13

Sam Keizer zat al vanaf kwart voor tien op een harde, houten bank in een tochtige gang van het gerechtshof in Antwerpen. Het was nu kwart voor elf. Ze stond op en liep naar het hokje van de gerechtsbode aan het begin van de gang. De bode was een vrouw van rond de veertig. Ze had kort gepermanent haar en haar postuur was zo gezet dat de boordjes van haar mouwen strak stonden. Voor haar mond hield ze een mobiele telefoon. Ze had vampierachtige, bloedrode kunstnagels aan haar vingers.

De deur van het hokje stond open. Sam ging naast haar staan. Ze stond op hoogstens een halve meter afstand maar de bode schonk haar geen blik waardig. Sam schraapte haar keel. De bode wendde zich af en praatte voort. Het had te maken met een uitstapje naar de Ardennen en de keuze van het hotel.

‘Mag ik u even storen?’ vroeg Sam.

Met een vernietigende blik zei de bode: ‘U ziet toch dat ik bezig ben.’

De ambtelijke arrogantie van de gerechtsbode was voor Sam te veel. Zonder haar een antwoord te gunnen, stevende ze in de richting van de uitgang. Nog voor ze zo ver was, hoorde ze het slot van de dubbele klapdeur dichtklikken.

‘Hé, mevrouw! U kunt hier niet zomaar weglopen.’

Sam draaide om. ‘O, nee? Ben ik dan onder arrest?’

‘Nou, u bent ontboden.’

‘Om tien uur. Het is nu kwart voor elf. Ik moet weg.’

‘U moet wachten. De commissaris is bezig.’

‘Dat zal wel. Bel hem dan en zeg dat ik niet kan blijven. Mijn vader ligt in het ziekenhuis en ik wil hem niet de hele dag alleen laten.’

De bode aarzelde. In haar ogen waren al wie niet tot de rechterlijke macht behoorde boosdoeners of tweederangsburgers en ze werd niet genoeg betaald om zich door hen de les te laten lezen. Aan de andere kant zag deze vrouw er niet naar uit dat ze een confrontatie uit de weg zou gaan. Tegen haar zin legde ze haar gsm-toestel opzij en pakte de hoorn op van haar diensttoestel. Vijf minuten later zat Sam tegenover Eerstaanwezend Commissaris 1e klasse van de Geïntegreerde Gerechtelijke Politie Luc Verleyen. De inrichting van zijn kantoor was niet in overeenstemming met zijn vormelijke titel. Het stalen meubilair vertoonde krassen en de verf aan het hoge plafond bladderde af. Een tafeltje achter zijn bureau lag bedolven onder stapels dossiers van een halve meter. De portretten van koning Albert en koningin Paola boven zijn hoofd hingen scheef.

De commissaris maakte een aantekening in het dossier dat voor hem lag. Hij herlas wat hij geschreven had en liet haar net lang genoeg wachten om goed tot haar te laten doordringen dat hij haar een gunst had bewezen door haar zo snel te willen ontvangen en dat zijn heerschappij over personen of zaken onaantastbaar was. Hij droeg een zwarte sweater met een gekreukeld overhemd eronder, het verplichte uniform in het bolwerk van de linkse regerende intellectuelen. Op zijn bureau lag een pijp, wat eigenlijk een grove inbreuk was op de traditie van de zelfgerolde sigaret van zijn soortgenoten. Sam staarde over zijn schouder naar een poster van Humo waarop een jeugdige Vrouwe Justitia een opdringerige advocaat van zich afschudde. De commissaris keek op en volgde haar blik. Hij dacht dat ze naar het wat povere meubilair keek. ‘Het is maar een tijdelijk verblijf’, zei hij. ‘Mijn eigen kantoor wordt gerenoveerd.’

Sam knikte. Het zou haar een zorg zijn. ‘Ik kan niet lang meer blijven, meneer Verleyen. Ik heb abba al te lang alleen gelaten.’

Hij pakte de pijp op en keek ernaar. ‘Ik hoor dat het ergste gevaar geweken is.’

‘Ja, godzijdank.’

‘Nog geen nieuws van uw broer?’

‘We hebben een oproep gedaan via de citizens band en de lokale radio in de Western Territory.’

De commissaris trok een laatdunkend gezicht. ‘Maar zonder gevolg, neem ik aan?’

De blijk van ongeloof deed Sam besluiten niet te zeggen dat Henry onderweg was naar Australië. Als hij onverrichter zake zou terugkeren, zou dat de verdenking tegen haar broer alleen maar doen toenemen. Ze beperkte zich tot: ‘We hebben goede aanwijzingen over de plaats waar hij zich bevindt.’

