10

Koskivuori liet me niet antwoorden, maar nam zelf het woord; Jäämaa trok Hanninen weg bij de tafel en begon hem uit te leggen wat je tijdens telefonische onderhandelingen allemaal wel en niet kon zeggen. Halttunen wilde niet met Koskivuori praten en hing op, nadat hij had herhaald dat we een uur de tijd hadden om hem een auto te bezorgen. Taskinen zocht mijn blik; ik dwong mezelf te glimlachen en mijn schouders op te halen.

“We staan niet toe dat je met hem meegaat, ook al zou je daartoe bereid zijn”, zei hij.

“En dat ben ik niet”, antwoordde ik, en ik dacht aan het kind dat zich binnen in mij bevond en dat vast en zeker nog meer te eten nodig had. “Mij vermoordt hij nog eerder dan Palo.”

“Je kunt het beste maar naar huis gaan.”

“Dat geloof ik ook, als mijn Fiatje tenminste meewerkt en start bij deze vorst. Ik wil eerst even een paar woorden wisselen met Hanninen, het gaat om die zaak-Rosberg.” Jäämaa en Hanninen leken ruzie te maken, maar ik kon alleen maar wat losse woorden onderscheiden. Koskivuori overlegde opnieuw met de gasexpert. Op zich was het niet moeilijk om een patroon met traangas door de schoorsteen naar binnen te laten zakken, gezien het feit dat men er ook in was geslaagd een microfoon aan te brengen. Het grootste risico bestond erin dat Halttunen bij wijze van wraakactie Palo meteen zou doodschieten.

Toch was er iets gaande, want het geluid van de helikopters werd weer sterker. Ik liep naar de ingang van de tent om te kijken. Een van de heli’s probeerde achterlangs over het huis te vliegen, maar moest uitwijken toen er een serie schoten door het raam werd afgevuurd en de kogels tegen de zijkant van het toestel ketsten. “Nu gebruikt ie een geweer met afgezaagde loop!” kreunde iemand.

Het tentdoek achter mij ritselde, en Kari Hanninen dook naast me op, bood me eerst een sigaret aan en stak er zelf een op toen ik weigerde. “Sorry van daarnet. Ik wist wel dat vrouwelijke agenten bij Markku een sterke gevoelsreactie oproepen, en dat was ook wat ik beoogde. Ik ben ervan overtuigd dat het gelukt zou zijn als uw collega’s zich er niet mee hadden bemoeid.”

“Had u het verstandig gevonden om Palo voor mij te ruilen?”

“Natuurlijk niet! Wat weet u eigenlijk over Markku Halttunen? Hij kan namelijk niet met vrouwen overweg.” Toen ik knikte en zei dat me dat was opgevallen, ging Kari Hanninen verder: “Weet u waar dat oorspronkelijk door komt? Door zijn moeder. Die keek jarenlang toe terwijl zijn vader hem seksueel misbruikte, en van tijd tot tijd deed ze er zelfs aan mee. Die vrouw was echt een monster. Markku heeft nooit een normale seksuele relatie met vrouwen kunnen opbouwen.”

“Door zijn boze moeder is hij een overvaller en moordenaar geworden?” Ik kon de ironie in mijn stem niet onderdrukken, hoewel ik nu beter begreep waarom Halttunen ook zijn vaders penis had afgezaagd.

“Dat zijn ingewikkelde processen. Markku is zo iemand in wiens leven alles systematisch verkeerd is gelopen. Maar toch moeten we om hem geven. Hij heeft het recht om te overleven, net als zijn gijzelaar natuurlijk.”

“Op dat punt ben ik het met u eens, al gaan mijn gedachten eerder uit naar de gijzelaar. Ik zou nog over een andere zaak met u willen praten, zodra deze hier is opgelost. Of liever gezegd, over een patiënt van u die bij de zaak betrokken is.”

“Patiëntgegevens zijn natuurlijk wel vertrouwelijk.”

“Dat weet ik. Maar het gaat om een moord. En als ik het goed heb begrepen kende u het slachtoffer ook, uw collega Elina Rosberg.”

“Dan wilt u dus over Niina praten! Heeft ze zich ergens schuldig aan gemaakt?” Hanninens stem begon steeds opgewondener te klinken, en er lag een bezorgde blik in de donkerbruine ogen die mij aankeken. Je kon je heel goed voorstellen dat Hanninen om zijn patiënten gaf, dat de mantra’s die hij keer op keer herhaalde met zijn manipulerende stem daadwerkelijk tot doel hadden hen gelukkig te maken. En toch …

“Ze is een van de verdachten, en voorlopig niet meer dan dat. Staat uw nummer in het telefoonboek?”

“Moment, ik geef u mijn kaartje.” Hanninen groef in de zakken van zijn lange, leren jas. De man had onmiskenbaar stijl, een soort relaxte mannelijke zelfverzekerdheid vermengd met empathie. Bij vrouwelijke cliënten werkte het gegarandeerd.

“Dat is nou niet verstandig”, klaagde Hanninen toen de helikopters het zomerhuis opnieuw benaderden. “Markku wil het gevoel hebben dat hij controle heeft over de situatie. Die helikopters zorgen er alleen maar voor dat hij zijn kalmte verliest.”

