XVIII

Begin 1806 kwam Nikolaj Rostov thuis met verlof. Het was al nacht toen hij in een slee met wisselpaarden aanreed op het nog verlichte huis in de Povar-skajastraat. Denisov was eveneens met verlof, en Nikolaj had hem overgehaald mee te rijden en in zijn ouderlijk huis te blijven logeren. Denisov lag zijn roes van de vorige nacht nog uit te slapen.

Zijn we d’r al haast? Niet te harden, zeg, al die straten en winkels, die broodjes, die lantaarns en huurkoetsen, dacht Nikolaj, voorover leunend, alsof hij daarmee de paarden kon helpen. ‘Denisov, we zijn d’r! Die slaapt. Daar is de hoek, de kruising, waar Zachar z’n standplaats heeft, daar is z’n koetsje, daar heb je ’m zelf, en nog steeds hetzelfde paard. En daar heb je het winkeltje waar ze kruidkoek verkochten. Nou schiet het toch echt op!’

‘Welk huis?’ vroeg de voerman.

‘Dat huis daar, dat grote. Zie je dat dan niet? Da’s ons huis, Denisov!’

‘Wat?’

‘We zijn er.’

‘Mooi zo.’

‘Dmitri,’ richtte hij zich tot zijn bediende op de bok. ‘Dat komt toch bij ons vandaan, hè, dat licht?’

‘Da’s uw vaders werkkamer. Hij is nog niet naar bed.’

‘Vergeet je niet m’n nieuwe attila klaar te leggen. Misschien is er wel bezoek.’ Rostov voelde aan zijn snor. Die was al mooi vol. ‘Het gaat prima zo. Hup, rijden! En ze hebben geen idee dat we d’r aankomen.’

‘Dat wordt vast huilen, uwe doorluchtigheid!’ zei Dmitri.

‘Zeker weten. Drie roebel fooi. Toe dan, tempo!’ riep hij naar de voerman. ‘Wakker worden, Vaska,’ richtte hij zich tot Denisov, die zich nog eens lekker had omgedraaid. ‘Toe dan, drie roebel fooi, rijden!’

Nikolaj was uit de slee gesprongen en de modderige royale hal al binnengelopen, maar het herenhuis stond er nog altijd even roerloos en onverschillig bij. Niemand wist ergens van, niemand kwam hem tegemoet. De oude Michajla zat daar, met zijn brilletje op, zelfkanten pantoffels te vlechten.

Mijn God! Er zal toch niks aan de hand wezen? Goeie genade, ik kan niet meer, ik stik haast, dacht Nikolaj terwijl hij even bleef staan om op adem te komen. ‘Michajla! Wat ben je daar aan het doen?’

‘Goeie genade! Hemeltjelief!’ riep Michajla uit toen hij de jonge heer herkende. ‘Here Jezus Christus, wat krijgen we nou?’

Michajla begon te trillen van emotie, vloog naar de deur, kwam weer terug en drukte zich tegen Nikolajs schouder aan.

‘Alles goed met iedereen?’

‘Godzijdank wel. Ze zijn net klaar met eten.’

‘Ga me maar voor.’

Op zijn tenen haastte Nikolaj zich naar de donkere zaal. Er was niets veranderd: dezelfde kaarttafeltjes, dezelfde scheuren in de muren, dezelfde stoffige kroonluchter. Een dienstmeisje had Nikolaj al opgemerkt en hij had de salon nog niet bereikt, of er kwam vanuit een zijdeur als een wervelwind iets aangevlogen dat hem om de hals viel. Toen weer iets en opnieuw iets. Nog meer zoenen, nog meer tranen, nog meer kreten.

‘Ik wist van niks… Coco! Mon ami Kolja! Kijk nou toch… Onze Kolja… Wat is-ie veranderd! Kaarsen, thee!’

‘Ik heb Denisov bij me.’

‘Uitstekend.’

‘Geef mij ook ’s een kus.’

‘Mon cœur! Mama. ’t Gravinnetje moet worden voorbereid.’

Sonja, Natasja, Petja, Anna Michajlovna, Vera, de oude graaf, allen omhelsden hem, de knechten en de dienstmeisjes slaakten opgetogen kreten. Petja hing aan zijn broekspijpen.

‘Mij ook!’

