19

De volgende dag zat ik opnieuw naast Aira’s bed in het Jorvi-ziekenhuis. Ik had ’s ochtends een korte ontmoeting gehad met Niina, want er zaten nog wat hiaten in haar verhaal over de nacht van tweede kerstdag. Niina was versuft geweest door de kalmerende middelen, maar had toch nog vijf minuten met me kunnen praten voordat ze was ingedommeld. Dat was voldoende geweest.

“Zouden ze mij ook bij haar toelaten?” vroeg Aira zich af. “Hoe lang blijft ze hier nog liggen?”

“Een paar dagen. En jij?”

“Ik denk dat ik morgen al naar huis mag. Kom je zaterdag naar de uitvaart van Elina?”

“Vast wel”, beloofde ik, hoewel twee begrafenissen in een week wel een beetje veel was. Op datzelfde moment stapte Johanna Aira’s kamer binnen met een gele bos rozen in haar handen. Ze droeg een nieuwe, roodgebloemde jurk en een rode trui, en ook op haar lippen lag iets van een kunstmatige rode glans. Als nu ook de onzekere blik nog uit haar ogen verdween, zou ze een prachtige vrouw worden.

Johanna groette ons en vroeg in het kort naar Niina, en ik vertelde wat er de avond ervoor was gebeurd.

“Heb je over mijn voorstel nagedacht?” vroeg Aira Johanna nadat die was opgehouden zich te verbazen over Niina’s lot.

“Jazeker. En het is een goed idee. Natuurlijk moet ik het ook nog aan de kinderen vragen, maar ik kan me niet voorstellen dat die er niet mee zullen instemmen. Rosberga is vast een uitstekend thuis voor ze.”

“Dus je bent van plan om met je kinderen naar Rosberga te verhuizen? Uitstekend idee”, zei ik verheugd, want ook ik had geprobeerd met een geschikt onderkomen voor het kroost van de Säntti’s op de proppen te komen. Ik had mijn vriendin Leena verteld wat Minna en ik in Karhumaa te horen hadden gekregen, en ze had Leevi Säntti het vuur na aan de schenen gelegd. Er zou helemaal geen rechtszaak komen over de voogdij: Johanna zou alle kinderen meekrijgen die met haar mee wilden verhuizen.

“Het is tijd dat er kinderen komen op Rosberga. Johanna en ik hebben de tijd wel om hen naar school en allerlei buitenschoolse activiteiten te brengen”, zei Aira vrolijk. Ik kon me voorstellen hoe ze zich over de kinderen Säntti zou ontfermen, hoe ze zich ook de rest van haar leven in dienst van anderen zou stellen. Ook dat was natuurlijk een manier van leven, en ongetwijfeld niet de minste. Aira had beloofd om ook Niina op alle mogelijke manieren bij te staan, ze had de advocaat van de familie al gevraagd om niet alleen haar verdediging op zich te nemen maar er ook voor te zorgen dat ze erkend zou worden als Elina’s dochter. De wet zou waarschijnlijk niet toestaan dat ze als Elina’s erfgename werd aangemerkt, omdat zij Elina’s dood had veroorzaakt, maar wellicht zat het met de erfenis van Aira anders.

Ik wilde Aira’s optimisme niet de kop indrukken wat Niina betreft. Voorzover ik kon inschatten zou het meisje nog lange tijd geestelijke ondersteuning nodig hebben. Ook de aard van de aanklachten die er wegens het overlijden van Elina zouden worden ingediend was niet eenvoudig te voorspellen, want de zaak zat ingewikkelder in elkaar dan verwacht.

Ik belde Kari Hanninen met mijn mobieltje in de hal van het ziekenhuis. “Hé hallo!” zei hij hartelijk. “Ik was net van plan contact met je op te nemen, om je te vertellen dat je horoscoop klaar is.”

“Ik kan hem meteen wel komen ophalen, als je dat schikt.”

“Ik ben nog maar net wakker, maar kom maar. Leuk om ’s ochtends in gezelschap koffie te drinken.”