“Wat zouden we volgens u dan moeten doen?”

“Zoveel mogelijk met hem praten, en wachten tot hij zelf ook inziet dat vluchten onmogelijk is. Hem ertoe bewegen zich over te geven, of in ieder geval om zijn gijzelaar vrij te laten. Ik ben nog steeds bereid tot een ruil. Ik weet dat hij mij geen kwaad zal doen.” Opnieuw sloeg er een regen van kogels tegen de rotorbladen. Een van de mannen die aan de knoppen van de afluisterapparatuur zat schreeuwde iets tegen Koskivuori, en dat maakte dat ik de tent binnenstormde. Ik was ervan overtuigd dat Halttunen Palo had doodgeschoten.

Maar nee. Het geschreeuw was alleen maar bedoeld om mee te delen dat zowel Halttunen als Palo volledig uit hun dak waren gegaan. Halttunen vuurde onophoudelijk en in het wilde weg, beurtelings naar de zich terugtrekkende helikopters en naar het terrein achter het huisje, waar degenen die zich daar bevonden genoodzaakt waren dekking te zoeken. Het kabaal was oorverdovend. De helikopters leken ondanks alles de opdracht te hebben gekregen boven het huisje te blijven hangen, om Halttunen te stangen en er zo voor te zorgen dat hij uit het raam aan de noordzijde zou schieten, aangezien er een groep commando’s bezig was de zuidelijke gevel van het zomerhuis te beklimmen. Het lawaai van de heli’s overstemde hun bewegingen. Ik vond het er allemaal nogal roekeloos uitzien, maar ik was natuurlijk maar een gewone rechercheur. Toen ik omkeek zag ik dat Koskivuori instructies stond te brullen in de hoorn van de telefoon; ik zag hoe tientallen geweren werden aangelegd en hoe er een gaspatroon door de schoorsteen viel terwijl een aantal commando’s zich vanaf het dak op de veranda liet zakken. De helikopter ging bijna krankzinnig laag vliegen, en ook van daaruit begon men te schieten. Ergens klonk een schreeuw: “Volgens Palo zijn er geen explosieven binnen!”

Het geluid van de helikopter overstemde de schotenwisseling. Instinctief begon ik richting het huis te rennen, maar iemand greep me vast bij mijn mouw. Ineens was het volkomen stil. Het vuren was gestaakt, de laatste helikopter was over de bossen verdwenen. Degene die me had vastgegrepen liet me los, en zelfs voordat ik hem zag, had ik Pertti Ström aan de geur van zijn aftershave herkend.

Een van de commando’s kwam te voorschijn en riep om een ambulance, maar de brancardiers waren al onderweg. Ik had me geen moment gerealiseerd hoeveel fotografen en cameralieden er in het bos rondhingen, maar nu liepen ze op het huisje af als tijgers die hun maaltje ruiken. De stem van Koskivuori die door de megafoon echode maakte een einde aan de onwetendheid over hoe de situatie ervoor stond. “De operatie is beëindigd. Markku Halttunen is tijdens de schotenwisseling om het leven gekomen. Spijtig genoeg heeft hij kans gezien ook brigadier Palo ernstig te verwonden.”

Er ontsnapte een godverdomme aan Pertsa, ikzelf zei niets. “Wacht effe, ik ga vragen wat dat ‘ernstig’ te betekenen heeft”, ging Ström verder. Ik keek naar de cameramannen die hun prooi naderden, luisterde naar het geklik van veiligheidspallen die werden vastgezet en naar het geroezemoes van stemmen om me heen alsof ik zelf heel ergens anders was. Toen Pertsa rennend terugkeerde, vertelden zijn ogen wat ‘ernstig’ betekende nog voordat hij met schorre stem zei: “Palo is al overleden.”

Het maakte me niet uit dat ik een hekel had aan Ström, ondanks alles was hij een collega die precies hetzelfde voelde als ik. We drukten ons tegen elkaar aan, en even later voegden ook Pihko en Taskinen zich bij onze omhelzing. Ieder van ons huilde op zijn eigen manier, de ene innerlijk, ikzelf met jankende uithalen, en ik draaide me niet om toen de afgedekte brancards uiteindelijk het huisje werden uitgedragen.

De rest van de week ging ik niet meer aan het werk, behalve naar een crisisgespreksgroep die voor ons was georganiseerd. Misschien was werken makkelijker geweest, want de dagen waren hels en de nachten nog veel erger. Ik durfde alleen de eerste nacht kalmerende pillen te nemen, want ik wilde de gezondheid van mijn kind niet op het spel zetten.

Gelukkig zag Antti kans om thuis bij mij te blijven; seks was het beste antidepressivum. Antti was in eerste instantie verbaasd over het feit dat ik nog dezelfde avond dat ik terugkeerde uit Nuuksio met hem wilde vrijen. Tijdens het vrijen had ik het gevoel dat ik leefde en dat ik het leven liet voortgaan, en wanneer het lichaam bezig was, had de geest vrijaf. Antti merkte dan ook verbaasd op dat hij altijd had gedacht dat zwangere vrouwen geen zin hadden in seks, maar ik maakte een einde aan die mythe.

