8
Onderweg naar huis besloot ik Antti te vertellen over Halttunen. Hij zou zich sowieso afvragen waarom ik een wapen bij me droeg, iets wat ik nog nooit eerder had gedaan.
Er kwam een bijna wanhopige uitdrukking over zijn gezicht. “Hoe gevaarlijk is die man eigenlijk?” vroeg hij nadat hij een tijdje stilzwijgend door het raam had zitten uitkijken over de donkere velden van Henttaa.
“Gevaarlijk genoeg. Maar hij is ook een zojuist ontsnapte gevangene die zich al een nieuwe verdenking van moord op de hals heeft gehaald. Je zou denken dat ie zich wel een tijdje koest houdt in plaats van achter mij en Palo aan te gaan.”
“Kunnen jullie geen lijfwachten krijgen?”
“Daar is geen geld voor. En het enige wat we hebben is een bedreiging die een halfjaar geleden is geuit. Het kan best zijn dat Halttunen de hele kwestie al weer vergeten is”, zei ik, ook om mezelf gerust te stellen.
“Het lijkt alleen zo akelig nu, nu er in feite twee mensen zijn om wie ik me zorgen moet maken.” Antti probeerde te glimlachen. “Wanneer vertellen we het eigenlijk aan familie en vrienden?”
“De komende weken nog niet. De beginfase van een zwangerschap is altijd riskant, de meeste miskramen vinden voor de twaalfde week plaats. Laten we in elk geval tot dan wachten.”
“Ik heb in de bakken met afgeschreven boeken en tijdschriften van de bibliotheek een aantal oude Ouders van nu gevonden. Daar staat vast wel in hoe je met baby’s moet omgaan.”
“Antti!” Verbijsterd staarde ik naar de felgekleurde tijdschriften, waarop moederlijk ogende vrouwen met de ene schattige baby na de andere in een gelukzalige symbiose stonden te glimlachen. “Moet ik die echt lezen?”
Antti keek tegelijkertijd tevreden en beschaamd, en zei alleen maar verontschuldigend: “Ik was zo gedeprimeerd vanwege de drukte op het werk en die nieuwe ringweg, dat ik dacht: ik mag hier toch zeker wel blij om zijn?”
“Dat mag je, dat mag je.” Ik kroop bij Antti op schoot, duwde mijn gezicht tegen zijn in een zwarte trui gehulde schouder. De warmte van zijn lichaam wond me op; ik kuste zijn hals net onder zijn oor, kuste zijn kin, zijn lippen, en al snel trok Antti mij mijn trui van het lijf. We bedreven de liefde op het kleed in de woonkamer, zonder ons iets aan te trekken van Einstein, die ons met een afkeurende blik vanuit de boekenkast aanstaarde.
Ik knapte weer helemaal op van onze vrijage, en had zelfs nog de puf om Johanna’s levensverhaal te lezen. Weliswaar probeerde Antti me af te leiden door de stompzinnigste citaten in Ouders van nu voor te dragen, maar toen ik hem een paar keer had opgedragen zijn mond te houden, besefte hij dat ik iets belangrijks aan het lezen was.
Ik had het altijd al leuk gevonden om autobiografieën te lezen. Waarschijnlijk had dat te maken met mijn behoefte om te gluren, om het leven van andere mensen binnen te dringen. De levensverhalen van heel gewone mensen vond ik nog het interessantst, en gelukkig werden die de laatste jaren ruimschoots gepubliceerd. Ik probeerde ook Johanna’s verhaal te lezen als een uiteenzetting van het leven van een drieëndertigjarige vrouw uit de provincie Noord-Pohjola die ik ergens in een boek had aangetroffen, maar dat lukte niet echt goed. De velletjes papier, keurig geprint en vol beteugelde zinnen, vertelden me veel te veel.