Natasja trok hem naar zich toe, liet hem vooroverbuigen, bedekte zijn gezicht met kussen terwijl ze zich vasthield aan een pand van zijn attila, en sprong toen achteruit om, al gillende, als een geit op en neer te gaan staan huppen. Hij was omringd door liefhebbende ogen die glinsterden van vreugdetranen, door lippen die uit waren op een kus. Sonja, zo rood als een pioen, hield hem bij zijn hand vast en keek hem met een gelukzalige blik diep in zijn ogen. Maar intussen was hij nog steeds op zoek naar iemand anders. Toen klonken er voetstappen bij de deur, zo vlug dat die onmogelijk van zijn moeder konden zijn. Toch was zij het, in een nieuwe japon, die ze kennelijk tijdens zijn afwezigheid had laten naaien.

Ze kwam wankelend op hem toegesneld en liet zich tegen de borst van haar zoon vallen. Ze kon haar gezicht niet opheffen, maar het slechts tegen de koude koordjes van zijn attila vlijen.

Denisov, die er onopgemerkt bij stond, begon in zijn ogen te wrijven, die waren gaan tranen, ongetwijfeld van de kou.

‘Papa, dit is m’n vriend, Denisov.’

‘Ik weet het, ik weet het. Welkom.’

Dezelfde opgetogen, dolgelukkige gezichten wendden zich ditmaal naar de ruige, zwartbesnorde gestalte van Denisov en omgaven nu hem.

‘Die schat van een Denisov!’ gilde Natasja uit, nog steeds door het dolle heen. ‘Goddank!’ En op het moment dat alle aandacht naar hem uitging, sprong ze op Denisov af, sloeg haar armen om hem heen en gaf hem een zoen. Iedereen, ook Denisov zelf, werd er verlegen van. Maar Natasja was zo uitgelaten dat ze pas veel later doorkreeg hoe ongepast haar optreden was geweest.

Denisov werd meegenomen naar de kamer die voor hem in gereedheid was gebracht. De Rostovs bleven nog lang op. Ze zaten om Nikolaj heen geschaard, keken hem de hele tijd met opgetogen, liefdevolle ogen aan en vingen elk woord, elke beweging, elke blik op. De oude gravin liet zijn hand niet meer los en drukte er om de haverklap kussen op. De anderen verdrongen elkaar kibbelend voor een plek zo dicht mogelijk bij hem, maakten ruzie om de vraag wie hem thee, een zakdoek, een pijp mocht brengen…

De volgende ochtend sliepen de beide verlofgangers tot tien uur uit. In hun kamer hing een benauwde, bedompte lucht; in de kamer ervoor slingerde van alles rond: sabels, tassen, sabeltassen, openstaande koffers, modderlaarzen. Twee paar gepoetste laarzen met sporen waren zojuist tegen de muur klaar gezet. De bedienden kwamen met waskommen, warm water en schone kleren aanzetten. Het rook er naar tabak en mannen.

‘Hé, Grisjka, m’n pijp!’ riep Denisov met zijn schorre stem. ‘Rostov, opstaan!’

Nikolaj tilde zijn warrige haardos op van het warme kussen terwijl hij zich de dichtgeplakte ogen uitwreef.

‘Is het al zo laat dan?’

Op dat moment hoorde hij in de aangrenzende kamer het geruis van fris gewassen japonnen en het gefluister van prille meisjesstemmen, en in de opening van de op een kier staande deur ving hij een glimp op van iets roze, van linten, donker haar, witte gezichten en schouders. Het waren Natasja en Sonja, die kwamen informeren of Rostov al op was.

‘Opstaan, Coco!’ klonk Natasja’s stem.

‘Niet doen, joh,’ fluisterde Sonja.

‘Is dat jouw sabel?’ riep Petja. ‘Ik kom binnen.’ En hij duwde de deur helemaal open.

De meisjes sprongen opzij. Denisov verborg met verschrikte ogen zijn behaarde benen onder de deken terwijl hij zijn kameraad aankeek, op zoek naar hulp. De deur werd weer dichtgedaan en opnieuw klonken er stappen en gelispel.

‘Coco, toe, trek je ochtendjas aan en kom ’s naar buiten,’ riep Natasja.

Rostov kwam de kamer uit.

‘Wat zien jullie er lekker fris en schoongewassen uit, en zo sjiek!’ zei hij.

‘Die is van mij, ja,’ antwoordde hij Petja, die maar over de sabel bleef doorvragen. Toen Nikolaj te voorschijn kwam, was Sonja weggehold. Natasja greep hem bij zijn hand en nam hem mee naar de aangrenzende kamer.

