XXXIII
Boris had aan het eind van de vorige veldtocht een baantje gevonden bij de keizerlijke staf, en zijn militaire loopbaan was in een stroomversnelling geraakt. Hij was ingedeeld bij het bataljon Preobrazjenski van Zijne Majesteit, ontving dientengevolge een aanzienlijk hoger traktement dan ooit en bleef in het zicht van de keizer. Vorst Dolgoroekov was hem niet vergeten en had hem voorgesteld aan vorst Volkonski. Die had hem weer aanbevolen bij een ander, zeer voornaam personage, aan wie de jonge Droebetskoj (met behoud van zijn wedde bij het bataljon Preobrazjenski van Zijne Majesteit) als adjudant werd toegevoegd. Bij iedereen, vooral bij belangrijke personages, viel Boris in de smaak door zijn, zoals men zei, open en gedistingeerde voorkomen, zijn bescheidenheid, zijn savoir-vivre, de gewetensvolle wijze waarop hij zich van opdrachten kweet en zijn precieze, elegante manier van formuleren. Evenals in de eerste oorlog trok de garde van het ene feest naar het andere; gedurende de hele veldtocht werden de ransels en een deel van de manschappen per wagen vervoerd. De officieren reden rond in rijtuigen die van alle gemakken waren voorzien. Zo verplaatste de hele garde zich, en bij het bataljon van Zijne Majesteit was het allemaal nog een tikje luxer. Berg was inmiddels de eerstaanwezende compagniecommandant in het bataljon, drager van de Vladimir-orde en stond bovendien heel goed aangeschreven bij de legerleiding. Het was in Bartenstein dat Boris zich met een kattebelletje van vorst Volkonski bij het bovengenoemde voorname personage had gemeld en werd aangesteld tot adjudant; met een betere toekomst in het vooruitzicht verbrak hij zijn contact met Berg. Die toekomstverwachtingen werden bewaarheid. De grandeur van het keizerlijke hof, waarvan hij in de gang van het paleis in Olmütz een glimp had kunnen opvangen, mocht hij hier, nota bene in dezelfde zaal als waarin de keizer zich bevond, aanschouwen. Hij was namelijk uitgenodigd voor een van de bals die door
de Pruisische minister Hardenberg werden gegeven en die keizer Alexander en de koning van Pruisen met hun tegenwoordigheid vereerden. Zelfs op
dat bal viel Boris, een knappe danser, op. Toevallig danste hij juist met gra-vin Bezoechova toen de tsaar op haar toetrad, een paar woorden met haar wisselde en zich weer verwijderde, vriendelijk glimlachend naar haar cavalier op het moment dat die aan een figuur van de Schotse dans moest beginnen. Toen Boris hoorde wie die schoonheid was die de keizer was opgeval-len, vroeg hij een vleugeladjudant uit zijn kennissenkring hem aan haar voor te stellen. Hij maakte gebruik van zijn relatie met vorst Vasili om met haar in gesprek te treden en met zijn aangeboren tact vermeed hij het over haar man te beginnen (zonder ook maar het geringste detail te kennen voelde hij min of meer instinctief aan dat je zoiets niet deed). Hélène bescheen hem met haar glimlach, dezelfde glimlach waarmee ze de tsaar had beschenen, ze stak hem haar hand toe, en dat allemaal direct nadat de tsaar haar had aangesproken. Tijdens het gesprek van de tsaar met zijn dame had Boris een paar stappen achteruit gedaan en niet meegeluisterd, hoewel niemand hem had geleerd zo te handelen. Hij wist gewoon dat je je zo moest gedragen.