Ik ben drieëndertig jaar geleden geboren in het dorpje Karhumaa in de gemeente Yli-Ii, iets ten noorden van Oulu. Het dorp had destijds een basisschool, een kerk, twee winkels, twee banken, een gezondheidscentrum en een boerencoöperatie; het gebouw waarin laatstgenoemde gehuisvest was werd ook als gebedshuis gebruikt. Het centrum van Yli-Ii lag op een kilometer of twintig afstand, en dus leidden de dorpsbewoners min of meer hun eigen leven. Mijn ouders waren boeren, net als hun ouders waren geweest. Ik had drie oudere broers, en na mij werd er nog een broertje geboren, en de benjamin van het gezin, mijn zusje, dat tien jaar jonger is dan ik. In een dorp als Karhumaa is zes kinderen bepaald niet veel. Velen hebben tien kinderen of zelfs nog meer, want zeker negentig procent van de dorpsbewoners hangt het oud-laestadianistische geloof aan. Dat geloof verbiedt abortus en het gebruik van voorbehoedsmiddelen, en een grote kinderschaar wordt gezien als een zegen van God.
Voorzover ik me kan herinneren heb ik, ondanks het strenge geloof, een gelukkige jeugd gehad. Er waren veel kinderen in het dorp, met wie ik alles deed wat typisch is voor de kindertijd. Ik speelde vadertje-moedertje, leerde bakken en hielp mee op het land. Omdat ik de oudste dochter van het gezin was, viel mij automatisch de rol van moeders hulpje ten deel. Als vijfjarige kon ik al koeien melken, en toen ik zeven was kon ik net zo goed koken als mijn moeder. Ik was tien toen mijn zusje werd geboren, en trots als een pauw toen mijn vader zei dat wij geen hulp in de huishouding nodig hadden terwijl mijn moeder in het kraambed lag, omdat ik het zo goed in mijn eentje redde.
Ook aan de lagere school bewaar ik goede herinneringen. Aangezien ik al kon lezen toen ik vijf was, werd ik ook een jaar eerder dan normaal naar school gestuurd. Onze onderwijzers waren weliswaar streng, en soms ook genadeloos, maar ik was een brave en goede leerling, die ze nooit een standje hoefden te geven. Ik had alleen één probleem: mijn haar. Dat kroesde heel sterk en liet zich niet in bedwang houden, en er waren op geen enkele manier keurige vlechten van te maken. Ik kreeg constant opmerkingen over mijn losschietende krullen, maar er was ook geen sprake van dat ze werden afgeknipt. Ik merkte al op jonge leeftijd dat krullend haar iets werelds had, iets slechts, maar ik kan me ook herinneren dat ik mijn haren soms, als ik alleen was, los droeg en dat ik dan genoot van het gewicht op mijn schouders en het gekriebel tegen mijn gezicht.
Ik mocht voornamelijk naar de middelbare school omdat ik het jaar daarop sowieso al naar de middenschool zou gaan, en dan had ik hoe dan ook naar Yli-Ii gemoeten. Ik weet nog dat ik voor de toelatingstest het hoogste aantal punten haalde en dat ik daar stiekem heel trots op was. Ik verheugde me erg op de middelbare school, maar was er ook wel een beetje bang voor. Enerzijds was ik heel leergierig en keek ik uit naar nieuwe vakken en nieuwe leraren, maar anderzijds vreesde ik ook dat ik op school met zondige mensen te maken zou krijgen. Daar werd ik ook wel bang mee gemaakt: de hele voorafgaande zomer klonken er van alle kanten waarschuwingen. Toen ik naar de middelbare school ging, zat mijn oudste broer al in de laatste klas van de bovenbouw; mijn tweede broer doorliep voor de tweede maal de vierde klas, en mijn derde broer zat in de derde. Het feit dat Simo was blijven zitten was een bron van groot verdriet en schande in ons gezin. Ik kan me mijn vaders gezicht nog goed voor de geest halen toen hij het hoorde, en ook het pak slaag dat Simo kreeg.