Antti nam ook de telefoon op, weerde verzoeken om een interview af, stelde ouders en vrienden gerust. Het was niet makkelijk om te praten over hoe ik me werkelijk voelde. Op een nacht droomde ik dat ik me op de parkeerplaats bij het Cultureel Centrum bevond en de deur van mijn Fiat opende. De bloederige lijken van Palo en Halttunen gleden naar buiten.

Taskinen was, naar het scheen, meteen de volgende dag weer aan het werk gegaan. Pertsa daarentegen had zijn depressie aangepakt zoals het een echte Finse man betaamt: met een paar dagen flink doorhalen. Tijdens de therapiesessie vrijdagmiddag was het moeilijk te zeggen of hij trilde als gevolg van zijn kater of van de schok. Vrijdag werd ons verteld dat Halttunen toch een snellere schutter was geweest dan we hadden ingeschat. Het geweer met afgezaagde loop had vreselijke verwondingen veroorzaakt in Palo’s romp. Het zou nog wel lastig worden om vast te stellen wie de kogel had afgevuurd waardoor Halttunen om het leven was gekomen. Zijn onderlichaam zat tot aan de buik vol met kogels van de commando’s. Het onderzoek in de zaak zou lang gaan duren, en uiteraard bestond ook de mogelijkheid dat de nabestaanden van Palo of van Halttunen een rechtszaak zouden aanspannen. De media stortten zich dagenlang op de zaak, totdat tijdens Driekoningen een bekende politicus met drank op achter het stuur werd gepakt, en de krantenkoppen een nieuwe inhoud kregen.

Eva Jensen belde op de avond van Driekoningen en vroeg hoe het met me ging. Toen ze zich beklaagde over de saaiheid van de laatste zwangerschapsfase, stelde ik voor om de volgende dag, een zondag, een eindje te gaan wandelen. Er was mild en zonnig weer voorspeld, en ik had het idee dat het me goed zou doen om voorzichtig weer aan dingen te denken die met het werk te maken hadden. Ruiters kregen toch ook dat advies: als je van je paard viel, moest je zo snel mogelijk weer in het zadel klimmen. Na Eva’s telefoontje zeeg ik opnieuw neer op de bank voor de televisie, om naar het kunstschaatsen te kijken. Een Canadees, die vrij fors gebouwd was voor een kunstrijder, sprong een drievoudige axel op de maat van filmmuziek en hielp me de geesten van Nuuksio althans voor even te verdrijven.

Eva kwam zondagochtend naar ons toe en beweerde dat ze kilometers lang kon wandelen, als het tempo tenminste niet te hoog lag. We staken een bevroren veld over en liepen over paadjes die in de richting van het stadspark voerden. De winterzon scheen vaalbleek, de donzige wolken beloofden een voortzetting van het zachte weer. De goudvinken verslonden de laatste lijsterbessen, een haas die bang voor ons was vluchtte onder een struik vandaan. Eva’s buik paste nauwelijks nog onder haar wijde jas, haar tengere armen en benen zagen er komisch uit naast die toeter. Toch beweerde ze dat het niet lastig was om over het bevroren veld te lopen; ze liep liever daar dan naast een van uitlaatgassen vergeven weg. “En hoe gaat het met jou?” vroeg ze, toen we het veld waren overgestoken en bij het met zand bestrooide pad dat voor de eerste huizen langs liep aankwamen.

“Ik vraag me gemiddeld een keer per uur af waarom ik mag leven terwijl Palo dood is. Maar verder gaat het wel.”

“Voel je je schuldig over het feit dat je nog leeft?”

“In zekere zin. Maar dat is naar het schijnt heel normaal. En het is van zulke kleine factoren afhankelijk: Halttunen zat immers in de eerste plaats achter mij aan. En uiteraard zit het me dwars dat de boel weer eens een keer helemaal in de soep is gelopen.” Ik had geprobeerd geen kranten te lezen, waarin het optreden van de politie streng werd bekritiseerd. Op een dag zou ik echter ook die werkelijkheid onder ogen moeten zien, en daarom had ik Antti gevraagd alle artikelen over de zaak te bewaren en uitzendingen van het journaal daaromtrent op video op te nemen. “Ken jij overigens die therapeut van Halttunen, Kari Hanninen? Ik heb kans gezien even met hem te praten voordat de hel losbarstte.”

“Die heb ik inderdaad een keer of wat ontmoet. Als je op zoek bent naar vijanden van Elina, dan heb je er daar in elk geval eentje. Elina keurde Hanninens astrotherapie af, of liever gezegd keurde ze het feit af dat Hanninen zijn therapie presenteerde als een serieuze wetenschap. Wat het ook in mijn ogen niet is, want het is deels gebaseerd op astrologie.”

“Klinkt vreemd.”

“In zekere zin streden Hanninen en Elina waarschijnlijk om dezelfde cliënten: zelfbewuste, feministisch georiënteerde vrouwen. Een deel van hen neemt bijvoorbeeld astrologie en tarotvoorspellingen uiterst serieus. Ze zijn van mening dat het eeuwenoude, door vrouwen ontwikkelde kennis is die de door mannen gedomineerde religies en zogenaamde harde wetenschappen proberen te verdrukken.

“Maar Elina dacht er niet zo over?”

