24

Tamara lachte niet toen ze Jacobs voor de deur zag staan, tenzij je de flauwe beweging om haar mondhoeken een glimlach wilde noemen. Ze had veel van haar jeugd ingeboet, ze was wat dikker en bleker, met een overmaat van sproeten in het witte vlees van haar bovenarmen, maar in Jacobs' ogen was ze nog altijd de schoonheid uit zijn adolescentie.

‘Wat zie jij eruit’, zei ze. ‘Het lijkt wel of je de nacht in de goot hebt doorgebracht.’

Hij stonk. Hij rook het zelf. ‘Ik was in het buitenland. Ik ben sinds gisteren onderweg.’

‘Nou. Een volgende keer heb ik liever dat je eerst een douche neemt en je verschoont voor je op bezoek komt.’

‘Dat kon ik niet. Mijn woning is vernield.’

‘O.’

Ze trok de deur verder open en liet hem binnen. Hij zette zijn koffer neer. ‘Krijg ik geen zoen?’

Ze gaf hem een vluchtige zoen op de wang. Toen hij zijn armen om haar heen wilde slaan, wendde ze zich af. ‘Je bent welkom, maar haal je niets in je hoofd.’

Hij wierp een blik om zich heen. ‘Ben je alleen?’

‘Ja. En naar ik hoop voor lange tijd.’

‘Waarom?’ vroeg hij strijdvaardig. ‘Heeft iemand je wat misdaan?’

‘Begin nou niet weer, Era.’

‘Oké, ik zeg niets.’ Vijf jaar geleden had hij een van haar gewezen minnaars die haar niet met rust liet in het ziekenhuis geslagen. Het had hem drie maanden voorwaardelijk gekost. Hij keek om zich heen. ‘Je woont mooi.’

‘Ja. Maar niet meer voor lang.’

‘Hoezo?’

‘Het is de woning van mijn ex-vriend. Volgende week moet ik eruit.’

Hij volgde haar naar een imposante woonkamer met banken en fauteuils voor een reusachtig flat-screen tv-scherm en ramen die een weids uitzicht boden op een bloemrijke tuin. ‘Hoe komt het? Je had immers Silk Stocking? Dat liep toch lekker?’

‘Het ging al een tijdje slecht. Ik kon met moeite mijn hoofd boven water houden. Toen bovendien de zaak vorige week werd overvallen, deed dat de deur dicht. Letterlijk en figuurlijk.’ Ze raakte opgewonden bij de herinnering. ‘Twee Afrikaners uit Kaapstad. Gewezen oproerpolitie uit de dagen van apartheid. Ze hebben alles vernield. Ik begrijp er niets van. Ze waren niet eens op geld uit.’

‘Op wat dan wel?’ Jacobs hield haar zijn bijna lege pakje Stuyvesant voor. Ze schudde het hoofd. ‘Weet ik veel. Ze moeten zich van adres vergist hebben. Met de groeten van de Griek, zeiden ze voortdurend.’ Ze zweeg en keek hem achterdochtig aan. ‘Enig idee wie ze daarmee bedoelen?’

Hij trok een schijnheilig gezicht. ‘Waarom zou ik?’

‘Ja, waarom? Ik heb je in geen jaren gezien en nu opeens sta je daar. Wat brengt je naar hier?’

‘Wacht tot ik je de ware reden vertel’, zei hij. Hij verkneukelde zich. ‘Je zult nogal ogen opzetten.’ Onwillekeurig keek hij omlaag. De hele tijd had hij zich ervan weerhouden naar haar benen te kijken hoewel hij zich sterk bewust was dat ze weer een van die korte rokjes en buitenissige panty's droeg, deze keer een witglanzende panty met klavertjesmotief die haar nog altijd mooi gevormde benen nog meer tot hun recht liet komen.

‘Die reden van jou kan ik zo ook wel raden’, zei ze uit de hoogte. ‘Je hebt nooit je handen kunnen thuishouden. Dat heb je van pa.’

‘Ik doe heus niks’, protesteerde hij.

‘Het is je geraden.’ Er verscheen nu toch een mildere uitdrukking op haar gezicht. ‘Maar kom. Ik ben blij dat je er bent. Heb je al gegeten?’

Opeens voelde hij hoe hongerig hij was. ‘Ik rammel van de honger’, bekende hij. ‘Ik heb sinds vanmorgen op het vliegtuig niets meer tussen de tanden gehad.’

