26

Na de eerste ondervraging werden Sam en Grooves door de SAPS naar het politiebureau aan het John Foster's Square gebracht waar ook kolonel Scholtz zijn kantoor had. Ze reden wel met hun eigen auto, maar voor en achter hen reed een bakkie van de politie, een gele pick-up met een kippenhok in de laadbak voor het vervoer van arrestanten. Bij hun aankomst legden ze eerst elk afzonderlijk een verklaring af, later hadden ze een lang gesprek met kolonel Scholtz, een halfbloed van halverwege de vijftig met meer Kaukasische dan negroïde trekken. Omdat de afspraak met Struwegh via zijn bureau was totstandgekomen, maakte hij zich blijkbaar zorgen dat er onder zijn personeel een verklikker aan het werk was. De meer voor de hand liggende verklaring dat Struwegh als politiespion al enige tijd door de onderwereld geobserveerd werd en het zwijgen werd opgelegd omdat een geheime ontmoeting met een veiligheidsofficier die werkte voor het South African Diamond Centre en Lloyd's of London alleen kon betekenen dat hij verraad pleegde, legde de kolonel voorlopig naast zich neer. Wat hem ook erg dwarszat, was de onthulling van Struwegh over het witwassen van bloeddiamant. ‘In die verlede het Struwegh as 'n beriggewer vir my opgetree en hy was daarvoor betaal’, zei hij, onbewust overgaand in het Afrikaans. ‘Die inligting wat deur hom verskaf is is gewoonlijk betroubaar.’ Hij ging voort in het Engels: ‘Over Christofer heeft hij evenwel nooit een verkeerd woord gezegd. Integendeel. Toen destijds Jacobs ervan verdacht werd met het vliegtuig van Christofer bloeddiamant te smokkelen, was het dankzij de verklaringen van Struwegh dat Christofer in die zaak met rust werd gelaten.’

‘Misschien wilde Struwegh het eigen nest niet bevuilen’, opperde Grooves.

‘Of hij werd betaald om mij op een verkeerd spoor te zetten’, zei Scholtz, kennelijk niet opgetogen over het idee.

Sam dacht aan haar overeenkomst met de Hoge Raad voor Diamant om de smokkel van bloeddiamant een halt toe te roepen.

‘Struwegh zinspeelde erop dat Jacobs ook geregeld vanuit Namaqualand bloeddiamant naar de Möwe Bay-mijn bracht. Kan dat, kolonel? Namaqualand ligt immers grotendeels binnen de landsgrenzen van de republiek.’

‘Daarmee had hij het niet over bloeddiamant, maar over gestolen diamanten’, verklaarde Scholtz, die blij was van onderwerp te kunnen veranderen. ‘Namaqualand is een woestijn van gloeiend hete duinpannen en kleine kale heuvels langs de kust van de Atlantische Oceaan tussen Kaapstad en de Oranjerivier aan de Namibische grens. Sommigen noemen een deel ervan de Diamond Coast. In het binnenland of aan de overkant van de Oranjerivier zijn het vooral open diamantmijnen waar machines het erts van de bodem schrapen, transporteren en sorteren zonder dat er nog een mijnwerker bij te pas komt, maar er zijn ook mijnen op het strand waar diamant op de zeebedding gevonden wordt. Mijnwerkers strippen dan eerst het overburden, dat is de bovenliggende laag zand, en borstelen het bedrock, de rotsige ondergrond, met een plumeau op zoek naar edelstenen. Er werd daar zoveel gestolen dat de plumeau vervangen werd door enorme stofzuigers, om zo veel mogelijk contact met de edelstenen te vermijden. Maar voor dieven blijven de mijnen aan de kust het paradijs op aarde.’ Hij zuchtte. ‘Je hebt geen idee hoe vindingrijk mensen zijn om de bewakers in de luren te leggen: ze klemmen de stenen onder hun vingernagels, stoppen ze in hun mond, neus, oor, navel of aars, verbergen ze tussen hun tenen of onder de zweetbanden om hun hoofd. Ze vullen de groeven van de zolen van gympen of werkschoenen met kleefstof zodat de edelstenen blijven plakken als ze over het bedrock of door een sorteerkamer lopen. Ze slikken ze in, soms in zulke hoeveelheden dat ze oplichten als kerstbomen als ze bij het naar buiten gaan door de stralen van de röntgenscanners lopen. Om de stenen naar buiten te brengen smokkelen ze afgerichte duiven naar binnen in hun lunchboxen, droppen ze diamanten in de benzinetanks van voertuigen die het terrein verlaten of duwen ze in met scheermesjes onzichtbaar aangebrachte sneden in het rubber van de banden, waar ze buiten door handlangers worden gevonden.’