“Ongetwijfeld vond ze het gevaarlijk dat een mens niet zelf verantwoordelijk is voor zijn beslissingen, maar in plaats daarvan kaarten of de sterren overal de schuld van geeft.”

“Vochten Hanninen en Elina hun conflicten ook publiekelijk uit?”

“Jazeker. Ze studeerden in dezelfde periode, en ik heb ook roddels gehoord over een korte romance die op de klippen liep omdat Elina altijd betere cijfers haalde dan Kari.”

Ik moest lachen, want dat deed me denken aan mijn eigen studiegenoot Kristian, met wie ik hetzelfde probleem had gehad. Kristian schreef nu zijn proefschrift op de faculteit rechtsgeleerdheid, en ik zette mijn leven op het spel als simpele agent.

“Een paar jaar geleden botsten ze echt heel hard, omdat Elina vond dat Kari op zijn minst een waarschuwing moest krijgen wegens het verstrengelen van wetenschap en pseudo-wetenschap, en dat hij misschien zelfs uit de Bond van Therapeuten moest worden gezet. Het bleef uiteindelijk bij een waarschuwing, maar Kari’s relatie met de bond is sindsdien op zijn minst koel te noemen.”

“Toch erfde Elina een cliënt van Kari. Ik moet Niina Kuusinen toch eens vragen of ze op de hoogte was van het conflict. Maar laten we nu niet over Kari Hanninen praten maar over Elina. Je zei dat ze jouw therapeut was.”

“Klopt, zelf therapie volgen is immers een verplicht onderdeel van de opleiding tot therapeut. Ik ben aan het begin van de jaren tachtig met de opleiding begonnen, toen homoseksualiteit nog maar net was geschrapt van de lijst van ziektes. Het was niet bepaald makkelijk om een therapeut te vinden die de gedachte dat een lesbiënne dit werk zou doen niet weerzinwekkend vond. Elina was in vele opzichten een gouden greep, want ze heeft me ook veel over dit vak geleerd.”

De wind blies grove sneeuw van een sparrentak in ons gezicht; het voelde als een stekelige haarborstel op mijn huid. Een ekster vloog op van de top van de boom, maar hij zweefde niet lang door de lucht: hij daalde een meter of twintig verderop neer op de top van een berk, en bleef daar zitten schommelen terwijl hij iets tegen ons kraste dat klonk als een beschimping in ekstertaal. Ik had een keer naar Einstein zitten luisteren toen die had staan kibbelen met een ekster in een boom. De een had gemiauwd, de ander gekrast, en ik was ervan overtuigd geweest dat ze hun standpunten aan elkaar hadden weten duidelijk te maken.

Een man die eruitzag als een gepensioneerde zeekapitein trok een sneeuwkleurige samojeed met een dikke vacht weg bij de voet van een boom; de hond had ’s werelds boeiendste geur gevonden en wilde voor geen goud verder lopen. Hoewel ik eigenlijk zo’n zogenaamd kattenmens was, had ik grote, harige honden altijd al charmant gevonden, en ik kon het dan ook niet laten om de samojeed even te krabbelen toen we langs hem liepen. Hij rook de geur van Einstein aan mijn schoenen en bleef eerst bij mij staan snuffelen, en daarna werd hij aangetrokken door de geur van de golden retrievers in Eva’s kleren.

“Elina was een erg goede therapeut”, ging Eva verder toen we afsloegen en verder liepen in de richting van het stadspark van Espoo. “Ze was echt aanwezig, en luisterde. Toen onze therapeutische relatie voorbij was en we collega’s werden, leerden we elkaar beter kennen. Echt vrienden waren we niet, want Elina was een bijzonder terughoudend mens. Ze praatte bijna niet over zichzelf, over haar eigen gevoelens of haar leven. Af en toe noemde ze Joona Kirstila, en liet ze doorschemeren dat hij veel voor haar betekende, maar verder niets.”

“Zou je je kunnen voorstellen dat Elina zelfmoord heeft gepleegd?”

Eva schudde haar hoofd, en aarzelend tuitte ze de lippen van haar brede mond. “Wat was de doodsoorzaak eigenlijk?”

“Een combinatie van medicijnen en alcohol, die bewusteloosheid veroorzaakte, die op zijn beurt hypothermie en de dood tot gevolg had. Het is moeilijk te zeggen of er iets van voorbedachten rade in het spel is.” Ik overwoog heel even of ik de brief zou noemen die Aira me had laten zien, maar omdat ik zelf ook niet overtuigd was van de authenticiteit daarvan, hield ik me stil.

“Vreselijk onzekere manier om jezelf te doden. Meer een verzoek om hulp, alsof ze ervan uitging dat ze gevonden zou worden. Dat lijkt me niets voor Elina. En ze was ook zeker geen type dat zelfmoord zou plegen, hoewel ze ook iets in zich had van … Net alsof er zich onder die rustige façade geheime kamers bevonden, waar ze haar verdriet in had opgesloten. Soms zette ze die deuren op een kier, maar steeds voor maar heel even.”

“Wat zag je door die kieren?”