‘Dat dacht ik al. Goed. Terwijl jij een douche neemt en andere kleren aantrekt, zal ik iets voor je klaarmaken voor je het in je hoofd haalt je tanden in mij te zetten.’

Ze wees hem zijn kamer en liet hem alleen. Hij maakte zijn zakken en de voering van zijn jasje leeg en spreidde alles uit op het mahoniehouten schrijftafeltje. In bankbiljetten lag er bijna dertigduizend dollar en nog eens een paar duizend rand. In de asbak van Venetiaans glas lag een geslepen diamant die hij speciaal voor Tamara apart had gehouden. De edelsteen was evenveel waard als al de rest.

Daarnaast lag de P88 met een reservemagazijn. Het reservemagazijn bevatte veertien hollow-points. In de volksmond werden dat dumdumkogels genoemd. De hollow-point scheurt bij inslag gemakkelijk uit elkaar en veroorzaakt enorme schotwonden. Als er nog iemand groeten van de Griek wilde brengen, zou hij hem het antwoord niet schuldig blijven.

Ze zaten op terrasstoelen in de tuin, naast het met lampions verlichte zwembad, en dronken gekoelde cognac met cocacola, een barbaars Zuid-Afrikaans gebruik. De terrasvormige tuin achter het zwembad geurde naar bloemen en ademde rust uit.

‘Je hebt toevallig niet wat weed in huis?’

‘Heb ik afgeschaft’, zei ze. ‘Je kent de stepping-stonetheorie: partydrug, joint, softdrug, harddrug. In het nachtleven kun je je dat niet permitteren.’

Hij draaide de cognac rond in zijn glas en keek er glimlachend naar. ‘Weet je nog die avond toen we een fles Castle leegdronken en samen een joint rookten?’

Ze knikte. ‘Het begin van het oproer tegen de huistiran. Om hem op de kast te jagen, ging ik in een bar werken. Het oriënteerde mijn leven.’

Hij slikte. ‘Was het ook om die reden dat je die avond naar mijn kamer kwam?’

‘Ook.’

Het drong niet tot hem door dat ze hem wilde sparen, hij bleef glimlachen. ‘Het oriënteerde ook mijn leven, Tamara. Ik heb je nooit meer uit mijn hoofd kunnen zetten.’

‘Had je gedacht.’

‘Echt. Ik heb nooit meer van iemand gehouden. Ik heb vrouwen genaaid, dat wel. Honderden. Urenlang. Misschien wilde ik op die manier wraak nemen omdat ik jou niet meer kon hebben.’ Hij vertelde er niet bij hoe hij sommige vrouwen had vernederd. Tot gemeenschap had gedwongen.

Ze volgde met haar ogen de twinkelende lichtjes van een straalvliegtuig aan de open hemel op weg naar Londen of Parijs.

‘Onzin’, zei ze.

‘Wat?’

‘Wat ik zeg: gelul. Het heeft er geen barst mee te maken.’

Hij pakte zijn glas en dronk ervan. ‘Heus wel.’

Ze keek hem aan, in haar ogen een vreemde mengeling van bitterheid en affectie. ‘Zal ik je zeggen wat het is? Het zit hem in de genen. Je bent sprekend je pa. Twee druppels water zijn jullie: zelfde neus, zelfde nek, zelfde ogen. En je bent even gestoord. Zoals bij hem draait ook bij jou alles om seks.’

Hij grinnikte. ‘Misschien wel.’

‘En jullie hebben dezelfde obsessie.’

Hij dronk opnieuw en vulde zijn glas bij. ‘Obsessie?’

Ze knikte. ‘Het belachelijke idee-fixe dat we nazaten zijn van de Erasmus Jacobs die de eerste diamant vond in Zuid-Afrika. Dat alles wat in The Big Hole opgedolven werd van ons is.’

Hij likte zijn lippen. ‘Stamgoed. Erfgoed dat niet uit het geslacht mocht worden vervreemd.’

‘Erfgoed?’ Ze lachte spottend. ‘Erfzonde lijkt me een juister woord.’

‘Stamgoed en bloedrecht’, hield hij koppig vol. ‘Pa rechtvaardigde het in zijn testament.’

‘Waar heb je het over? Zijn afscheidsbrief? Kom nou, Era. Dat was een maledictie, een vervloeking. Als je niet oppast zul je eindigen zoals hij: op het schavot.’

