XIV
Het plan van de slag bij Austerlitz zag er als volgt uit: de Russische troepen (waarvan het centrum werd gevormd door de 4de colonne, waarbij de twee keizers zich ophielden; de linkervleugel bestond uit Buxhöwdens troepen en de rechtervleugel uit Bagrations detachement), hadden vanuit het midden over links moeten opmarcheren en dan naar rechts moeten zwenken, waardoor er een rechte hoek was ontstaan waarvan de ene zijde werd gevormd door de 1ste tot en met de 4de colonne en de andere door Bagrations detachement. Binnen die rechte hoek hadden, in de opzet van de geallieerden, de vijandelijke troepen moeten worden ingesloten en aangevallen. Maar in plaats van het grootscheepse offensief van de bondgenoten af te wachten, was Bonaparte ze te vlug af geweest door zelf op te rukken en juist die hoek aan te vallen, bij het snijpunt van de twee Russisch-Oostenrijkse linies op het plateau van Pratzen. Door middel van een doorbraak aldaar kon hij het leger in twee delen splitsen, waarvan er één, het grootste, onze linkervleugel, zich in het lager gelegen gebied van poelen en beken bevond. Het offensief van onze linkerflank was zwak, ongecoördineerd en onvoldoende energiek, omdat de opmarcherende colonnes door onvoorziene omstandigheden onderweg waren opgehouden en met enkele uren vertraging te bestemder plaatse aankwamen. (Hoe smadelijker de nederlaag is waarop een veldslag uitdraait, hoe meer onvoorziene omstandigheden er plegen te zijn.) Al die zich regelmatig aandienende onvoorziene omstandigheden zorgden ervoor dat die vijfentwintigduizend Russen twee uur lang konden worden tegengehouden door de amper zesduizend man tellende divisie van Friand en dat Napoleon de kans kreeg al zijn krachten te richten op het punt dat hem het allerbelangrijkste leek, het plateau van Pratzen.
In het centrum bevond zich de complete garde; meer naar rechts hadden de Oostenrijkse cavalerie en de reserves van de garde moeten staan, maar door onvoorziene omstandigheden stond de Oostenrijkse cavalerie daar niet, terwijl de reserves van de garde in de eerste linie waren beland. De garde zette zich op het vastgestelde tijdstip in beweging, met wapperende vaandels, begeleid door de muziek en gestoken in onberispelijke uniformen, alles in perfecte, ideale orde. De reusachtige tamboer-majoors liepen jonglerend met hun trommelstokken voor de muziek uit, duizenden cavalerieofficieren prijkten fier op hun paard, de infanteristen liepen net als alle andere soldaten bescheiden op hun plek en marcheerden over de gehele lengte van het regiment in de pas en in hetzelfde tempo. Grootvorst Konstantin Pavlovitsj droeg een witte buis en een glanzende gouden helm en reed aan het hoofd van de garde te paard.
De garde stak bij Walkmühle de beek over en hield halt na ongeveer een kilometer te hebben afgelegd in de richting van Blasowitz, waar vorst Liechtenstein al had moeten zijn. Recht voor de garde uit waren troepen zichtbaar die wij aanvankelijk aanzagen voor de colonne van vorst Liechtenstein. De tsarevitsj posteerde de infanterie van de garde over een front van twee linies in verspreide orde: in de eerste linie stonden de regimenten Preobrazjenski en Semjonovski opgesteld, met voor hen, in het midden, de artilleriecompagnie van grootvorst Michail Pavlovitsj, in de tweede het regiment Izmajlovski en een gardebataljon jagers. Elk bataljon werd aan de rechterzijde geflankeerd door een tweetal kanonnen. Achter de infanterie stonden de huzaren van de keizerlijke garde en de garde te paard opgesteld. Volgens de slagdispositie had de Oostenrijkse cavalerie zich voor deze garde moeten bevinden. Plotseling kwam er vanuit de troepen recht voor ons die wij voor Oostenrijkers hadden aangezien een kanonskogel overgevlogen die niet alleen verwarring stichtte onder de laatstgenoemden, maar ook bij alle eenheden van de garde en hun commandant, de grootvorst. De troepen recht voor ons uit waren niet de onzen, het bleek de vijand te zijn, die niet alleen vuurde maar ook een directe aanval ondernam op de garde die mentaal nog niet was voorbereid op het gevecht. Daar, in het centrum, hadden dezelfde onvermijdelijke maar onvoorziene omstandigheden ervoor gezorgd dat de Oostenrijkse cavalerie, die voor de garde had moeten staan, weer weg moest, aangezien het terrein waar ze stond opgesteld zozeer doorsneden was met kuilen en ravijnen dat het ongeschikt was voor charges. Dientengevolge kwam de garde onverwachts en onvoorzien midden in het strijdgewoel terecht en ondanks schitterende offensieve acties, waarover militaire historici verhalen, van het regiment Preobrazjenski en de cavaleristen van de garde, was ze genoodzaakt zich bliksemsnel terug te trekken in dezelfde richting waarin de andere colonnes dat deden vanuit Pratzen.
Volgens de slagdispositie had Bagration zich als laatste met zijn rechterflank op de vijand moeten storten om hem de definitieve nederlaag te bezorgen, maar alras werd duidelijk dat de vijand elders op het slagveld niet verslagen was maar juist oprukte, en daarom beperkte vorst Dolgoroekov zich tot verdedigen en terugtrekken. Zoals bij Schöngraben, reed vorst Bagration op zijn Kaukasische schimmel langzaam voor de gelederen langs, net als daar gaf hij nauwelijks instructies en bevelen en, net als daar waren het de operaties van zijn rechtervleugel die een groot deel van het leger redden. Hij trok zich in perfecte orde terug.