“In elk geval frictie tussen de behoefte alleen te zijn en de behoefte zich te binden. Elina had immers geen andere verwanten dan Aira. Ik heb het gevoel dat ze enerzijds graag een kind had gewild, en anderzijds die gedachte ook ontvluchtte. Haar relatie met Joona Kirstilä is heel tekenend voor de relatie die Elina over het algemeen met mensen had. Hoewel ze close waren, wilden ze toch een zekere afstand houden.”

Die beschrijving klonk op de een of andere manier vertrouwd. Ik was precies zo geweest, of eigenlijk was ik dat nog steeds. Ik was voornamelijk met Antti getrouwd omdat hij begrip had voor mijn behoefte aan alleenzijn en die ook deelde. Het kind zou die routine veranderen, daar moesten we bij in de buurt blijven. Voor het eerst zag ik het zwangerschapsverlof ook als een onderbreking van mijn werkzaamheden, als een periode zonder moordenaars en wanhopige pogingen om ook maar een greintje waarheid uit mensen los te peuteren. Met de baby zou het in elk geval anders zijn.

“We zijn trouwens in verwachting”, hoorde ik mezelf tegen Eva zeggen, hoewel ik nog maar een paar dagen geleden Antti had bevolen die informatie voor zich te houden.

“Van harte gefeliciteerd! We hadden ons inderdaad al afgevraagd waarom jullie met de auto naar het nieuwjaarsfeest waren gekomen. Hoeveel weken al?”

“’s Effe kijken … de achtste denk ik. Het kind wordt pas eind augustus geboren. Het was wel een behoorlijke verrassing, mijn spiraaltje heeft niet gewerkt. Ik besef het allemaal nog niet zo.”

“Prima stressfactoren, de dood van een collega en een onverwachte zwangerschap”, stelde Eva droogjes vast, waarna ze snel een blik op me wierp, bang dat ik nog niet toe was aan grapjes over deze dingen.

“Wat je zegt. En toch besef je op een gegeven moment dat de wrede eenvoud van dit leven juist daarin besloten ligt: geboorte en dood, zij aan zij. Hè toch, ik was niet van plan om pathetisch te gaan zitten doen! Wordt het niet eens tijd dat we terugkeren?”

Ik bracht Eva naar Mankkaa, waar ze woonde. Kirsti was helemaal geshockeerd toen ze hoorde dat haar hoogzwangere echtgenote bijna tien kilometer door de sneeuw had geploeterd. Ik besloot ook de laatste paar kilometer te lopen, en hoopte dat Antti het eten klaar had staan wanneer ik thuiskwam.

Ik had geen puf meer om via de hoofdwegen te lopen, maar ging in plaats daarvan langs allerlei kronkelweggetjes richting mijn hoofddoel. Ineens hield ik in. Ik kende de man die triest ogend op het hek voor een rijtjeshuis zat en bijna dwangmatig losse haren van de schouderstukken van zijn jas zat te plukken. Dat was Pertti Ström toch zeker? En toch zag hij er niet uit als Pertsa. Deze man had vermoeid afzakkende schouders, hij liet zijn hoofd hangen, er ging een vreemde gelatenheid van hem uit die nog nooit deel had uitgemaakt van Pertsa’s zelfverzekerde, snoeverige persoonlijkheid. Ik bleef naar Pertsa staan kijken, vroeg me af of ik naar hem toe zou gaan voor een praatje. Toen had ik de tegenwoordigheid van geest om me af te vragen waarom hij op een hek voor een huis in Mankkaa zat, alsof hij op iemand zat te wachten – zelf woonde hij toch in Olari? Zat hij te wachten op een van de mensen die we moesten ondervragen? Maar het was zondag, en ook Pertsa had volgens mij vrij.

Pertsa wierp geïrriteerd een blik op zijn horloge. Toen ging er een deur open, en een jongetje van een jaar of zeven gluurde naar buiten. “We komen zo, papa. Jenna kan haar badpak niet vinden.”

Pertsa’s schouders richtten zich op in hun normale positie, en zijn stem klonk ruw als vanouds toen hij in de richting van het huis schreeuwde: “Doe geen moeite, Marja, geef Jenna d’r badpak!”

Jenna, Marja – en een jongetje van een jaar of zeven. De stukjes vielen op hun plaats: Pertsa zat op zijn kinderen te wachten. Hoe heette de jongen ook alweer, Jani of zo? Ik had de foto’s van de kinderen in Pertsa’s portefeuille opgemerkt toen hij een keer op koffie had getrakteerd na een belangrijke arrestatie. Ongetwijfeld was hij aan hen gehecht, hoewel ik me absoluut niet kon voorstellen dat hij warme gevoelens voor wie dan ook koesterde. Toen dacht ik aan het trillen van zijn lichaam, toen hij samen met mij om Palo’s dood had gehuild. De relatie tussen Pertsa en zijn ex-vrouw was in elk geval nog slechter dan die tussen Pertsa en mij. Schreeuwend discussieerden ze over het tijdstip waarop de kinderen moesten worden teruggebracht. “Acht uur, op zijn laatst, morgen moeten ze naar school!”

“Goddomme, als we naar die wedstrijd gaan wordt het gegarandeerd negen uur! Ze zijn al zo groot, ze kunnen desnoods wel tot middernacht opblijven! Komt die meid nou nog een keer?”