Hij verborg zijn plezier. ‘Maak je om mij geen zorgen, zus. Misschien slaag ik wel, daar waar hij faalde.’

‘Ja. Misschien bekeert de paus zich tot de joodse leer.’

Hij stond op.

‘Waar ga je naartoe?’

Hij grinnikte. ‘Even naar de plee.’

Toen hij terugkeerde zat ze met haar rug naar hem toe te roken. Hij spreidde de dollars en rands uit over het lage tafeltje. In het diffuse licht van de lampions kregen de biljetten een sacrale glans.

‘Tamara, kijk.’

Ze draaide zich om, keek hem aan, volgde de blik van zijn ogen, bukte zich, betastte met haar vingertoppen het geld, en keek weer op. Ze was een meester in het verbergen van haar gevoelens.

‘Het lijkt echt.’

‘Het is echt.’

Ze zei niets en blies een rookwolk uit.

‘Het is voor jou.’

‘Zo.’

‘Je kunt er een eigen huis mee kopen. Dan ben je van niemand meer afhankelijk.’

‘Misschien wil ik het niet. Het stinkt.’

‘Geld stinkt niet, zus. Geld is macht.’

‘Niet voor sukkels’, zei ze schamper. ‘Die worden gehangen omdat ze er niet in slagen er genoeg van te bemachtigen.’

‘Ik ben wel geslaagd, zus.’ Hij zei het zonder ironie of overmoed. ‘Zal ik het bewijzen?’

‘Doe maar.’

Hij ging zitten. ‘Steek je hand uit.’

‘Je bent gek’, zei ze, maar ze stak haar hand uit.

Met duim en wijsvinger viste hij de diamant uit het borstzakje van zijn hemd en legde hem in haar handpalm. ‘Edelsteenkwaliteit’, zei hij. ‘Loepzuiver. Millennium cut. Hij is meer waard dan al het geld hier op tafel.’

De diamant fonkelde in het licht van de lampions.

Tamara kon dit keer haar opwinding niet verbergen. ‘Hij is magnifiek’, zei ze eerbiedig.

‘Je mag hem hebben. Ik heb hem speciaal voor jou apart gehouden.’

‘Dank je.’ Ze boog voorover en kuste hem op de lippen. Hij raakte onmiddellijk opgewonden, maar wist zich te beheersen. Tamara fronste de wenkbrauwen. ‘Wat bedoelde je met apart gehouden?’

‘Dat dit niet de enige is, Tamara. Ik ben nu stinkend rijk. Veertien miljoen dollar, dat is meer dan negentig miljoen rand. Ik ben bereid alles met je te delen als…’

Ze legde een hand op zijn mond. ‘Wacht’, zei ze. ‘Niet alles tegelijk. Laten we er eerst op drinken.’ Met bewegingen die jarenlange routine verrieden, vulde ze hun glazen met cognac en goot er wat ijskoude cola bij uit een thermoskan. Het glas van Jacobs bevatte meer cognac dan cola, de verhouding in haar glas was omgekeerd. ‘Proost, broertje. Op je fortuin.’

‘Ons fortuin.’

Ze dronken. Tamara zette haar glas neer en trok haar stoel dichterbij. Ze legde een hand op zijn knie en hield die daar. ‘Vertel, Era.’

Drinkend en kettingrokend vertelde hij haar het hele verhaal. Ze wist reeds alles over zijn baan bij Christofer en zijn mislukte huwelijk, dat kutwijf dat hem berooid had achtergelaten, zodat hij gedwongen was voor Christofer af en toe een extra karwei op te knappen om zijn schuldeisers van het lijf te houden. Hij vertelde haar hoe hij in de gevangenis was terechtgekomen en daar op het idee was gekomen de gelijkenis met Shmuel Levitt in zijn voordeel aan te wenden, hoe hij erachter kwam dat de diamantair in Antwerpen met wie Levitt handelde een afstammeling was van de Rawstorne die hun voorvader had beroofd. ‘Zo zie je maar dat er zoiets bestaat als lotsbeschikking, Tamara.’ Ze knikte dat ze hem begreep en moedigde hem aan met een kneepje in zijn knie. Vermomd als orthodoxe jood was hij erin geslaagd de grootste diamantroof aller tijden te plegen. ‘Het stond in de sterren geschreven, Tamara. Daarom moest ma met een orthodoxe jood trouwen. Zevenduizend driehonderd eenenveertig was de geheime code om weer naar buiten te komen. Om te gieren, nee? Die code kreeg ik van een Georgische jood in Antwerpen die in bloeddiamant handelt en mij door Christofer was aangebracht. Hij zou mij helpen weg te komen, maar probeerde me te vermoorden. Hij wilde alles voor hem alleen. Het was hij of ik, Tamara. Bloedrecht, begrijp je? Christofer was daar niet gelukkig mee.’