‘Was dat Sonja die zo hard wegrende?’ vroeg Nikolaj.

‘Ja, dat is ook zo’n rare. Ben je blij haar te zien?’

‘Ja, uiteraard.’

‘Ik bedoel, echt blij?’

‘Heel erg.’

‘Nee, serieus. Kom ’s hier zitten.’

Ze liet hem plaatsnemen en ging zelf naast hem zitten terwijl ze hem van top tot teen opnam. Bij elk woord gierde ze het uit, niet in staat rustig te blijven en haar blijdschap te beteugelen.

‘Goh, wat goed,’ zei ze. ‘Geweldig. Luister ’s!’

‘Waarom wil je nou weten of ik blij ben Sonja te zien?’ vroeg Nikolaj, die onder invloed van die warme golf van liefde voor het eerst in anderhalf jaar vanbinnen en op zijn gezicht de pure, kinderlijke glimlach voelde ontluiken die er niet meer was geweest sinds hij het huis had verlaten. Natasja gaf geen antwoord op zijn vraag.

‘Moet je luisteren,’ zei ze, ‘je bent nu echt een man, hè? Ik ben vreselijk blij dat jij m’n broer bent. En jullie zijn allemaal hetzelfde.’ Ze voelde eventjes aan zijn snor. ‘Ik wil zo graag weten hoe jullie zijn. Zijn jullie net als wij?’

‘Waarom wou je nou weten of ik…’

‘Ja, da’s een lang verhaal! Hoe ga je Sonja aanspreken? Met jij of met u?’

‘Zoals het uitkomt,’ zei Nikolaj.

‘Zeg alsjeblieft u tegen haar, ik leg je straks wel uit waarom.’

‘Maar waar gaat het dan over?

‘Goed dan, ik leg het je nu wel uit. Je weet dat Sonja m’n vriendin is. Zo’n goeie vriendin dat ik m’n hand voor haar in het vuur zou steken. Kijk maar.’ Ze stroopte haar mousselinen mouw op en liet hem op haar lange, knokige, tengere arm, onder de schouder, een stuk boven de elleboog (op een plek die zelfs bij een baljurk bedekt blijft), een rode streep zien. ‘Dat heb ik zelf gedaan, om m’n liefde voor haar te bewijzen. Ik heb gewoon een liniaal in het vuur gloeiend heet gemaakt en hem tegen m’n arm gedrukt.’

Terwijl hij daar zo zat, op de divan met de kussentjes op de armleuningen, in het vertrek waar hij vroeger les kreeg, en Natasja in haar grote, blije ogen keek, betrad Nikolaj opnieuw dat huiselijke wereldje van zijn jeugd, en het schroeien van een arm met een liniaal als blijk van liefde vond hij niets onzinnigs hebben, integendeel, hij kon er helemaal in komen en was absoluut niet verbaasd.

‘En?’ vroeg hij slechts.

‘Wij zijn zulke goeie vriendinnen! Dat met die liniaal is natuurlijk flauwekul, maar we zijn vriendinnen voor het leven, en ik weet dat als zij ongelukkig wordt, ik dat ook zal zijn. Als zij van iemand houdt, is dat voor altijd. Maar dat is iets waar ik niet bij kan met m’n verstand. Ik vergeet juist heel snel.’

‘En, wat wil je daarmee zeggen?’

‘Nou gewoon, dat zij op die manier van ons houdt, van mij en van jou.’ Natasja lachte haar tedere, aanhalige, stralende lachje. ‘Weet je nog, vlak voor je vertrek… Zij zegt dat je dat allemaal vergeten moet. Ze zei me letterlijk: “Ik zal altijd van hem blijven houden, maar hij moet vrij blijven.” Dat is toch geweldig, echt geweldig, en zo nobel,’ riep Natasja uit.

‘Ik neem m’n woord niet terug,’ zei Nikolaj.

‘Nee, nee!’ riep Natasja uit. ‘Daar hebben we het met z’n tweeën al over gehad. We wisten dat je dat zou gaan zeggen. Maar da’s nou juist niet goed, want, zie je, als jij niet op je belofte terug wilt komen, dan is het net alsof zij dat expres heeft gezegd. Dan zou jij je dus gedwongen voelen met haar te trouwen, en dat is nou net niet de bedoeling.’

Nikolaj vroeg zich af wat die twee allemaal hadden bekokstoofd en wist niet wat hij zijn zusje moest antwoorden.