Mijn broers hadden waarschijnlijk de opdracht gekregen om erop te letten dat ik me netjes gedroeg op school. Eerlijk gezegd hield iedereen alle anderen in de gaten, dat was en is nog steeds een levensgewoonte in Karhumaa. De bus bracht ons elke ochtend ofwel om vijf voor acht, ofwel om vijf voor negen naar school, en weer terug om kwart over drie. Wij scholieren hadden bijna geen tijd om zondige dingen te doen. In de beginjaren was een groot deel van de leraren ook gelovig, en waren er nog geen problemen over dingen als kijken naar de schooltelevisie of bewegen op muziek.
Maar de school had wel een bibliotheek, waar de leraar Fins verantwoordelijk voor was – niet mijn eigen, streng gelovige leraar, maar een man van nog maar een jaar of dertig, die blijkbaar per ongeluk voor die functie was aangewezen. Ik geloof dat hij de zoon van een studievriend van de rector was die later het geloof van zijn vaderen had afgewezen. Uiteraard bevatte de collectie veel religieuze kinder- en jeugdliteratuur, maar ook veel non-fictie en klassieken, en af en toe waagde meester Yli-Autio het om ook hedendaagse jeugdboeken aan te schaffen. Alleen de niet-gelovige scholieren durfden die te lenen.
De derde klas van de middelbare school kan ik me bij uitstek goed herinneren. ’s Woensdags ging de school al om twee uur uit, en uitgerekend dan was ook de bibliotheek open. Ik bracht van twee tot drie een heerlijk uurtje door met het lezen van verboden boeken. Yli-Autio had mijn leesbehoefte opgemerkt en voerde me discreet naar de schappen met boeken van Anni Swan en Lucy M. Montgomery – die volgens mij ook verboden terrein voor ons waren, hoewel men daarin ook met regelmaat naar de kerk ging – en met moderne jeugdboeken. Daar stonden een hoop dingen in waar ik helemaal niets van begreep, zoals mensen die elkaar kusten zonder dat ze met elkaar in de echt verbonden waren, en zelfs meisjes die kinderen hadden zonder getrouwd te zijn. Daar snapte ik niets van – dat ging toch helemaal niet, kinderen krijgen zonder dat er sprake was van een huwelijk?
Langzamerhand begon ik te begrijpen dat er op de wereld een heleboel dingen bestonden waar ik nog nooit iets van af had geweten. Misschien was het allermoeilijkste nog wel om te beseffen dat de mensen die in Karhumaa zondig of werelds werden genoemd, soms heel aardig en interessant konden zijn. Er zat nog zo’n boekenwurm bij mij in de klas, Anne, wier vader arts en wier moeder kunstenares was. We werden onvermijdelijk vriendinnen, Anne en ik. Ze was een wereldverbeteraar, wilde mijn opvattingen over de wereld door elkaar schudden en mij op de weg van de zonde meelokken. Mijn ouders waren niet zo gelukkig met die vriendschap, maar durfden die ook niet te verbieden, aangezien Annes vader in hoogsteigen persoon opbelde om te vragen of ik een keer op een vrijdag na school bij Anne thuis mocht komen logeren. We zaten toen in de vijfde. Ik had me al tot een vrouw ontwikkeld, was in bezit van mijn eerste, vol schaamte aangeschafte bh, en had mijn eerste ongesteldheid achter de rug, iets wat ik wanhopig probeerde te verbergen voor mijn vader en mijn broers. Het was wel een beetje raar om dat soort dingen geheim te houden, want bij ons in het dorp was er altijd wel iemand in verwachting, en ook werd er iedere maand wel een kind geboren.
Bij Anne thuis maakte ik me voor het eerst van mijn leven op, en ik trok een spijkerbroek van Anne aan toen we ’s avonds uitgingen. Ook Annes ouders vonden blijkbaar dat het goed voor me zou zijn om me los te maken van de gewoontes van mijn eigen gemeenschap.
Hij had me blijkbaar jaren geleden in de kerk al opgemerkt, en gedacht: dat meisje neem ik tot mijn vrouw.
Ik stopte met lezen en begon de velletjes papier die ik in mijn handen hield door te bladeren. Er ontbraken er duidelijk een of twee. Jammer. Ik had graag willen weten wat er tijdens Johanna’s eerste avondje uit allemaal was gebeurd. Had ze die pagina’s met opzet ertussenuit gehaald, of ze zelfs helemaal vernietigd, omdat ze zich schuldig voelde of schaamde misschien?