‘Wie zijn we?’

‘Berneman & Partners. Een juristenkantoor in New York dat veldonderzoek doet voor de CIA en de DEA. Ik werk voor hen als zelfstandig agent.’

‘Hm. Weet u zeker of uw broer nog in Australië is?’

‘Nee, commissaris. Maar als de directeur van het laboratorium voor genetische biologie van de Universiteit van Sydney me zegt dat hij op trektocht is in Western Australia heb ik geen reden om eraan te twijfelen.’

‘Maar aan de getuigenis van de wagenkruier van Garage Vesting hecht u dan weer geen geloof. Volgens hem heeft uw vader zelf gezegd dat hij zijn auto kwam halen in het gezelschap van uw broer.’

‘Hij kan het verkeerd verstaan hebben.’

‘En de overbuur die uw broer heeft herkend, heeft zich eveneens vergist?’

Sam raakte geïrriteerd door de zelfingenomen manier van doen van de commissaris. ‘Er zal wel een logische verklaring voor zijn, commissaris. Ik heb trouwens een theorie.’

De commissaris stak de steel van de uitgedoofde pijp tussen zijn tanden en leunde achterover in zijn stoel. ‘Ik luister.’

‘Omstreeks dezelfde tijd als de ontvoering van abba had bij Blue Ground of Antwerp in de Diacem Building een roofoverval plaats. Over de omstandigheden en de dader of daders is slechts weinig bekend.’

‘Het is niet altijd in het belang van het onderzoek alles aan de grote klok te hangen.’

‘Ik had vanmorgen een gesprek met Steve Maartens van de Hoge Raad voor Diamant. Kent u hem?’

‘Vaag.’

‘Hij is director operations, verantwoordelijk voor de veiligheid. Volgens hem is de dader van de roofoverval bekend. Zijn naam is Shmuel Levitt, een Zuid-Afrikaanse diamanthandelaar uit Kaapstad. Hij is chassied.’

‘Nou, en?’

‘Chassidim kleden zich in lange, zwarte jassen en…’

‘…daaronder zijden kuitbroeken en strakke witte kousen.’

‘Niet allemaal. Dat hangt af van de groep waartoe ze behoren. Soms dragen ze onder de jas een zwart pak. Seculiere of niet-orthodoxe joden noemen hen vaak shvartes. Dat is Jiddisch voor zwarten. Of frummer, wat dan weer Jiddisch is voor vrome.’

‘Maak het kort, alstublieft.’

‘Omstreeks hetzelfde tijdstip werd in de Vestingstraat op bevel van de lokale politie van Zone Centrum een minivan weggesleept die voor de deur van mijn vader in overtreding stond. Ik denk dat dat de vluchtauto was van de overvaller. Toen hij naar buiten kwam nadat hij zijn slag had geslagen en zag dat zijn auto verdwenen was, raakte hij in paniek. Hij verschafte zich toegang tot het dichtstbijzijnde huis. Mogelijk stond abba op de uitkijk tot wanneer de bestuurder van de minivan zou opdagen. Kijk.’ Ze liet hem het memootje zien met het adres van het wegsleepbedrijf. ‘Abba was volledig te goeder trouw. Hij had het adres opgeschreven waar Levitt zijn auto kon terughalen.’

Verleyen legde zijn pijp neer en bestudeerde het briefje.

‘Abba wist dat de bestuurder van de minivan een shvarte was. Dat heeft hij me zelf gezegd.’

De commissaris legde het memootje op het dossier dat voor hem lag.

‘En? Wat is de conclusie?’

‘Dat de man met baard die de roofoverval bij Blue Ground of Antwerp pleegde en de man die in ons huis binnendrong één en dezelfde is. Hij schoor in onze badkamer zijn baard af en werd zo de man zonder baard die in het gezelschap van abba ons huis verliet. Zijn identiteit is bekend: Shmuel Levitt, een Zuid-Afrikaanse orthodoxe jood.’

De telefoon op het bureau begon te bellen. De commissaris nam op. ‘Commissaris Verleyen.’ Er viel een stilte en toen: ‘Nu niet. Geef hem maar aan inspecteur Callewaert.’ Hij legde neer, maakte een aantekening op een blocnote naast de telefoon en keek op. ‘Hebt u soms ook een pasklare oplossing voor de rol van uw broer in deze affaire?’