“Jij hoeft ze morgen niet uit hun bed te halen! Als ze dat badpak niet kan vinden, gaat Jenna maar niet zwemmen!”

Uiteindelijk kwam Jenna naar buiten, triomfantelijk zwaaiend met een roze badpak. Het was vreemd om Pertti Ströms trekken in het tienjarige meisje te herkennen. Ik glipte achter het dichtstbijzijnde huis, want ik vond het gênant om te laten merken dat ik het privé-leven van mijn collega had zitten bespieden.

Maandagochtend op het werk was alles bijna net zoals voorheen. Alleen een uit de krant geknipte, zwart omrande foto van Palo die met plakband op de deur van Palo’s en Pihko’s werkkamer was vastgeplakt, bracht in herinnering dat alles toch anders was dan begin vorige week. Pihko was inmiddels al onderweg ergens naartoe, en ook Pertsa was niet aanwezig, maar Taskinen zat achter zijn bureau, grijs en met een strak gezicht. De glimlach die hij op zijn gezicht toverde toen hij mij zag, was vast de eerste die dag.

“Al in staat om te werken?”

“Het zal wel gaan. Zijn er nieuwe zaken?”

“Niets belangrijks. We moeten Palo’s zaken onder ons verdelen, een vervanger krijgen we waarschijnlijk niet. Wees erop voorbereid dat ook jij aan het eind van de week wordt opgeroepen voor verhoor in verband met het gijzeldrama in Nuuksio. Dat wordt een behoorlijke bende.”

“Wat je zegt. Ik ga nu verder met die andere kwestie in Nuuksio. Waarschijnlijk vertrek ik morgenavond naar Oulu.”

“Kari Hanninen, die psycholoog, doet je de groeten, hij zei dat hij te allen tijde ter beschikking zou staan van zo’n charmante vrouw.” Taskinen kreeg het met geen mogelijkheid voor elkaar om de groeten met een normale stem over te brengen, maar kon slechts met moeite zijn lachen inhouden. Hoezeer Hanninens opmerking me ook irriteerde, ik vergaf het hem meteen omdat hij Taskinen aan het lachen wist te maken.

Ik was net van plan de hoorn op te pakken en het nummer van Leevi Säntti op te vragen, toen de telefoon me voor was. “Met Tarja Kivimäki van Yleisradio, hallo. U bent weer aan het werk na die andere schokkende gebeurtenis in Nuuksio?”

“Inderdaad. Hebt u nieuwe informatie over de zaak-Rosberg?”

“Helaas niet. En ook u hebt waarschijnlijk wel iets anders aan uw hoofd gehad, en daar zou ik dan ook over willen praten. Is het trouwens goed als we elkaar tutoyeren? Luister, Maria, het programma A-studio is bezig met een diepgaande reportage over de schietpartijen die er de laatste jaren hebben plaatsgevonden. We zouden graag een interview met je willen, dat dan waarschijnlijk door mij zou worden afgenomen.”

“Jij bent toch niet werkzaam voor A-studio?”

“Ik ben een beetje aan het overwegen die kant op te gaan. Ik begin genoeg te krijgen van de nieuwsberichten, en wil om een aantal redenen weg bij de politieke redactie.”

“Ik denk niet dat ik kan. In de eerste plaats heb ik geen zin om de dood van mijn collega publiekelijk uit te spitten, en verder ben jij technisch gesproken nog steeds een verdachte in een nog onopgeloste zaak die ik in onderzoek heb.”

“Echt waar? Kunnen we desondanks iets afspreken? Heb je tijd om vanavond uit eten te gaan? Ik trakteer uiteraard.”

“Dat doe je niet. Zoals ik al zei, je bent nog steeds een verdachte. Maar goed, laten we iets afspreken. Zeg maar hoe laat en waar.” Toen ik ophing, voelde ik me een bloedzuiger. Ik was absoluut niet van plan een interview te geven aan Tarja Kivimäki. Maar ik wilde wel proberen uit te vissen of ze nog meer wist over de zaak-Rosberg, en tijdens een etentje zou dat gegarandeerd beter lukken dan in een verhoorkamer.

Ik had geluk, Leevi Säntti was thuis, en niet op een van zijn preektournees. Ik stelde mezelf zo gezaghebbend mogelijk voor, en hoopte tegelijkertijd dat Johanna niet had verteld dat ik haar een geschikte advocaat had aangeraden.

“Waar hebt u het eigenlijk over? Heeft mijn … eh … vrouw nog iemand vermoord?”

“Hoe bedoelt u, nog iemand”, vroeg ik, ook al wist ik heel goed waar Säntti op duidde.

“Ze heeft ons kind vermoord door abortus te laten plegen. Dit is er uiteindelijk uit voortgekomen. Wie het pad van de zonde kiest …”

“Mijnheer Säntti, uw vrouw is slechts een van degenen die bij de zaak zijn betrokken. Laten we verder praten wanneer we elkaar ontmoeten.”