Boris was de hele tijd in de buurt van de tsaar, dat wil zeggen in dezelfde steden en stadjes waar de tsaar zich bevond, en alles wat er aan het hof gebeurde had zijn levendige belangstelling en bepaalde zijn leven. Hij was in Jurburg toen het rampzalige nieuws over de nederlaag bij Friedland daar bekend werd; hij werd naar Petersburg gezonden en was daarna aan onze kant van de Njemen in Tilsit aanwezig bij de ontmoeting tussen beide keizers. Aangezien het personage aan wie hij was toegevoegd geen deel uitmaakte van het gevolg van de tsaar op het moment dat de keizers in Tilsit vertoefden, maar het bataljon Preobrazjenski daar wel gelegerd was, gaf Boris ronduit te kennen dat hij die historische gebeurtenis graag van nabij wilde meemaken, en dus verzocht hij zijn superieur hem, desnoods voor een paar dagen, weer naar het front te laten gaan, welk verzoek werd ingewilligd.
In juli voegde hij zich bij zijn bataljon en werd vriendelijk ontvangen door zijn kameraden, met wie hij, net als met zijn meerderen, goed overweg kon. Niemand was echt dol op hem, maar iedereen vond hem wel een aardige jongeman. Hij arriveerde ’s nachts, het wachtwoord luidde ‘Napoleon, Frankrijk, dapperheid’, in antwoord op het de dag ervoor door Napoleon uitgegeven wachtwoord ‘Alexander, Rusland, grandeur’. En dat was het eerste nieuwtje dat Berg hem opgetogen vertelde. Berg liet hem de volgende dag het huis zien waar Napoleon had verbleven, en het was een heel aparte, prettige sensatie zo de nabijheid te ervaren van een man wiens nabijheid voorheen iedereen had doen huiveren. Boris bekeek alle festiviteiten en sprak de hoop uit Napoleon spoedig van nog dichterbij te kunnen zien wanneer Rostov er was.
De volgende ochtend verzamelden de officieren zich bij Berg, en Boris, die twee dagen geleden getuige was geweest van de ontmoeting, deed uitgebreid verslag. Hij sprak met die eeuwige glimlach van hem, die verschillende dingen kon betekenen: ofwel lichte spot, ofwel ontroering ten aanzien van hetgeen hij had meegemaakt, ofwel hoe blij hij was erover te kunnen vertellen. Hij deed het op een manier zoals maar weinigen gegeven is, met zo veel gezag in zijn stem dat je onwillekeurig het gevoel had dat alles wat hij zei niets dan de waarheid was en echt datgene wat hij had gezien, en hij ging zich daarbij zo weinig te buiten aan effectbejag en onthield zich zo van elk persoonlijk oordeel dat je hem muisstil aanhoorde. Je had bij hem het gevoel dat hij alle feiten sec weergaf en zijn eigen mening erbuiten hield.
‘Ik was,’ begon hij, ‘dicht in de buurt van keizer Napoleon.’ Zo noemde Boris de vroegere Buonaparte, terwijl hij nog niet eens wist dat het sinds twee dagen aan het leger verboden was Napoleon enkel ‘Bonaparte’ te noemen; zijn aangeboren intuïtie had hem ingegeven dat hij zo moest handelen. ‘We waren ’s ochtends vroeg op weg gegaan. De tsaar reed te paard naast de koning van Pruisen. De tsaar droeg het uniform van het regiment Preobra-zjenski, een sjerp en het lint van de Sint-Andreasorde. U kent het dorp Obermemel Kruk wel, daar heb je een herberg, niet zo ver van de rivier af. De tsaar ging er naar binnen, nam plaats bij het raam en legde zijn hoed en handschoenen op de tafel. Ook de generaals betraden de herberg, en iedereen bleef, alsof ze ergens op wachtten, zwijgend bij de deur staan. De tsaar was zoals altijd kalm, alleen ietwat in gedachten verzonken. Ik stond bij het raam en kon alles zien. We vertoefden daar ongeveer een kwartier en niemand, de koning noch de tsaar noch een van de generaals, zei ook maar één woord. Ik liep naar de oever en omdat de rivier daar zoals u weet niet breed is, kon ik niet alleen het paviljoen op het vlot met de kolossale monogrammen A en
N heel goed bekijken, maar ook de andere oever, waar een massa toeschouwers opeengepakt stond. Rechts was de garde van keizer Napoleon te zien. Ze waren daar met soortgelijke voorbereidingen bezig. U begrijpt,’ zei Boris met een subtiel glimlachje, ‘dat er heel wat denkwerk verricht moest worden om het zo te regelen dat de een niet eerder dan de ander zou arriveren en onze keizer niet hoefde te wachten op keizer Napoleon en omgekeerd. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat alles uitstekend georganiseerd was, werkelijk uitstekend,’ herhaalde hij. ‘Het was een van de meest grandioze schouwspelen ooit vertoond. Nauwelijks hoorden we op de andere oever de garde van keizer Napoleon “Vive l’Empereur!” juichen, of…’
‘Dat klinkt toch stukken beter dan dat domme hoera van ons,’ zei een van de officieren.