Antti lag al naast me te snurken met een babyfoto van Ouders van nu tegen zijn wang gedrukt. Ik gooide het tijdschrift op de grond en legde Johanna’s verhaal zorgvuldig opgevouwen op mijn nachtkastje, want ik kon geen weerstand meer bieden aan de slaap, en ook naar de knarsende geluiden die het huis maakte luisterde ik maar heel even voordat ik in een diepe, donzige, naar sneeuw geurende werkelijkheid verdween, waar nog niemand ooit had gehoord van ene Halttunen.
De volgende ochtend slaagde ik er eindelijk in een afspraak te maken met Niina Kuusinen, en na nog een paar routineklusjes te hebben afgewerkt was ik er opnieuw klaar voor om in Johanna’s levensgeschiedenis te duiken. Blijkbaar deed nu prediker Leevi Säntti zijn intrede in het verhaal.
Hij had me blijkbaar jaren geleden in de kerk al opgemerkt, en gedacht: dat meisje neem ik tot mijn vrouw. Ik had er altijd van gedroomd geneeskunde te studeren na de middelbare school – waarschijnlijk speelde daarbij op de achtergrond wel de bewondering mee die ik had gevoeld voor Annes vader. Mijn ouders wilden niets van mijn plannen weten, ook al had ik vijf tienen voor mijn eindexamen. Alleen voor wiskunde-B had ik een negen. Mij werd aangeraden de huishoudschool of de handelsschool te doen, maar in geen van beide was ik geïnteresseerd.
Ik moet toegeven dat ik ook best een beetje verliefd was op Leevi. Hij was acht jaar ouder dan ik, zesentwintig dus, bijzonder aantrekkelijk om te zien, voor iemand die uit ons dorp kwam stijlvol gekleed, en op de een of andere manier zag hij er zeer goed verzorgd uit. Zijn vader en grootvader waren bekende predikers geweest en hadden een behoorlijk vermogen weten te vergaren. Het huis van de Säntti’s was een van de mooiste van het hele dorp. Ook Leevi had al een aardig begin gemaakt met zijn carrière als prediker en hij had blijkbaar besloten een gezin te stichten zodra hij een eigen huis naast dat van zijn ouders had gebouwd. Hij zei dat hij mij had gekozen omdat ik de geschikte leeftijd had en mooi genoeg was om aan God te tonen. Dat streelde me natuurlijk, want behalve Annes vader en de jongen op wie ik tijdens mijn middelbareschooltijd verliefd was, had nog nooit iemand tegen mij gezegd dat ik mooi was.
Twee weken na het eindexamenfeest trouwden we. Niet alleen het hele dorp was op de bruiloft aanwezig, er waren ook veel geloofsbroeders uit de provincie. Ik was eigenlijk heel trots op het feit dat ik de vrouw werd van zo’n bekende en gerespecteerde man, en die dag voelde ik me als een koningin. Mijn jurk was sneeuwwit en nauwsluitend, en ik was erin geslaagd mijn haren zodanig te laten coifferen dat er een paar wilde krulletjes onder de sluier vandaan piepten. De lippenstift die ik van Anne had gekregen durfde ik echter niet te gebruiken, ook al had ik dat graag gewild.
Op wat er die avond verder nog zou gebeuren, was ik eerlijk gezegd absoluut niet voorbereid. Mijn lerares gezondheidsleer was streng gelovig en had de seksuele voorlichting weten te omzeilen door te zeggen dat dergelijke dingen alleen tijdens het huwelijk werden besproken. Mijn moeder had gezegd dat het de taak van mijn man was om mij te onderrichten. Ik had hier en daar wel eens dingen uit teksten en uit tijdschriften die ik stiekem had doorgebladerd afgeleid, maar erover lezen en het persoonlijk ervaren zijn twee verschillende dingen. Nu, achteraf beschouwd, besef ik dat Leevi eigenlijk heel ervaren was op seksueel gebied; hij had niet de moeite genomen om zijn kuisheid tot het huwelijk te bewaren.