Hanninens appartement op Lauttasaari rook naar vers brood en café au lait. De man zelf had een spijkerbroek en een flanellen overhemd aangetrokken, dat echter nog niet was dichtgeknoopt. Zijn ogen keken een stuk opgewekter dan de mijne, waar zwarte wallen onder hingen, zo had ik in de spiegel in de lift gezien. Hanninen schonk de café au lait in koppen van een halve liter inhoud en trok een bakblik vol croissants uit de oven. Hij had mijn horoscoop op tafel uitgespreid, en zette de betekenis ervan uiteen terwijl hij van zijn koffie slurpte. Onder de kaart lag een hele stapel printjes met daarop tekst en uitleg, maar Hanninen leek het leuk te vinden om mij een verhandeling te geven over wat voor mens ik was en wat me in het leven allemaal te wachten stond. Mijn ogen rolden bijna uit mijn hoofd toen hij zei dat er een grote verandering op komst was in augustus, maar gelukkig ging hij daar niet nader op in. Hij was ontegenzeglijk overtuigend. Toen hij beweerde dat ik de neiging had om eerst te handelen en daarna pas na te denken, moest ik aan Pertsa’s woorden van de avond ervoor denken. Ik herkende ook de neiging om me in mezelf terug te trekken, hoewel de levens en gevoelens van anderen me op zich wel interesseerden. Maar toch – vertelde Hanninen alles welbeschouwd ook maar iets wat hij niet had kunnen weten op basis van die paar keer dat we elkaar hadden ontmoet?

“Het is niet makkelijk om met jou te leven. Jij bent niet in staat om op andermans voorwaarden of tempo te leven, maar je wilt je eigen weg gaan.”

“Ik zou dus geen goede moeder zijn?” vroeg ik gemaakt luchthartig.

“Zo driest zou ik dat zelf niet zeggen. Misschien is het zo dat moeder-zijn, het jezelf binden, voor jou niet makkelijk zal worden.”

“Denk jij dat een slechte moeder iemands hele leven kan verpesten?”

“Wat bedoel je?” Hanninens stem klonk behoedzaam.

“Van alles … Niina Kuusinen bijvoorbeeld.”

“Wat is er met Niina? Haar moeder was absoluut geen slechte moeder, eerder overbezorgd. Niina heeft nooit echt de kans gekregen om zelfstandig te worden.”

“Ik heb het niet over Heidi Kuusinen maar over Niina’s echte moeder, Elina Rosberg. Jij wist daarvan, nietwaar? Heb je het destijds in de jaren zeventig al vernomen, of heeft Niina het je verteld?” Hanninen gaf geen antwoord, maar begon alleen maar zijn hemd dicht te knopen.

“We hebben Niina gisteren gearresteerd. Ze heeft verteld wat er op de avond van tweede kerstdag op Rosberga is gebeurd. Gefeliciteerd met die verdomd goed gelukte manipulatie. Je hebt Niina’s moedercomplex uitstekend weten te voeden, ook al deed je je voor als therapeut. Wat wilde je daarmee bereiken, Kari?” Hanninen keek me opnieuw recht in de ogen, hij had zijn zelfverzekerdheid herwonnen.

“Dus dat is wat Niina beweert. Maar zo is ze toch bij uitstek, ze schuift alle verantwoordelijkheid altijd op anderen af, op haar ouders of op de sterren desnoods. Nu is het blijkbaar mijn beurt om de zondebok te zijn. Dat is typerend in een therapeutische relatie. Ze verplaatst de haatgevoelens die ze jegens Elina koesterde nu naar mij.”

“Maar desondanks draag jij de morele verantwoordelijkheid voor wat Niina heeft gedaan. Je hebt haar haatgevoelens gevoed om je op Elina te kunnen wreken. Alleen al de onthulling dat een bekende feministische therapeute een geheim kind had zou voor de sensatiebladen sappig nieuws zijn geweest.”

“Morele verantwoordelijkheid … Dat is een wel heel lastig begrip.” Je kon zien dat Hanninen zich weer zeker voelde, hij had weer een bekoorlijke glimlach op zijn gezicht. “Het is zeer zeker triest dat Niina heeft gedaan wat ze heeft gedaan. Zelf heb je ook een zwaar begin van het nieuwe jaar gehad. Misschien moet je eerst eens wat beter nadenken over vraagstukken als morele verantwoordelijkheid voordat je mij komt beschuldigen.” Hanninen stond op, haalde een sigaret en een aansteker, opende het raam en ging op de vensterbank zitten roken. Hoewel hij hoffelijk probeerde de rook naar buiten te blazen, drong de stank zich toch in mijn neusgaten. Mijn haren zouden de rest van de dag stinken, daarvoor had ik tegenwoordig aan één sigaret voldoende.