‘Toch kan ik niet terugkomen op m’n woord,’ zei hij, maar de toon waarop hij het zei gaf aan dat hij dat allang gedaan had. ‘Goh, wat ben ik toch blij je te zien,’ zei hij. ‘En, ben jij Boris nog niet ontrouw geweest?’ vroeg hij.

Het verschil van inzicht tussen de twee jeugdvrienden, dat zo duidelijk aan het licht was getreden tijdens hun ontmoeting in de buurt van Olmütz, het neerbuigende, belerende toontje dat Boris toen tegenover zijn vriend had aangeslagen en misschien ook een beetje het feit dat Boris, die maar één keer bij gevechten betrokken was geweest, een hogere onderscheiding had ontvangen dan Rostov en hem op de militaire ladder was gepasseerd, dat alles maakte dat Rostov, zonder het te willen toegeven, een aversie tegen Boris kreeg die des te sterker was omdat hij vroeger zo dik bevriend met hem was geweest. Bovendien, als Natasja met Boris zou breken, dan zou dat voor hem een soort rechtvaardiging zijn van zijn eigen veranderde relatie met Sonja, een relatie die hem zwaar op de maag lag vanwege zijn gedane belofte en de beknotting van zijn vrijheid die ermee gepaard ging. Glimlachend, zogenaamd voor de grap, lette hij scherp op de gelaatsuitdrukking van zijn zus toen hij haar die vraag stelde. Maar voor Natasja was het leven niet gecompliceerd of moeilijk, en al helemaal niet als het haar persoonlijk aanging. Zonder enige gêne gaf ze opgewekt antwoord.

‘Boris, tja, da’s een ander geval,’ zei ze. ‘Die geeft niet gauw op, maar het was toch een beetje kalverliefde tussen ons. En hij wordt wel weer een keer verliefd, en ik,’ ze zweeg even, ‘en ik word ook wel weer verliefd, maar dan echt. Wat ik touwens nu ook ben.’

‘Je was toch verliefd op Fezzoni?’

‘Lieve help, waar zie je me voor aan? Ik word vijftien, oma was op die leeftijd al getrouwd. Zeg, die Denisov, is die aardig?’ vroeg ze plotseling.

‘Zeker.’

‘Nou tot ziens, en ga je aankleden. Hij ziet er anders wel eng uit, die vriend van je!’

‘Vaska?’ vroeg Nikolaj, die wilde laten zien hoe vertrouwelijk hij met Denisov omging.

‘Ja. Dus die is wel aardig?’

‘Heel aardig.’

‘Kom dan gauw theedrinken. Met z’n allen bij elkaar.’

Toen hij Sonja in de salon tegenkwam, begon Nikolaj te blozen. Hij wist niet hoe hij zich tegenover haar moest gedragen. De vorige dag hadden ze elkaar nog gekust, maar nu voelden ze dat dat niet meer ging; hij voelde dat iedereen, zijn moeder, zijn zussen, vragend in zijn richting keek, benieuwd naar de houding die hij tegenover haar zou aannemen. Hij kuste haar de hand en zei u tegen haar. Dankbaar, gelukkig, wisselden ze echter in alle kalmte liefdevolle blikken van verstandhouding uit. Zij vroeg hem door middel van haar blik vergeving voor het feit dat ze hem via Natasja aan zijn belofte had durven herinneren, en ze bedankte hem voor zijn liefde. Hij bedankte haar voor de vrijheid die ze hem liet en gaf haar te verstaan dat hij hoe dan ook van haar zou blijven houden, omdat hij niet anders kon.

Tot Rostovs verbazing bleek Denisov in damesgezelschap spontaan, opgewekt en vriendelijk, en dat had hij toch nooit van hem gedacht. Iedereen in huis was helemaal weg van de oude huzaar, vooral Natasja, over wie hij in ieders bijzijn heel opgetogen deed; hij noemde haar een toverfee en beweerde dat zijn huzarenhart meer was verwond door haar dan door Austerlitz. Natasja huppelde rond, liep hem te plagen en zong voor hem de mooiste romances, het genre waar hij een groot liefhebber van was. Hij schreef gedichten voor haar en vermaakte het hele huishouden, in het bijzonder Natasja, door gekscherend te flirten met het veertienjarig meisje, terwijl hij het diep in zijn hart misschien wel niet helemaal voor de grap deed. Natasja straalde van geluk, en je kon aan haar zien dat al die complimentjes van hem nogal wat bij haar losmaakten, wat haar alleen nog maar aantrekkelijker maakte.