Ik was niet voorbereid op de pijn, op het bloed dat vloeide, op de schaamte over het feit dat iemand die lichaamsdelen aanraakte die ik jarenlang niet eens aan mijn moeder had durven laten zien. Toen avond na avond het ritueel werd herhaald, stopte het bloeden, en ook de pijn verdween na een paar weken; ik leerde de seksuele behoeftes van mijn man te verdragen. Meteen tijdens de eerste weken van ons huwelijk raakte ik in verwachting, en ons eerste kind, Johannes, werd eind maart geboren, een week na mijn negentiende verjaardag. In november was ik opnieuw zwanger, en sindsdien heeft mijn leven alleen nog maar uit zwanger zijn, de borst geven en de zorg voor de kinderen en het huishouden bestaan. Leevi is vaak op reis om te prediken, en hoewel mijn moeder, mijn zusje en mijn schoonmoeder mij veel geholpen hebben bij de zorg voor het gezin, hoef ik me nooit te vervelen. Meestal rol ik ’s avonds volkomen uitgeput mijn bed in, na een dag vol tumult.
Na de geboorte van mijn vijfde kind, Matti, deed ik een ontdekking, al vind ik het wel moeilijk daarover te schrijven. Matti was groot bij de geboorte, vierenhalve kilo, en ik was na de bevalling heel erg uitgescheurd. Terwijl ik de littekens afspoelde onder de douche merkte ik dat ik een heel prettig gevoel kreeg als ik bepaalde plekken met water besproeide en aanraakte. Ik ontdekte de zonde van de zelfbevrediging, die ik nog nooit in de biecht heb beleden. De zonde begon blijkbaar op mij in te werken, want ik kreeg steeds vaker rebelse gedachten. Ik kan me herinneren dat ik er voor het eerst vandoor wilde gaan op de dag dat ik vijfentwintig werd. Ik droomde ervan de bus te nemen naar Oulu, make-up en nieuwe kleren te kopen, een maaltijd te eten die door iemand anders was bereid, en te overnachten in een bed dat door iemand anders was opgemaakt, tussen lakens die door iemand anders waren gewassen. Maar uiteraard ging ik er niet vandoor, want ik was veel te veel gehecht aan mijn kinderen. Bij buitenstaanders wekte ik waarschijnlijk de indruk een heel ijverige en nederige predikantsvrouw te zijn, die haar kinderen opvoedde tot goede gelovigen. Ik vond het vreselijk om mijn kinderen te straffen als ze de nieuwsgierigheid toonden die kinderen zo eigen is, bijvoorbeeld met betrekking tot hun eigen lichaam, en om hun fantasie in te tomen. Ik wilde niet dat ze net zo onwetend en bevreesd zouden worden als ik zelf was.
Mijn achtste zwangerschap verliep al problematisch. Ik had bloedarmoede, en af en toe verloor ik bloed, wat alarmerend was. Mijn baarmoeder was vermoeid door de constante belasting, en het gevaar bestond dat hij zou scheuren. In het voorjaar van 1994 bracht ik meer dan twee maanden in de vrouwenkliniek in Helsinki door, waar een heel nieuwe wereld voor me openging.
Ik was nog nooit eerder langer dan een week van huis geweest, en had vreselijke heimwee naar mijn kinderen. En toch was het zalig om alleen maar te liggen en bediend te worden. Niemand hield in de gaten waar ik mee bezig was. Ik kon lezen wat ik wilde, en ook tv-kijken. In die tijd heb ik heel wat geboden van ons geloof overtreden, maar ik leerde ook de meest verbazingwekkende dingen, bijvoorbeeld dat het prettige gevoel dat ik kreeg als ik mezelf van onderen masseerde een orgasme heette.