Hij pauzeerde, bood Sam en Grooves een sigaret aan uit een pakje Players op zijn bureau, en zei: ‘Sta me toe?’ en stak er zelf een op toen ze allebei nee schudden.

‘Weet u’, zei hij. ‘Ik heb met de zwarte mijnwerkers te doen. Ze leven in de overtuiging dat de diamanten van hen zijn. Dat God ze daar voor hen onder het zand heeft gestopt omdat er daar niets anders is, je kunt er geen gewassen kweken, kunstambachten uitoefenen of toeristen lokken. Ze riskeren enorme straffen als ze stelen wat van hen is, en als het lukt dan verkopen ze de stenen voor een verwaarloosbare fractie van hun waarde aan opkopers in Kleinsee en Port Nolloth die ze op hun beurt doorverkopen aan handelaren in Jo'burg, Londen of Antwerpen en ten slotte zijn het weer dezelfde rijke klootzakken die met de grote winst gaan strijken.’

Hij wees met zijn brandende sigaret naar Sam. ‘Neem nu Jo'burg, voor de zwarte Zuid-Afrikanen Egoli. In hun haast zich de rijkdommen uit de ondergrond van dit land toe te eigenen, haalden de Afrikaners en Britten de zwarten uit hun huizen in de omliggende gebieden naar hier zonder zich te bekommeren om hun toekomst. Nu de mijnen uitgeput zijn en de zwarte bevolking geen werk heeft, maken de blanken zich ongerust.’ Hij trok verwoed aan zijn sigaret en blies de rook voor zich uit. ‘Weet u, mevrouw Keizer’, zei hij nadenkend. ‘Ik had nog niet zo lang de school voor criminologie verlaten toen ik het proces bijwoonde van Aäron Jacobs, de vader van Erasmus Jacobs, de verdachte van de roof in Antwerpen. Aäron Jacobs was een moordenaar, hij verdiende de strop, maar op zijn proces verdedigde hij zich op basis van twee begrippen die in feite de hele zwarte bevolking van Zuid-Afrika zou kunnen inroepen: stamgoed en bloedrecht. Soms heb ik het er moeilijk mee hen te moeten vervolgen omdat ze terugnemen wat historisch gezien al van hen was.’

Sam had de hele tijd met verbijstering geluisterd naar zijn monoloog. Toen hij zweeg, wist ze een ogenblik niet wat te antwoorden.

‘Ik ben erg onder de indruk van uw sociaal-psychologisch denken, kolonel’, zei ze ten slotte. ‘Van Aäron Jacobs weet ik het niet, maar Erasmus Jacobs kan zich niet verschuilen achter begrippen als stamgoed of bloedrecht. Hij is zonder meer een verkrachter en een gevaar voor de samenleving.’

Kolonel Scholtz glimlachte treurig. ‘De culturele en wettelijke benadering van verkrachting is in Zuid-Afrika jammer genoeg nog gebaseerd op middeleeuwse begrippen, mevrouw Keizer. Ook dat zou u stamgoed kunnen noemen.’ Hij drukte zijn sigaret uit in de asbak. ‘Genoeg gefilosofeer. Wat ik er nog wel wil aan toevoegen is dat de toename van diamantsmokkel van Namaqualand naar Jo'burg en verder naar Antwerpen voor een deel de schuld is van de Hoge raad voor Diamant in Antwerpen. De multilaterale verdragen die ze er hebben doorgedrukt om de internationale handel in bloeddiamant aan banden te leggen, heeft de handel van Kongo, Angola en Sierra Leone naar hier verlegd.’

Hij stond op. ‘Ik heb jullie nu lang genoeg opgehouden.’ Hij bracht hen naar de deur. ‘Wat Struwegh Christofer Enterprise in de schoenen schuift, mag dan misschien als een loze beschuldiging klinken, maar wees gerust dat ik tot op het bot zal gaan.’ Bij de deur schudde hij hen de hand. ‘O ja. De rol van de echte Shmuel Levitt is in ieder geval uitgespeeld. Vanmorgen kreeg ik bericht van de lokale politie in George dat hij niet kan verhoord worden. Hij vertoont ernstige afstotingsreacties. Hij is stervende.’