

‘Geen telefoonnummers op zijn rekening?’

Frieda schudde het hoofd. ‘Tegenwoordig lopen ze allemaal mobiel te telefoneren.’

‘Kun je hem beschrijven?’

Frieda legde haar hoofd in haar nek en dacht na met gesloten ogen. ‘Hij droeg een zwart leren jack. Geen pak. Zwarte baard. Lang zwart haar, lange bakkebaarden, sportief kapsel met scheiding aan de linkerkant.’ Ze opende de ogen. ‘Waarom praat je niet eens met de bagagist?’

‘Waarom hij?’

‘Hij kent het nachtleven hier als zijn broekzak.’

‘Je bedoelt…?’

‘Dat hij de mannelijke klanten van beide hotels die vertier zoeken nogal eens uit de nood helpt.’

Sam begreep wat ze bedoelde. Over heel de wereld vinden escortbureaus en callgirls hun klanten via een bevriende nachtportier of een bagagist.

‘Maar als ik jou was zou ik niet te lang wachten. Het is vandaag zijn laatste dag. Hij heeft de bons gekregen. De directie vond dat de goede naam van het hotel in het gedrang kwam.’

Sam begaf zich naar de bagagist die zich binnen gehoorsafstand, opzij van de draaideur had opgesteld. Ze legitimeerde zich en vroeg of hij een paar vragen wilde beantwoorden in verband met de opsporing van een misdadiger. Hij trok een gezicht of hij azijn had gedronken en gromde dat ze zich maar tot de directie moest wenden, die wist toch alles beter. Ze opende haar handtas en wilde hem een fooi toestoppen maar hij draaide zich om en liep boos weg.

Nou ja.

Maar zijn boosheid was maar schijn. Toen ze wat later naar buiten kwam, stond hij haar om de hoek op te wachten. Ze liet hem de foto van Shmuel Levitts dubbelganger zien en gaf een vage beschrijving van Erasmus Jacobs, maar hij wist kennelijk al om wie het ging. Het vergde evenwel nog een briefje van twintig euro voor hij haar het adres gaf van Marja Rydz, een Pools luxehoertje dat haar actieterrein had in een flatgebouw aan de Van Meterenkaai, op een steenworp van de Antwerpse rosse buurt. Ze gaf hem nog eens tien euro extra om gedaan te krijgen dat hij met haar mobiele telefoon Marja Rydz opbelde en haar vroeg of ze haar te woord wilde staan. Hij deed dat in het Frans met zo'n dreigende faute-de-quoi- ondertoon dat Sam meteen betreurde dat ze hem die dertig euro had gegeven.

Marja Rydz zat op een hoge kruk aan de bar en was bezig met een borsteltje zilverglitter op haar oogleden aan te brengen. Ze droeg een kort hemdjurkje van vuurrode katoen en haar lange, zwarte haar viel steil tot op haar rug. Toen Sam haar de robotfoto's liet zien, wierp Marja er slechts een vluchtige blik op om onmiddellijk weer haar volle aandacht te besteden aan haar toilet. ‘Ken ik niet.’

‘Zijn haar was toen anders. Verzorgder. Scheiding aan de linkerkant. Hij noemde zich Erasmus Jacobs.’

Marja nam een trekje van een sigaret, blies de rook uit door haar neus en leunde tegen de bar. ‘Grondregel van de nering is dat we geen namen vragen.’

Sam was er zeker van dat Marja hem had herkend. ‘De naam zal wel vals zijn’, zei ze. ‘Verleden week pleegde hij een roofoverval in de diamantwijk en hij was betrokken bij een moordaanslag op mijn vader. Hij gebruikte toen de naam van Shmuel Levitt.’

‘Zegt me niets.’

‘Twee dagen later liep ik hem tegen het lijf. Hij probeerde me te verkrachten.’

Marja legde de sigaret op de rand van de asbak waar ze bleef smeulen. ‘Wat wil je weten? Of hij kon klaarkomen? Hoe dikwijls? Bon! Hij bleef uren aan de gang. Un vrai obsedé. Hij kon er niet genoeg van krijgen. Ik had alle moeite van de wereld om hem buiten te krijgen. Oké?’

