VI
De vicomte maakte zijn verhaal af.
‘De hertog d’Enghien haalde een met goud ingelegd, bergkristallen flaconnetje met levenselixer, door graaf Saint-Germain aan zijn vader geschonken, uit zijn broekzak. Dat goedje bezat, zoals bekend, de eigenschap een dode of doodzieke weer tot leven te wekken, maar het mocht uitsluitend aan leden van het huis van Condé worden toegediend. Overige personen die het drankje probeerden genazen net als de Condés, maar werden onverzoenlij-ke vijanden van het hertogelijk huis. Het beste bewijs vormde de vader van de hertog; die wilde zijn stervende ros genezen en liet het dier er wat van drinken. Het ros herstelde weer helemaal maar probeerde daarna verschillende keren zijn berijder te doden en één keer droeg het hem tijdens een veldslag naar het kamp van de republikeinen. De vader van de hertog heeft toen zijn geliefde paard gedood. Desondanks goot de jonge, ridderlijke hertog d’Enghien zijn vijand Bonaparte een paar druppels in de keel, en het monster kwam bij. “Wie bent u?” vroeg Bonaparte. “Familie van het dienstmeisje,” antwoordde de hertog. “Leugenaar!” schreeuwde Bonaparte. “Generaal, ik ben ongewapend,” merkte de hertog op. “Uw naam?” “Ik heb u het leven gered,” antwoordde de hertog. De hertog vertrok, maar het elixer werkte: Bonaparte vatte haat op tegen de hertog en zwoer vanaf die dag de ongelukkige, grootmoedige jongeman in het verderf te zullen storten. Nadat hij via zijn trawanten aan de hand van een door de hertog achtergelaten zakdoek, waarop het wapen van het huis van Condé was geborduurd, de identiteit van zijn rivaal te weten was gekomen, gaf Bonaparte opdracht
een complot van Pichegru en Georges te fabriceren, op grond waarvan hij de heldhaftige martelaar in het hertogdom Baden liet oppakken en vermoorden. De engel en de demon. En op die manier werd de ergste misdaad uit de geschiedenis begaan.’
Hiermee besloot de vicomte zijn relaas en overmand door emoties draaide hij zich een halve slag om in zijn stoel. Iedereen zweeg.
‘De moord op de hertog was veel meer dan een misdaad, vicomte,’ glimlachte vorst Andrej flauwtjes, alsof hij de draak stak met de vicomte. ‘Het was een vergissing.’
De vicomte trok de wenkbrauwen op en hief de armen ten hemel, een gebaar dat van alles kon betekenen.
‘Maar wat vindt u van die vertoning onlangs, zijn zalving in Milaan?’ vroeg Anna Pavlovna. ‘En nog zo’n lachertje: de bevolking van Genua en Lucca geven de heer Bonaparte hun wensen te kennen. Alsof de heer Bonaparte op de troon zit om de wensen van het volk uit te voeren. Dolletjes toch! Ach, het is om gek van te worden. Het lijkt wel of de hele wereld de kluts kwijt is.’
Vorst Andrej draaide zich van Anna Pavlovna af, alsof hij vond dat dit soort gesprekken nergens toe leidde.
‘“Dieu me la donne, gare à qui la touche,”’ zei hij fier, alsof het zijn eigen woorden waren, terwijl het Bonaparte was die ze had uitgesproken toen hem de kroon werd opgezet. ‘Men zegt dat hij er heel knap uitzag toen hij dit zei,’ voegde hij eraan toe.
Anna Pavlovna keek vorst Andrej streng aan.
‘Ik hoop,’ vervolgde ze, ‘dat dit dan eindelijk de druppel is die de emmer doet overlopen. De Europese monarchen kunnen niet langer achter de man blijven staan die voor iedereen een bedreiging vormt.’
‘De monarchen? Ik heb het niet over Rusland, hoor,’ zei de vicomte beleefd en mistroostig. ‘De monarchen! Wat hebben ze gedaan voor Lodewijk xvi, voor de koningin, voor madame Elisabeth? Niets!’ vervolgde hij geëmotioneerd. ‘En geloof me, ze zullen nog wel gestraft worden voor hun verraad aan de zaak van de Bourbons. De monarchen? Ze sturen ambassadeurs om die rover van de troon te verwelkomen.’
Hij slaakte een zucht van minachting en ging weer anders zitten. Vorst Hippolyte, die de vicomte een tijdlang door zijn lorgnet had zitten bestuderen, draaide bij deze woorden onverhoeds zijn hele romp naar de kleine vorstin toe, vroeg haar om een naald en begon daarmee het wapen van de Condés op de tafel voor te tekenen. Hij trok bij zijn uiteenzetting een heel gewichtig gezicht, alsof de vorstin hem daarom had gevraagd.
‘Het wapen van de Condés stelt een schild voor met rode en blauwe geschaarde streepjes,’ zei hij. De vorstin hoorde hem glimlachend aan.
‘Als Bonaparte nog een jaar op de Franse troon blijft zitten,’ zette de vicomte de discussie voort met het uiterlijk van iemand die niet naar anderen luistert maar in een kwestie waarvan hijzelf het meest op de hoogte is louter zijn eigen gedachtegang volgt, ‘dan zal de hele boel door intriges, gewelddadigheden, verbanningen, executies totaal uit de hand lopen. Onze maatschappij, ik bedoel het beschaafde deel ervan, zal voor altijd ontwricht zijn, en wat dan?’
Hij haalde de schouders op en maakte een wanhopig gebaar.
‘Keizer Alexander,’ zei Anna Pavlovna op de weemoedige toon die haar uitspraken over de keizerlijke familie steevast vergezelde, ‘heeft verklaard dat hij het aan de Fransen overlaat hun eigen regeringsvorm te kiezen. En het lijdt denk ik geen twijfel dat de hele natie, eenmaal bevrijd van die usurpator, zich in de armen van de wettige koning zal storten,’ zei ze, in een poging de emigrant en royalist zo vriendelijk mogelijk te bejegenen.
‘O, als dat gelukzalige moment toch eens mocht aanbreken!’ zei de vicomte met een dankbaar knikje voor de aandacht die hij kreeg.
‘Wat denkt u ervan, monsieur Pierre?’ vroeg Anna Pavlovna poeslief aan de jonge dikzak, wiens pijnlijke stilzwijgen haar als attente gastvrouw danig zorgen begon te baren. ‘Wat denkt u ervan? U bent net terug uit Parijs.’
In afwachting van het antwoord glimlachte Anna Pavlovna naar de vicomte en de anderen, alsof ze zeggen wilde: ook tegen hem moet ik aardig zijn; ziet u, ik richt me ook tot hem, al weet ik dat hij niets te melden heeft.