Eenmaal terug in Moskou, werd Nikolaj door de huisgenoten ontvangen als de modelzoon, de grote held, de teerbeminde Coco, door de familie als de lieve, sympathieke, gerespecteerde jongeman en door kennissen als een knappe huzarenluitenant, een charmant zanger, een voortreffelijk danser en een van de beste partijen van Moskou. Heel Moskou behoorde tot de kennissenkring van de Rostovs, de oude graaf had dat jaar geld genoeg door zowel de verkoop van bos als een nieuwe hypotheek op het landgoed; dus kon Nikolaj zich zijn eigen renpaard aanschaffen, compleet met rijbroek en laarzen volgens de allerlaatste mode en een nieuw, met zilverdraad bestikt jasje, dat hem het meest bezighield, en na een zekere periode waarin hij zich wat had moeten aanpassen aan de oude levensomstandigheden vond hij het weer heerlijk om thuis te zijn. Het leek hem dat hij heel volwassen was geworden, rijper. Vol verachting dacht hij terug aan het trouwen van de pop met Boris of aan het stiekeme zoenen met Sonja. Nu trainde hij zijn paard voor de rennen. Hij had scherpe punten aan zijn laarzen, wat maar drie militairen in heel Moskou hadden. Hij kende een dame op een van de boulevards waar hij ’s avonds laat heen ging. Hij leidde de mazurka op het bal bij de Archarovs, besprak de oorlog met veldmaarschalk Kamenski en tutoyeerde oude Moskouse fuifnummers. De meeste tijd was hij bezig met zijn renpaard en het dekkleed dat op dat moment in was, met laarzen en handschoenen volgens de allerlaatste mode en het aanknopen van nieuwe relaties met mensen die zonder uitzondering blij waren met hem kennis te kunnen maken. Zijn passie voor de tsaar was wat weggeëbd, omdat hij hem niet meer zag en daartoe ook geen gelegenheid meer had. Maar de herinnering aan die passie en aan zijn ervaringen in Wischau en Austerlitz stond nog scherp in zijn geheugen, en hij had het vaak over de tsaar en de genegenheid die hij voor hem koesterde, waarbij hij dan liet doorschemeren dat er nog meer te vertellen was, dat er nog iets was met zijn gevoelens voor de tsaar waar anderen slechts naar konden gissen. Overigens deelden velen toentertijd Rostovs sentiment ten aanzien van de tsaar, en dikwijls sprak hij van de ‘vleesgeworden Engel’, de bijnaam die Alexander i in Moskou had gekregen.

Wat hem met name bijbleef van dit verblijf in Moskou, was het gevoel dat zijn gloednieuwe lakleren huzarenlaarzen en de nieuwe suède handschoenen aan zijn smetteloze handen toch wat te krap zaten en de geur van brillantine in zijn gegroeide snor, en een gevoel van gejaagdheid en een voortdurend uitkijken naar iets ontzettend leuks dat telkens opnieuw maar niet wilde komen. Wanneer hij thuisbleef bekroop hem dikwijls de gedachte dat hij zich zou moeten schamen zijn tijd zo te verdoen met al die luxe spullen zonder er anderen van te laten profiteren, en dan haastte hij zich weer ergens heen. En als hij een diner, soiree of vrijgezellenfeestje oversloeg, dan meende hij dat uitgerekend daar, waar hij had moeten zijn, zich die bijzonder gelukkige gebeurtenis afspeelde waarop hij zat te wachten. Hij danste veel, dronk veel, schreef voor de dames menig versje in menig album en elke avond vroeg hij zich af of hij niet verliefd was op deze of gene, maar nee, dat was hij niet, en zeker niet op Sonja, van wie hij gewoon hield. Hij was niet verliefd omdat hij verliefd was op zichzelf.