‘Trouwens, de hele organisatie van hun garde is buitengewoon! Twee officieren van de Franse keizerlijke garde hebben beloofd vandaag bij ons te komen dineren. Maar ga door, Droebetskoj.’
‘Nauwelijks hoorden we, zei ik, op de andere oever gejuich en zagen we keizer Napoleon op zijn schimmel rijden, of onze vleugeladjudant stormde halsoverkop de herberg binnen. “Hij komt eraan, Uwe Majesteit!” De tsaar ging naar buiten, zette doodkalm zijn hoed op, trok al even kalm zijn handschoenen aan en liep in de richting van de sloep. Ze gooiden de trossen bijna gelijktijdig los, maar Napoleon bereikte het vlot als eerste. Hij bleef onder het varen staan, de armen voor de borst over elkaar geslagen. Ik moet zeggen, een majestueuze verschijning, hoewel hij maar klein van stuk is. Maar de aanblik van onze tsaar trof iedereen. Het was buitengewoon,’ zei Boris vertederd, ‘en trouwens, dat hele moment was zo groots en ontroerend, dat al wie daar aanwezig was het nooit meer zal vergeten. Keizer Napoleon stapte als eerste aan boord van het vlot, liep haastig naar de andere kant en reikte onze tsaar, die juist uit zijn sloep stapte, de hand.’
Hier stopte Boris met een subtiel glimlachje, alsof hij zijn toehoorders de gelegenheid wilde geven de diepe betekenis van dat feit ten volle te waarderen.
‘Maar is het waar,’ vroeg een van de toehoorders, ‘dat toen de keizers het paviljoen binnengingen, een Franse sloep met gewapende soldaten van de overzijde wegvoer en tussen onze oever en het vlot ging liggen?’
Boris fronste, als om te laten merken dat je van dat voorval, dat inderdaad had plaatsgevonden en dat hem niet ontgaan was, geen gewag behoorde te maken. Intuïtief begreep hij dat er ergens iets niet in de haak was. Had Napoleon, in geval van een ongunstige afloop van de onderhandelingen, keizer Alexander inderdaad willen intimideren door hem te laten voelen dat hij in zijn macht was, of was het gewoon onderdeel geweest van het ceremonieel, hoewel er van ons uit geen sloep op weg was gegaan naar de andere kant van het vlot, het ging in elk geval niet aan er gewag van te maken, en ook al had hij de sloep wel degelijk gezien en was hij er zelfs over aan het denken gezet, antwoordde hij: ‘Nee, niks van gemerkt.’
Hij zette zijn relaas voort.
‘Ze waren precies één uur en tweeënvijftig minuten in het paviljoen. Ik heb op mijn horloge gekeken. Toen zagen we vanaf de oever dat ze de heren van hun gevolg bij zich riepen en die aan elkaar voorstelden. Vervolgens kwam de tsaar weer op dezelfde manier terug, ging in zijn calèche zitten en reed met de koning van Pruisen naar Baublen terug. En dan, mijne heren, zie je toch wat ware grandeur is, als je onwillekeurig onze tsaar met de koning van Pruisen vergelijkt,’ voegde Boris er alleen nog aan toe.