“Maar in het geval van Elina’s dood gaat het niet alleen om morele verantwoordelijkheid. Nadat Niina mij haar verhaal had verteld bleef ik me afvragen hoe Elina uiteindelijk daar naast het langlaufspoor terecht was gekomen, aangezien ze volgens Niina daar zelfs niet in de buurt zijn geweest. En waar kwamen die schrammen op haar rug vandaan? Maar Niina heeft jou opgebeld nadat ze was teruggekeerd naar Rosberga. Ik heb vanochtend haar belgegevens ontvangen”, ging ik verder, toen Hanninen probeerde te ontkennen. “Jij bent naar Rosberga gereden. Misschien heb je Elina langs de kant van de weg gevonden, verkleumd en bewusteloos, en besefte je dat Elina doden de beste wraak was voor alle ellende die ze je had bezorgd. Je hebt haar het bos in gesleept en haar daar achtergelaten om te sterven, en je zou Niina er nog voor hebben laten opdraaien ook.”

Hanninen gooide zijn peuk uit het raam voordat hij mij antwoord gaf, ditmaal op sympathieke en meelevende toon: “Volgens mij ben je echt aan vakantie toe. Ik ben op geen enkele manier bij Elina’s dood betrokken.”

“Waarom heeft men jouw auto dan op tweede kerstdag om halftwee ’s nachts op de Nuuksiontie gezien? Een oude, rode Chevy, daar is bijna geen vergissing mogelijk. En de jongen die aan de Nuuksiontie woont heeft bovendien auto’s als hobby, hij twijfelde geen seconde over het merk noch het kenteken. Dat is ook makkelijk te onthouden.” Hanninens Chevy had een paar jaar geleden een nieuw nummerbord gekregen, kar-199.

Hanninen bekende niets, en ik had ook geen bekentenis verwacht. Hij lachte alleen maar en zei dat rondrijden in Nuuksio geen misdrijf was en dat ik niet genoeg bewijs had om wat voor aanklacht dan ook in te dienen.

“O, maar dat bewijs krijgen we nog wel bijeen, twijfel daar maar niet aan”, siste ik Hanninen toe bij wijze van afscheidsgroet. Ik moest mezelf daar ook van overtuigen, anders was mijn werk, was de hele wereld zinloos.

Ik was zo in de war dat ik nog niet achter het stuur durfde te gaan zitten. In plaats daarvan liep ik doelloos door de straten van Lauttasaari. Ik keek naar een tweejarig kind dat krijsend in zijn wagentje zat, en naar de moeder die hem met een geïrriteerd gezicht voortduwde, en vroeg me af wat er mis ging met mensen wanneer ze tot Hanninens en Halttunens verwerden. Ongetwijfeld had de horoscoop die Hanninen had getrokken gelijk. Het moederschap zou me niet komen aanwaaien. Ik bemoeide me vaak zo intens met andermans zaken dat ik de mijne onwillekeurig over het hoofd zag. De zwangerschap was pas tien weken gevorderd, het was nog niet te laat om hem af te breken. Ik glimlachte om die gedachte, want die mogelijkheid overwoog ik allang niet meer serieus.

Ik moest daar mijn sterke kant van maken, ik moest leren van de Milla’s en Niina’s die ik had ontmoet, en in elk geval díe fouten vermijden waarvan ik getuige was geweest. Hoewel ik wist dat ik daar toch niet in zou slagen, dat er altijd wel een fout zou komen waarvan de gevolgen pas tientallen jaren nadien zichtbaar werden, begon ik me op die uitdaging voor te bereiden.

Ik was bij een parkje aangeland, waar triomfantelijk gillende koters op hun achterwerk een bevroren helling afgleden. Ik keek even naar ze, probeerde in gedachten het blije gezicht voor me te zien waar ik over een aantal jaren naar zou kijken. Toen draaide ik het nummer van Antti’s werk.

“Met mij. Ga je mee lunchen?”

“Graag. Wanneer?”

“Over een kwartiertje, als ik tenminste de auto ergens kan parkeren. Ik kom wel naar je kamer om je op te halen.”

Ik marcheerde terug naar ons Fiatje en ging op weg om me bij het verkeer in het centrum te voegen. De winterzon liet de wereld er stralender uitzien, liet al doorschemeren dat ze de sneeuw over een paar maanden met haar warmte zou verdrijven. Ter hoogte van muziekcentrum Lepakko zette ik de radio aan; een Finse band zong A Farewell to Arms:

Vandaag heb ik de puf om op te staan,

Vandaag trek ik de wereld in

Om mijn eigen weg te gaan

Ik wil weten wat er zich achter de muren bevindt.

Luidruchtig begon ik met het refrein mee te zingen, en ik besloot in elk geval de rest van de dag in die woorden te geloven.