Ik was in levensgevaar toen mijn dochter Maria werd geboren, en daarna zei de dokter in de vrouwenkliniek dat mijn baarmoeder geen enkele zwangerschap meer aankon, sterker nog, dat zowel de baby als ikzelf in dat geval waarschijnlijk zou sterven. Hij reageerde vol afschuw toen ik eerst een sterilisatie, toen het spiraaltje en vervolgens de pil weigerde, maar ik zei dat ik de religieuze overtuiging van Leevi en mijzelf wenste te respecteren. Leevi was van mening dat we ons moesten onderwerpen aan de wil van God, maar ik was daaraan begonnen te twijfelen. Die twijfel maakte van tijd tot tijd sterke schuldgevoelens en angst in me los, maar ik kon met niemand over mijn zorgen praten. Ik probeerde seksuele omgang met Leevi te weigeren, wijzend op het gevaar van een zwangerschap, maar hij antwoordde dan dat het de taak van de vrouw was om haar man te gehoorzamen, en dat God voor ons zou zorgen.
Afgelopen oktober kwam ik erachter dat ik opnieuw zwanger was. Het voelde als een doodvonnis. Leevi wilde natuurlijk niets weten van een abortus. Hij sloeg me tegen de grond toen ik dat voorstelde, en ik kan me herinneren dat ik hoopte dat de klappen een miskraam zouden veroorzaken, maar dat mocht niet zo zijn.
Toen mijn huisarts bevestigde dat deze zwangerschap uitzonderlijk gevaarlijk was, knapte er iets in me. Ik wilde niet sterven, ik wilde mijn jonge kinderen, van wie ik zoveel hield, niet achterlaten. Ik merkte dat ik Leevi en mijn geloof haatte.
In de vrouwenkliniek had ik gehoord over een therapiecentrum voor vrouwen, en ik belde met de psychologe daarvan. Ze zei dat ik het volste recht had om abortus te laten plegen, en beloofde me onderdak te bieden indien ik daarna niet kon terugkeren naar Karhumaa.
Ik wist dat Annes vader een privé-praktijk had in Oulu. Ik liet mijn kinderen bij mijn zusje achter en vertelde niemand waar ik naartoe ging – ongekend gewoon. Tot mijn opluchting wist Annes vader nog wie ik was en kon hij begrip opbrengen voor mijn situatie. Hij schreef meteen een verwijsbriefje voor me. Hij leek te beseffen dat ik snel moest handelen, zolang ik de moed nog had om door te zetten. Ik had me ook meteen willen laten steriliseren, maar daar zou ik ook de toestemming van mijn man voor nodig hebben gehad.
Ondanks alles was de abortus een verschrikkelijke ervaring. Ik wist dat ik een vreselijke zonde beging, een moord. Ik had gezondigd tegen Gods wil en die van mijn man. Misschien wilde ik boete doen, en vertelde ik daarom na mijn thuiskomst wat ik had gedaan. Leevi sloeg me in het bijzijn van de kinderen en zette me toen op straat; ik mocht nog net mijn jas meenemen. Gelukkig had Annes vader beloofd me te helpen, en met het geld dat hij me leende ben ik naar Rosberga gereisd.
De afgelopen weken zijn heel zwaar geweest. Ik hunker naar mijn dierbare kinderen, die ik niet mag zien. Ik kan de last van de zonde die ik heb begaan nauwelijks dragen, maar ik houd vol omdat ik weet dat mijn kinderen me nodig hebben. Het is immers voor hen dat ik dit heb gedaan. Er moet een manier zijn om hen terug te krijgen.
Nadat ik Johanna’s levensverhaal had gelezen bleef ik een tijdje achter mijn bureau zitten. Ik was zo kwaad dat ik er fysiek misselijk van werd. Hoewel ik de hoofdlijnen van Johanna’s leven al eerder had gehoord en hoewel ik wist dat dit soort dingen nog steeds bestonden, zelfs in Finland, was ik toch ziedend. Je kon moeiteloos de vernedering, het geestelijke en fysieke geweld, de angst voor het eigen lichaam tussen de regels vandaan plukken. Ik had altijd al een afkeer gehad van religieus fanatisme. Mijn eigen relatie met God kon het beste omschreven worden als koel maar beleefd. We lieten elkaar met rust.