‘Was hij dronken? Had hij iets gebruikt? Misschien heeft hij in zijn roes dingen gezegd?’

‘Niets. Just straight fucking. Wacht even.’ Marja nam nog een haal van haar sigaret en gooide het peukje vervolgens in de asbak. ‘Hij heeft tussen de bedrijven door getelefoneerd. Eerst probeerde hij met zijn mobiele telefoon en toen dat niet lukte, gebruikte hij mijn vaste toestel. Hij zei dat het een lokaal gesprek was maar achteraf kreeg ik de rekening gepresenteerd.’ Ze liet zich van de kruk glijden en pakte van achter de bar een beige map met facturen. Na wat zoeken liet ze Sam de factuur van de telefoonmaatschappij zien. ‘Veertien euro. Dat is de ellende met klanten van de bagagist. Er is altijd wat mee.’

Sam noteerde het nummer. Het was een internationale verbinding met landnummer zevenentwintig waarvan ze toevallig wist dat dit het nummer van Zuid-Afrika was. Het was het eerste spoor dat de vermeende Shmuel Levitt had achtergelaten. Een kleine misstap die voor Sam een grote stap in de goede richting kon betekenen.

Ze gaf de factuur terug. ‘Bedankt voor je hulp, Marja, reuze bedankt.’

Haar Nokia trilde terwijl ze de trap afliep. Ze drukte op de gesprekstoets.

‘Sammy?’

‘Harry? Ben je al terug?’

‘Jawel, hoor. Met Mach 2 over de oceaan. Sneller dan het geluid. In de tijd dat de flight-attendant je glas vult met champagne leg je zestien kilometer af.’

‘Niet overdrijven, Harry.’

‘Echt. Nooit gehoord van de Concorde?’

‘Ach ja. Dat was ik vergeten. Maar had ik niet gelezen dat de Concorde sinds de crash in mei 2000 in de buurt van Parijs uit dienst was genomen?’

‘Dat klopt. Maar Air France en British Airways hebben een paar toestellen geüpdatet en wilden het opnieuw supersonisch proberen. Dit was de maidentrip.’

‘Hoe was het?’

‘Spannend. Ik weet nu hoe een testpiloot zich moet voelen.’

‘Weer eens wat anders. Waar ben je nu?’

‘In Antwerpen. Bij de Hoge Raad voor Diamant. Kun je even komen? Ik zit in het kantoor van Steve Maartens.’

‘Wat is er aan de hand?’

‘We hebben een reactie op de oproep tot getuigen.’

‘Betrouwbaar?’ De afgelopen week waren er tientallen waardeloze meldingen binnengekomen, zoals altijd als er een belangrijke beloning wordt uitgeloofd.

‘Deze wel. Daarom hebben we je nodig. We willen niets beginnen zonder jou erbij.’

‘Goed. Ik kom zo. Intussen kun jij voor mij iets uitzoeken.’

‘Zeg maar.’

‘Ik wil de abonnee kennen van het nummer waarmee een zekere Erasmus Jacobs op donderdag 26 april van dit jaar gebeld heeft vanuit een penthouse aan de Van Meterenkaai in Antwerpen.’

‘Wie is Erasmus Jacobs?’

‘Een Zuid-Afrikaan die volgens de receptioniste van het Carlton Hotel erg op de dader gelijkt. Eind april logeerde hij gedurende vier dagen in Hotel Astoria. Hij was daar vermoedelijk om de operatie van juni voor te bereiden.’

‘Weet je naar welk land hij belde?’

‘Het landnummer is zevenentwintig. Dat is volgens mij Zuid-Afrika.’

‘Goed. Laat maar horen.’

Ze dicteerde het nummer.

‘Het netnummer hoort alvast bij Johannesburg’, zei Henry al schrijvend.

‘Misschien hebben we dit keer mazzel’, antwoordde Sam.

God, ja, Mazzel. Het arme dier zat al de hele dag alleen.

‘Hoor eens, Harry. Binnen een halfuur ben ik bij jou. Ik loop eerst even thuis langs om Mazzel een knuffel te geven en te kijken hoe hij het stelt.’

‘Mazzel is niet de enige die een knuffel kan gebruiken’, zei Harry en hij slaagde erin een verleidelijk lachje te laten horen.