Sam verstrakte. ‘Mijn broer speelt hier helemaal geen rol. Hij is met vakantie.’

‘Ongetwijfeld. Maar waar? Afgaande op wat uw vader heeft gezegd is hij in Antwerpen.’

Sam klemde haar lippen op elkaar. ‘Ik zei al dat dat op een misverstand berust. Dat zal blijken zodra abba verhoord kan worden.’

‘Misschien’, zei Verleyen met een lome glimlach. ‘Maar in uw plaats zou ik er niet te veel op rekenen.’

‘Waarom niet?’

‘Retrograde amnesie. Slachtoffers van een zwaar ongeval of een schietpartij herinneren zich achteraf weinig van de gebeurtenissen kort voor het ongeval. Soms herstelt het geheugen zich na genezing, maar lang niet altijd. Bij een verdachte is het soms moeilijk uit te maken of het geheugenverlies echt is of geveinsd.’

Sam was even van haar stuk gebracht. ‘Bedoelt u dat abba bij de verdachten wordt gerekend?’

‘Dat heb ik niet gezegd.’

‘Maar u bent het eens met mijn theorie?’

‘Ze is niet onaardig, maar jammer genoeg onjuist.’

‘Waarom?’

‘Omdat we bewijzen hebben dat Shmuel Levitt, de dader van de roofoverval bij BGA, en de man die in uw huis is geweest en uw vader zou gegijzeld hebben twee verschillende personen zijn.’

Sam keek verbluft. ‘Bewijzen? Welke?’

‘Vingerafdrukken.’

‘Wilt u daarmee zeggen dat die niet overeenstemmen?’

‘Zonder enige twijfel. Levitt heeft amper vingerafdrukken achtergelaten. Toen hij binnenkwam zorgde hij ervoor niets aan te raken en hij trok handschoenen aan zodra hij in actie kwam. Maar hij beging een flater, zoals vaak gebeurt. Hij gebruikte zijn eigen ballpoint, een Parker Jotter, maar vergat die mee te nemen toen hij ervandoor ging. Zowel aan de buitenkant als op de cartridge van binnen vonden we zijn vingerafdrukken. Ze stemmen niet overeen met de vingerafdrukken die we bij u thuis vonden.’

‘Niet erg slim van hem.’

‘De perfecte misdaad is nog niet voor vandaag. Gelukkig maar.’

Sam reageerde teleurgesteld. ‘Weet u zeker dat de Parker van Levitt was?’

‘Zijn naam stond in de schacht van de pen gegraveerd. Zijn slachtoffers zagen hem de pen gebruiken.’

‘Moet u om helemaal zeker te zijn niet ook nog een DNA-vingerafdruk nemen?’ vroeg Sam.

‘De techniek van de dactyloscopie bood in dit geval voldoende zekerheid.’

‘Maar u kunt toch het patroon van hun DNA-structuren identificeren aan de hand van speeksel, sperma of een haar? In abba's badkamer heeft hij genoeg plukken haar achtergelaten. Ook in het kantoor van BGA zal Levitt wel een paar haartjes verloren hebben. Het volstaat die twee met elkaar te vergelijken.’

‘In de gegeven omstandigheden was dat overbodig.’

‘Maar…’

‘Mevrouw Keizer.’ Verleyen moest diep ademhalen om zijn kalmte te bewaren. ‘Een DNA-onderzoek is peperduur. We hebben daar amper een budget voor. We leven in België, een landje van een voorschoot groot, met zeven parlementen, zes regeringen, achtenvijftig ministers en staatssecretarissen en vijfhonderd drie parlementsleden. Om nog niet te spreken over de tien overbodige provincieraden, de wafelijzerpolitiek, de geldtransfers van de Vlaamse naar de Waalse gemeenschap en de dotatie aan de hele koninklijke familie. Er moet ergens bezuinigd worden.’

Het lag Sam op de tong te antwoorden dat ze van een dienaar van de rechterlijke macht meer respect had verwacht voor de twee andere machten in de staat, maar met een gebaar van zijn hand legde de commissaris haar het zwijgen op. Uit een dossier op het tafeltje achter hem trok hij een op gewoon papier geprinte foto. ‘Kent u die man?’

Ze bestudeerde de foto. Dit was hem dus. De chassied die de oorzaak was van alle ellende. Zwarte hoed. Felle ogen achter een bril met dikke glazen. Brede gebogen neus. Dik haar dat onder de hoed uitkwam en van de bakkebaarden overging naar een ruige baard. Alle chassidim hadden donkere, grijze of rossige baarden en daardoor kregen hun gezichten iets gelijkvormigs zodat ze moeilijk uit elkaar te houden waren. Ze schudde het hoofd. ‘Nee.’