Tamara nipte nadenkend aan haar drankje. ‘Klopt het dat je me ooit hebt gezegd dat Christofer een uitlander is?’

‘Dat klopt. Hij is een Griekse immigrant.’

‘Dan is hij dus de Griek die mij de groeten liet brengen?’

Jacobs knikte. Zijn hoofd tolde. Hij had te veel gedronken. ‘Hij had de hele operatie gefinancierd en dacht dat ik hem zijn deel door de neus wilde boren. Hij wilde mij treffen via jou, begrijp je? Hij heeft de echte Levitt uit de weg geruimd, zodat ik vrij baan kreeg. Hij…, hij…’ Jacobs haspelde alles door elkaar.

‘Rustig, Era.’ Ze legde een hand op zijn hoofd alsof ze hem door handoplegging tot rust wilde brengen.

‘Ik heb zopas met hem gesproken. We zijn het weer eens. Hij krijgt zijn deel. Hij zal zorgen dat de Georgische maffia ons met rust laat.’

‘Hij belazert je.’

‘Waarom? Hoe weet jij dat?’

‘Blijf hier.’ Tamara verdween in de woonkamer en kwam terug met een exemplaar van de Daily Mail & Guardian. ‘Je bent een beroemdheid geworden’, zei ze en ze liet hem een artikel zien waarvan de titel luidde: Zuid-Afrikaanse diamanthandelaar ten onrechte verdacht in Antwerpen. Een foto van de echte Shmuel Levitt illustreerde het artikel. Hij probeerde het te lezen maar de letters dansten hem voor de ogen.

Tamara nam hem de krant uit de handen. ‘Christofer heeft Levitt niet uit de weg geruimd’, verklaarde ze. ‘Levitt ligt in een ziekenhuis aan de Garden Route en herstelt van een levertransplantatie. Waarom moest hij dood?’

‘Christofer wilde het zo. Hij mocht wat mij betreft in leven blijven. Hij moest wel lang genoeg uit circulatie genomen worden om de speurhonden op een dwaalspoor te brengen.’

‘Met Christofer moet je op je tellen passen. Wat heb je met de diamanten gedaan? Heb je ze verkocht?’

Hij schudde het hoofd. ‘Nog niet. Misschien laat ik dat wel aan hem over. Hij kent mensen in het milieu en kan betere prijzen bedingen.’

Ze vulde zijn glas bij. ‘We zullen zien. Intussen moeten we zorgen voor een veilige bergplaats voor de diamanten.’

‘Heb ik al. Je raadt nooit waar.’

‘Als het maar niet in een bankkluis is. Je weet dat de overheid de lijst van huurders van kluizen mag inkijken.’

‘Wees gerust. De diamanten zitten diep…’

Met twee vingers op zijn lippen belette ze hem zijn geheim te verraden. ‘Ik wil het niet horen, Era. Het is jouw geld, jouw geheim.’ Ze trok hem overeind en kuste hem op de lippen. ‘Pa zou trots op je zijn, broertje.’

Hij wankelde alsof zijn benen hem niet meer konden dragen. Dit was de ultieme beloning. Ze zouden samen naar bed gaan. Hij zou weer haar volmaakte billen voelen, hij zou zijn zaad in haar buik planten. Tamara trok hem bij zijn hemd naar zich toe. ‘Laten we dansen’, zei ze.

Opeens was er muziek. Ze dansten en vierden feest. De nacht hing als een blauwzwart dak boven hun hoofd, vol met fonkelende diamanten die ze een voor een zouden verpatsen. Later bracht ze hem naar zijn kamer. Hij kleedde haar uit, of zij hem, zijn geest was een caleidoscoop van wisselende in elkaar schuivende beelden die geen onderscheid meer kende tussen naakte werkelijkheid en werkelijke naaktheid.