Daar konden de andere officieren op inhaken: ‘Ze zeggen dat de koning van Pruisen zichzelf totaal niet meer in de hand had tijdens de ontmoeting, dat-ie zich als een dwaas gedroeg door doelloos over de oever heen en weer te rijden, naar links, naar rechts, alsof hij wilde meeluisteren naar wat daarbinnen werd gezegd, en ten slotte, totaal gestoord, plompverloren het water in reed, om zich te verzuipen, waarschijnlijk. Hij reed tot aan de buik van zijn paard het water in, zeggen ze, en bleef toen stilstaan. Heb je dat gezien, Droebetskoj?’
‘Nee, niks van gemerkt.’
‘Maar toch is z’n toestand belabberd,’ deed een andere officier een duit in het zakje. ‘Ze zeggen dat z’n vrouw, koningin Amalia, is overgekomen.’
‘En die is me toch mooi! Ik heb haar gisteren gezien,’ zei Berg. ‘Volgens mij is ze nog knapper dan Maria Fjodorovna. Ze heeft gisteren bij keizer Napoleon gedineerd.’
‘Als ik Napoleon was geweest, zou ik haar niets geweigerd hebben.’
‘Ja, als zíj hém tenminste niks geweigerd had,’ zei een andere officier.
‘Hè hè, dat spreekt vanzelf.’
Alle officieren, met uitzondering van Boris, barstten in lachen uit.
‘Als ik in de schoenen van de koning van Pruisen had gestaan, zou ik van ellende ook de rivier in zijn gereden. Het ziet er slecht voor hem uit.’
Boris keek wat nors, om aan te geven dat hij het ongepast vond, zelfs onder kameraden, een bondgenoot en gekroond hoofd zo over de tong te laten gaan, en begon gauw ergens anders over.
‘Tja, mijne heren,’ zei hij, ‘een kroon is nu eenmaal geen garantie voor innerlijke grootheid. De slag die tsaar Alexander is toegebracht door het debacle van Friedland was, denk ik, niet minder hard dan de slag die de koning van Pruisen is toegediend, maar u had eens moeten zien met hoeveel moed en standvastigheid hij die opving.’
En Boris vertelde zijn aandachtige gehoor wat het nieuws over Friedland in Jurburg teweeg had gebracht, en zijn relaas kwam erop neer dat het belang van die gebeurtenis in wezen gelegen was in de indruk die de tragedie had gemaakt op keizer Alexander, de keizer die zoveel offers had gebracht, die zich zoveel inspanningen had getroost, die erop rekende dat zijn leger zich in een schitterende positie bevond, die berichten over overwinningen verwachtte, zijn persoonlijke reputatie had opgeofferd, zich puur omwille van successen op het slagveld verre had gehouden van de bevelvoering, en toen opeens, in plaats van nieuws over een overwinning, was geconfronteerd met het bericht over een totale nederlaag waaraan iedereen, van opperbevelhebbers en generaals tot en met officieren en soldaten, schuldig was en die de tsaar beroofde van alle vruchten van zijn activiteiten, al zijn plannen in de war stuurde en hem tot in het diepst van zijn ziel verdroot. En wat had de tsaar gedaan? Met zijn engelachtige zachtheid en grootmoedigheid had hij geen bevel gegeven tot het straffen van alle verantwoordelijken. Hij was enkel bedroefd geweest, had zijn situatie overdacht en nieuwe maatregelen getroffen. Boris bracht dat alles met zo’n oprechte overtuiging naar voren dat zijn gehoor er eveneens van overtuigd raakte. Op dat moment kwam Nikolaj Rostov bij Boris aan. De verschijning van een huzaar van de linietroepen, in civiel nog wel, die zo te zien heimelijk in Tilsit was gearriveerd, en de vriendschappelijke begroeting van Boris ergerden de officieren. Niettemin ontving Boris zijn oude kameraad gastvrij. Hij liep weliswaar niet over van enthousiasme, maar vroeg Nikolaj of hij zin had in thee, en of hij wilde eten of slapen. De officieren gingen uiteen.