Leevi Säntti’s telefoonstem was erop getraind om prettig over te komen, en klonk op ongeveer dezelfde manier manipulatief als die van Kari Hanninen. Ik wist dat ik Hanninen had moeten opbellen, maar ik kon mezelf er niet toe brengen dat inderdaad te doen. Ik had de afgelopen dagen lopen malen over de vraag of Palo en Halttunen nog in leven zouden zijn indien de leidinggevenden beter naar Hanninen hadden geluisterd. Als ik daaraan dacht, kwam er een haat bij me opzetten die de pijn verdrong. Ik wilde iemand vinden die ik de schuld kon geven van Palo’s dood, iemand om tegen te schreeuwen, om te slaan en te schoppen. Het maakte niet uit dat Halttunen de kogel had afgevuurd die Palo had gedood. Tegelijkertijd was ook ik gedood, het zou mij precies zo zijn vergaan als ik in het zomerhuis had gezeten en niet Palo, ik en mijn baby van een paar centimeter groot.

In de kantine werd ik aangestaard alsof ik een bezienswaardigheid was. De verdachten met wie ik te maken had zeiden dat ook wel eens: iemand die bij een dramatisch sterfgeval was betrokken of die van moord werd verdacht, leek een merkteken te dragen dat bij buitenstaanders tegelijkertijd afkeer en nieuwsgierigheid teweegbracht.

Maar toen kwam een van de vrouwen van de geüniformeerde politie een praatje met me maken; ze nodigde nog een paar anderen uit om aan dezelfde tafel te komen zitten, en dus voelde ik me niet geïsoleerd. Toch bracht ik bij vele van mijn collega’s die keerzijde van ons werk in herinnering die iedereen het liefst uit zijn gedachten zou willen verdringen.

Gelukkig waren er routineklusjes waar een mens niet onderuit kon. Het werk dat zich aan het eind van de vorige week had opgestapeld moest worden afgehandeld, er moesten afspraken worden gemaakt, er lag papierwerk. Maar telkens wanneer ik op een zaak stuitte waar Palo en ik samen op hadden gezeten, voelde ik er veel voor om die aan de kant te schuiven. Bij de allereerste zaak, een inbraak in een restaurant in Soukka, wilde ik al opstaan en naar hem toe gaan om zijn mening te vragen. Hoe zou Pihko zich eigenlijk voelen? Zouden Palo’s spullen al zijn weggeruimd, en de foto’s van zijn kinderen op het scherm dat de kamer in tweeën deelde, en andere dingen? Waren de reservekleren in zijn kastje al weggebracht, was die beroemde medicijnvoorraad al uit zijn bureaulade genomen? Ook vandaag wilde ik er nog niet gaan kijken.

Ik zag kans me thuis om te kleden voordat ik naar restaurant Raffaello zou gaan, waar ik had afgesproken met Tarja Kivimäki. Terwijl ik in de bus zat merkte ik dat ik naar een kinderwagen zat te gluren die stevig was vastgezet met behulp van de veiligheidsgordels. De baby van een paar maanden oud lag rustig te slapen, maar desondanks kwam zijn vader, een dunne, langharige en tot aan zijn vingertoppen getatoeëerde gozer, van tijd tot tijd bij hem om de dekentjes te schikken en de fopspeen terug in de mond te stoppen. De jongen kwam me op de een of andere manier bekend voor.

Bij de volgende bushalte stapte er een licht beschonken, mollige man de bus in met een klingelende plastic tas in zijn hand. Verheugd groette hij de dunne vader: “Kijk nou, Nyberg, kolere! Jou hebbik voor het laatst in de nor gezien! Wat mot jij in Espoo!”

“’k Woon hier met me mokkel en me dochter. Hou godverdomme je muil, zodat me kind niet wakker wordt”, siste Nyberg.

De mollige man met de plastic tas legde een vinger tegen zijn lippen en fluisterde dat hij achterin ging zitten, om Nybergs baby niet te storen. De tas sloeg gevaarlijk tegen de reling terwijl de man naar de achterbank stommelde.

Lang kon hij zich echter niet stil houden. Hij schreeuwde zijn makker toe: “Heb je gehoord dat de smerissen Markku Halttunen hebben doodgeschoten? Die vent was echt gek, ik was er godverdomme bij toen hij in de fitnesszaal van de nor een van Soininens vingers brak.”

Nyberg gaf geen antwoord, hij diepte alleen maar een pakje shag op uit zijn zak en begon een peuk te draaien. Die handeling werd onderbroken door het gehuil van de baby, en de jongen haastte zich ernaartoe om het te sussen. Blijkbaar was er niets aan de hand, want hij ging verder met waar hij mee bezig was. Toen zijn sjekkie klaar was, stopte hij hem zonder hem aan te steken tussen zijn lippen.

“Hé, chauffeur, is de volgende halte die van Tapiola? Ik moet er daar uit!” riep de man met de plastic tas. Toen hij uitstapte, merkte hij de sigaret in de mond van Nyberg op, en hij rende terug het middenpad in om te vragen of hij die mocht hebben. Vreemd genoeg bleef de chauffeur rustig, hoewel het een paar minuten duurde voordat de peuk van eigenaar was gewisseld en de heren de koffie in de gevangenis van Sörnäinen afdoende hadden bejubeld. Wellicht joeg de achtergrond van de mannen hem angst aan.