Later, nadat hij als een blok in slaap was gevallen, zat Tamara nog een lange tijd op het terras. Ze was volkomen nuchter. In de nachtclubs had ze geleerd hoe je klanten tot grote consumpties moet verleiden zonder zelf dronken te worden. Ze rookte, dronk koffie en dacht na. Dat Era zijn onverwachte rijkdom met haar wilde delen, kwam als een geschenk uit de hemel. Ze had haar buik vol van het nachtleven. Ze had zich nooit laten betalen om te neuken maar in feite was ze evengoed een hoer. Omdat ze het financieel niet alleen kon rooien, trok ze in bij mannen van wie ze niet hield en ze liet zich door hen gebruiken. Dat kon net zo goed met Era. Ze had wat dat betreft geen scrupules.

Er was maar één probleem.

Ze geloofde niet dat het in de sterren geschreven stond dat Era rijk en machtig zou worden. Hij was een tandeloze vos die kippen telde in zijn dromen. Hij was de sukkel die gehangen werd als hij die droom probeerde waar te maken. Voor de Griek en zijn Georgische handlangers zou hij een gemakkelijke prooi zijn. Ze zouden hem opsluiten en martelen tot hij het geheim van zijn bergplaats zou prijsgeven en dan zouden ze zijn verminkte lijk dumpen op een van de vele afvalbergen van verlaten goudmijnen rond Johannesburg.

Toen ze ten slotte naar bed ging, wist ze wat haar te doen stond. Ze zou Era tegen zichzelf in bescherming nemen en tegelijk zou ze er zelf beter van worden.

Era sliep nog als verdoofd toen ze de volgende ochtend om tien uur in shorts en T-shirt op het terras verscheen. Ze pakte het exemplaar van de Daily Mail & Guardian dat ze de vorige avond aan Era had laten zien en vouwde de krant open. Onder het artikel over de diamantroof in Antwerpen vond ze de annonce.

Op haar eigen mobiele telefoon toetste ze het nummer in dat in de annonce vermeld stond. Na drie keer bellen hoorde ze een klik en vervolgens de zakelijke stem van een vrouw. ‘Dit is het speciale telefoonantwoordapparaat van Lloyd's of London in Johannesburg. Als u inlichtingen wilt verschaffen over de diamantroof van 15 juni in Antwerpen geef dan na de piep uw naam of het telefoonnummer waar we u kunnen bereiken. Anonimiteit is gegarandeerd. Voor inlichtingen die leiden tot het terugvinden van de gestolen waar kan de beloning oplopen tot een half miljoen dollar.’

Piep.

‘Ik weet de bergplaats van de diamanten,’ zei ze, ‘maar ik verlang waarborgen. Als je bereid bent erover te praten, plaats dan een nieuwe annonce.’

Ze wilde de verbinding verbreken toen een mannenstem tussenbeide kwam. ‘Ik ben Arthur Grooves van Diamond Security’, zei hij. ‘Ik vertegenwoordig de verzekeringsmaatschappij en de Hoge Raad voor Diamant in Antwerpen die de beloning hebben uitgeloofd. Welke waarborgen wilt u?’

‘De beloning moet vooruit betaald worden in de Dominicaanse Republiek of in Costa Rica op een geblokkeerde rekening die vrijkomt zodra bewezen is dat de diamanten terecht zijn.’

‘Ik vermoed dat dat kan, maar daar moet ik wel eerst Antwerpen over consulteren.’

‘Wanneer weet u iets?’

‘Vanmiddag al. Ik heb zo meteen een afspraak met Samuela Keizer van de Hoge Raad voor Diamant die in verband met deze zaak speciaal uit Antwerpen is overgevlogen.’

‘Ik bel morgen terug.’

‘Wacht even. Hoe weet ik dat het u ernst is?’

‘De geheime code om in Antwerpen het pand te verlaten was zeven drie vier een.’

‘Kan ik u terugbellen?’

‘Nee. Ik zal u zelf opbellen.’

‘Waarom niet meteen een afspraak maken voor vanmiddag? Sam Keizer zal erbij zijn. Om drie uur in Kapitans Café in Kort Street. Ik ben zwart. U herkent mij aan mijn leren bomberjack. Akkoord?’

Tamara was opeens een en al zenuwen. ‘Akkoord’, zei ze. ‘Maar zeg haar dat er nog andere kapers op de kust zijn. Dat ze achter het net zal vissen als ze niet snel over de brug komt.’

Met een driftige beweging schakelde ze het toestelletje uit.

Era stond met bloeddoorlopen ogen in de deuropening van het terras. Hij liep wankelend naar een stoel en liet zich neervallen. ‘Wie zal er achter het net vissen?’ vroeg hij.