‘Weet u het zeker?’

‘Ja.’ Ze hield de foto een eindje van zich af. ‘Als ik u was zou ik een tweede robotfoto laten maken zonder hoed, bril en baard.’

‘Misschien later. Nu zou het alleen maar verwarring creëren. Voorlopig laten we alleen deze foto in de diamantwijk circuleren.’

‘Kan ik ook een exemplaar hebben?’

‘U mag deze kopie behouden. Maar ik verwacht van u dat u me vandaag nog een recente foto van uw broer bezorgt.’

‘Akkoord. Ik heb nog een verzoek.’

‘Ga uw gang.’

‘De gedelegeerd bestuurder van BGA, een zekere Rawstorne, heeft bij zijn verzekeringsmaatschappij een eis tot schadevergoeding ingediend van om en nabij de veertien miljoen dollar. Vanmorgen werd ik door Lloyd's of London gevraagd die claim te onderzoeken. Zou ik het proces-verbaal kunnen inzien van de verklaringen van Rawstorne en van zijn assistente Rita Bleicher?’

De commissaris trok een gezicht alsof ze hem een onwelvoeglijk voorstel had gedaan. ‘Als privé-detective weet u ook wel dat alleen de betrokken partijen stukken uit een strafdossier kunnen inzien.’

‘Ik bén betrokken partij’, antwoordde Sam scherper dan nodig. ‘Ik vertegenwoordig een van de slachtoffers. Mijn vader werd door de dader Shmuel Levitt gegijzeld en ontvoerd. Door zijn schuld werd hij in de schietpartij betrokken.’

‘Als u dat gelooft dient u tegen Levitt een aanklacht in te dienen en u burgerlijke partij te stellen. Eerder zal de onderzoeksrechter u geen inzage geven in het dossier. Wie is uw advocaat?’

‘Meester Marc De Lange. Hij treedt ook op voor de Hoge Raad voor Diamant en voor Lloyd's of London.’ Ze zag dat de naam van De Lange indruk maakte. De uitdrukking op zijn gezicht werd minder hard.

‘De Lange is een advocaat uit één stuk. Hij staat goed aangeschreven bij mevrouw de onderzoeksrechter Hoogpad. Laat het maar aan hem over. Hij kent de procedure. Jammer genoeg is die erg omslachtig.’

‘Denkt u dat de onderzoeksrechter niet voor één keer een uitzondering zal willen maken, commissaris?’ Ze dacht aan Henry Berneman en zijn contacten op het kabinet van de minister van Justitie. ‘Zou het helpen als ik het verzoek tot inzage laat doen via het ministerie van Justitie?’

De ogen van de commissaris werden donker van professionele argwaan. ‘Dat moet u zelf weten, maar ik geloof niet dat het zal helpen. De onderzoeksrechter laat zich politiek niet onder druk zetten.’

Sam besefte dat ze een blunder had begaan. ‘Sorry. Dat was niet mijn bedoeling. Ik zag het alleen als een aanbeveling van betrouwbaarheid. Om tijd te winnen’, voegde ze er zwakjes aan toe.

‘Mevrouw Christine Hoogpad heeft geen aanbevelingen van hogerhand nodig om zich een oordeel te vormen of iemand al dan niet betrouwbaar is’, zei Verleyen streng. ‘Van waar trouwens die haast?’

‘Omdat ik ook voor eigen rekening een onderzoek wil verrichten. Het is het minste wat ik voor abba kan doen.’

Hij fronste de wenkbrauwen. ‘Ik weet niet of ik daar wel gelukkig mee ben. U zou ons kunnen hinderen bij het onderzoek.’

‘Wees gerust, commissaris. Ik zal mijn bevoegdheid als privé-detective niet te buiten gaan.’

Hij pakte een visitekaartje uit een doosje en schreef iets op de achterkant. ‘Hier hebt u mijn mobiel nummer. Als u iets aan de weet komt dat van belang is, wordt u geacht dat onmiddellijk te melden.’

Sam knikte. Hij zei nog net niet dat het haar haar vergunning zou kosten als ze daarin zou tekortschieten.

Verleyen stond op en stak zijn hand uit. ‘Het beste met uw vader.’

Sam drukte zijn hand. Die voelde klam aan. Misschien was het daarom dat ze het gevoel kreeg dat zijn laatste woorden niet oprecht klonken.