Oorlog en Vrede
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
frontmatter01.xhtml
frontmatter02.xhtml
part01.xhtml
part01chapter01.xhtml
part01chapter02.xhtml
part01chapter03.xhtml
part01chapter04.xhtml
part01chapter05.xhtml
part01chapter06.xhtml
part01chapter07.xhtml
part01chapter08.xhtml
part01chapter09.xhtml
part01chapter10.xhtml
part01chapter11.xhtml
part01chapter12.xhtml
part01chapter13.xhtml
part01chapter14.xhtml
part01chapter15.xhtml
part01chapter16.xhtml
part01chapter17.xhtml
part01chapter18.xhtml
part01chapter19.xhtml
part01chapter20.xhtml
part01chapter21.xhtml
part01chapter22.xhtml
part01chapter23.xhtml
part01chapter24.xhtml
part01chapter25.xhtml
part01chapter26.xhtml
part01chapter27.xhtml
part01chapter28.xhtml
part01chapter29.xhtml
part01chapter30.xhtml
part01chapter31.xhtml
part01chapter32.xhtml
part01chapter33.xhtml
part01chapter34.xhtml
part01chapter35.xhtml
part01chapter36.xhtml
part01chapter37.xhtml
part02.xhtml
part02chapter01.xhtml
part02chapter02.xhtml
part02chapter03.xhtml
part02chapter04.xhtml
part02chapter05.xhtml
part02chapter06.xhtml
part02chapter07.xhtml
part02chapter08.xhtml
part02chapter09.xhtml
part02chapter10.xhtml
part02chapter11.xhtml
part02chapter12.xhtml
part02chapter13.xhtml
part02chapter14.xhtml
part02chapter15.xhtml
part02chapter16.xhtml
part02chapter17.xhtml
part02chapter18.xhtml
part02chapter19.xhtml
part02chapter20.xhtml
part02chapter21.xhtml
part02chapter22.xhtml
part02chapter23.xhtml
part02chapter24.xhtml
part03.xhtml
part03chapter01.xhtml
part03chapter02.xhtml
part03chapter03.xhtml
part03chapter04.xhtml
part03chapter05.xhtml
part03chapter06.xhtml
part03chapter07.xhtml
part03chapter08.xhtml
part03chapter09.xhtml
part03chapter10.xhtml
part03chapter11.xhtml
part03chapter12.xhtml
part03chapter13.xhtml
part03chapter14.xhtml
part03chapter15.xhtml
part03chapter16.xhtml
part03chapter17.xhtml
part03chapter18.xhtml
part03chapter19.xhtml
part03chapter20.xhtml
part03chapter21.xhtml
part03chapter22.xhtml
part03chapter23.xhtml
part03chapter24.xhtml
part03chapter25.xhtml
part03chapter26.xhtml
part03chapter27.xhtml
part03chapter28.xhtml
part03chapter29.xhtml
part03chapter30.xhtml
part03chapter31.xhtml
part03chapter32.xhtml
part03chapter33.xhtml
part03chapter34.xhtml
part04.xhtml
part04chapter01.xhtml
part04chapter02.xhtml
part04chapter03.xhtml
part04chapter04.xhtml
part04chapter05.xhtml
part04chapter06.xhtml
part04chapter07.xhtml
part04chapter08.xhtml
part04chapter09.xhtml
part04chapter10.xhtml
part04chapter11.xhtml
part04chapter12.xhtml
part04chapter13.xhtml
part04chapter14.xhtml
part04chapter15.xhtml
part05.xhtml
part05chapter01.xhtml
part05chapter02.xhtml
part05chapter03.xhtml
part05chapter04.xhtml
part05chapter05.xhtml
part05chapter06.xhtml
part05chapter07.xhtml
part05chapter08.xhtml
part05chapter09.xhtml
part05chapter10.xhtml
part05chapter11.xhtml
part05chapter12.xhtml
part05chapter13.xhtml
part05chapter14.xhtml
part05chapter15.xhtml
part06.xhtml
part06chapter01.xhtml
part06chapter02.xhtml
part06chapter03.xhtml
part06chapter04.xhtml
part06chapter05.xhtml
part06chapter06.xhtml
part06chapter07.xhtml
part06chapter08.xhtml
part06chapter09.xhtml
part06chapter10.xhtml
part06chapter11.xhtml
part06chapter12.xhtml
part06chapter13.xhtml
part06chapter14.xhtml
part06chapter15.xhtml
part07.xhtml
part07chapter01.xhtml
part07chapter02.xhtml
part07chapter03.xhtml
part07chapter04.xhtml
part07chapter05.xhtml
part07chapter06.xhtml
part07chapter07.xhtml
part07chapter08.xhtml
part07chapter09.xhtml
part07chapter10.xhtml
part07chapter11.xhtml
part07chapter12.xhtml
part07chapter13.xhtml
part07chapter14.xhtml
part07chapter15.xhtml
part07chapter16.xhtml
part07chapter17.xhtml
part07chapter18.xhtml
part07chapter19.xhtml
part07chapter20.xhtml
part07chapter21.xhtml
part07chapter22.xhtml
part07chapter23.xhtml
backmatter01.xhtml