Kivimäki zat al achter in het restaurant met de taperecorder op tafel. Ik bestelde een glas mineraalwater en stelde vast dat ik absoluut geen honger had.

“Hé, hoi, Maria, ben je al een beetje bijgekomen na vorige week?” vroeg Kivimäki op eigenaardige, gemaakt opgewekte toon.

“Nee. Ben jij al een beetje bijgekomen van Elina’s dood?” wierp ik terug.

“Juist. Heb je er iets op tegen als ik ons gesprek op band opneem?”

“Waar heb je die band voor nodig? Ik heb toch geen toestemming gegeven voor een interview?”

Tarja Kivimäki ademde diep in, maar zag geen kans om antwoord te geven, aangezien de ober kwam vragen of we al zover waren dat we konden bestellen. Ik nam zonder enige fantasie pasta met zeevruchten, misschien kreeg ik dat door mijn keel. In gerechten met vlees of tomaten had ik nu even geen zin.

“Laat me je vertellen waar dat programma over gaat”, zei Kivimäki, nadat ze jambalaya en Mexicaans bier had besteld. “De bedoeling is om niet alleen het gijzeldrama in Nuuksio aan de kaak te stellen, maar de neiging van de politie om naar de wapens te grijpen in het algemeen, te beginnen met die zaak in Mikkeli. Uiteraard komen ook Hirsala en Vesala aan bod, en dat geval op de politieschool in Tampere.

“Waarom wil je mij interviewen?”

“Volgens de kranten had Halttunen eerst geprobeerd in te breken in de auto van de andere rechercheur die hem had verhoord, maar was hij daar niet in geslaagd en had hij zich daarom tevreden moeten stellen met brigadier Palo. Het was niet moeilijk om de identiteit van die andere rechercheur te achterhalen. Ik zou een soort gedachte-experiment met je willen uitvoeren: hoe zou jij hebben gewild dat de politie had opgetreden als jij je in het zomerhuis had bevonden?”

“Wordt het een serieus programma of alleen maar sensatie? In dat soort afrekeningen ben ik niet geïnteressseerd.”

“Echt niet? Is de situatie naar jouw mening dan op de best mogelijke wijze aangepakt? Heb je helemaal geen kritiek?”

Uiteraard had ik wel kritiek, veel zelfs. Maar ik had niet de puf om mee te doen aan een eindeloos oordeel achteraf, als dat niet absoluut noodzakelijk was. In zekere zin zou het heel gemakkelijk zijn om je verdriet, je haat en je angst via het televisiescherm in de huiskamers van half Finland te uiten, maar Palo zou dat waarschijnlijk niet hebben gewild. Wellicht had ik me de gewoontes van de politie al eigen gemaakt, en was ik van mening dat je je eigen nest niet mocht bevuilen.

“Is het niet immoreel om te zwijgen wanneer je getuige bent van een misstand?” ging Kivimäki verder.

“Ik zou het immoreel vinden om een interview te geven aan iemand die betrokken is bij een sterfgeval dat ik aan het onderzoeken ben.”

“We kunnen het interview ook door iemand anders laten afnemen.”

“Vergeet dat interview nou maar. Waarom ben je van plan om naar het programma A-studio over te stappen? De kans is klein dat je je daar voor de camera’s verborgen kunt houden.”

“Daar zijn heel wat redenen voor. Een ervan is dat ik daar langere en diepgaandere reportages kan maken dan voor het journaal. En er zijn ook persoonlijke redenen. Ook daarvan zou je misschien kunnen stellen dat ze in zekere zin met de moraal te maken hebben.”

De ober bracht ons salade als voorgerecht; ik propte mijn mond vol om maar niet te hoeven praten. O, het zou gegarandeerd een goed verhaal opleveren als uitgerekend ík de politiestaf zou bekritiseren vanwege de gebeurtenissen in Nuuksio. De eenzame amazone te midden van een door mannen overheerst politiekorps ziet de fouten scherper dan wie dan ook. Maar hoewel ik eraan gewend was mijn eigen persoon op het spel te zetten tijdens het onderzoek naar misdrijven, ik was er niet klaar voor om in de publiciteit te treden. Toen mijn mond weer leeg was herhaalde ik dat tegen Kivimäki.

“Jammer. Ik had gedacht dat we elkaar misschien konden helpen.”

“Hoe?”

“Ik wilde Elina’s vertrouwen eigenlijk niet beschamen, omdat het gaat om iets wat ze alleen mij heeft verteld. Maar ik heb erover nagedacht en me toen gerealiseerd dat het heel goed een motief voor moord zou kunnen zijn.”

Zoals gewoonlijk sprak ik voordat ik had nagedacht. “Dus jij zegt dat je mij het motief voor de moord op Elina zult vertellen als ik jou een interview geef?! En dan durf jij nog over moraal te lullen!” Ik stond op, schoof mijn bord met salade zo hard weg dat het het flesje bier van Tarja raakte, dat omviel.

“Je bent van harte welkom om op het politiebureau van Espoo te komen praten over het motief voor de moord op Elina Rosberg. Donderdag om tien uur, schikt dat? En je kunt er maar beter zijn, want zo niet, dan laat ik een arrestatiebevel uitvaardigen in verband met het achterhouden van bewijsmateriaal. Prettige avond nog!”