Op dat moment werd er op mijn deur geklopt. Ik herkende de punctualiteit van Taskinens klopjes: drie stuks, allemaal even lang en even sterk. Ik verzocht hem binnen te komen.
“Hallo, Maria. Hoe is het nieuwe jaar van start gegaan?” begon hij gemaakt ongedwongen, waardoor ik ervan overtuigd was dat hij iets akeligs te melden had.
“Z’n gangetje. De zaak-Elina Rosberg ligt nog steeds boven op de stapel. Het ziet ernaar uit dat ik op reis moet naar Karhumaa, ergens voorbij Oulu, om een verdachte te ondervragen. Een van de gasten die met de kerst op Rosberga verbleef beweert namelijk dat haar echtgenoot op Rosberga was ten tijde van Elina’s verdwijning. Ik zou graag ’s mans alibi checken.”
“Kan de lokale politie dat niet doen? Of de centrale recherche in Oulu?”
“Ik wil die kwestie graag zelf onderzoeken.” Pas toen ik dat gezegd had, besefte ik hoe nieuwsgierig ik was naar het dorp Karhumaa en de familie Säntti, en met name naar Leevi Säntti.
“Ik zit alleen een beetje met je persoonlijke veiligheid …” Taskinen tuitte zijn lippen en wreef langs zijn neusbrug op een vreemde, onzekere manier.
“Bedoel je in verband met Halttunen? Ik kan me niet voorstellen dat die me tot aan Oulu zal achtervolgen.”
“Er bestaat momenteel absoluut geen zekerheid over Halttunens huidige verblijfplaats. Gisteren hebben er twee bankovervallen plaatsgevonden, eentje in Hattula en een in Teisko. Afgaande op de camerabeelden is Halttunen een van de twee overvallers. Ook de manier waarop lijkt wel een beetje op die van de overval op de postbank in Soukka. Ström heeft jou en Palo naar het schijnt verteld dat Halttunen zelf zijn vader heeft vermoord.”
“Is dat al bevestigd?”
“De getuigenverklaringen zijn bijzonder betrouwbaar, hoewel het om twee drankzuchtige zwervers gaat. Halttunen had zijn vader in het gezelschap van twee andere dronkelappen aangetroffen, en hem toen eerst ruim tien keer met een dolk gestoken en er vervolgens ook nog een zaag bij gepakt. Die zuiplappen waren dronken en zijn ervandoor gegaan, en durfden zich niet bij de politie te melden omdat ze bang waren dat zij verdacht zouden worden. Bovendien heeft Halttunen in de gevangenis regelmatig gedreigd te ontsnappen zodat ie nog een oude rekening kon vereffenen. Hij had het er met name over dat hij zijn vader wilde vermoorden.”
“En Palo en mij, klopt dat?”
“Halttunen heeft ook jullie bedreigd, evenals de openbare aanklager en de rechter, en ik ben van mening dat daar rekening mee moet worden gehouden. Je kent Halttunen toch. Het zou me niets verbazen als Palo en jij echt in gevaar waren.”
Ik opende de bovenste la van mijn bureau en haalde mijn in een holster gestoken revolver te voorschijn. “Ik heb dit hier. Hij beschermt wel niet tegen de pijlen uit een voetboog of tegen zelf-geknutselde bommen, maar je kunt er wel een aanvaller mee temmen. Als je de tijd hebt.”
“Palo is heel erg nerveus. Hij kwam met het voorstel om jullie twee voorlopig apart te laten werken.” Uit de blik in Taskinens ogen kon ik opmaken dat ook hij de inhoud van Palo’s boodschap had begrepen: pathologische vrouwenhater Halttunen zou waarschijnlijk eerst achter mij aan gaan.
“Als ik nou eens met de nachttrein naar Oulu reis, zodra ik zeker weet dat ik Säntti kan ontmoeten?”
Taskinen vroeg nog wat dingen over de voortgang van het onderzoek naar Rosberg en een paar andere zaken, hoewel ik het gevoel had dat hij bezig was mijn geestelijke gesteldheid in te schatten. Daardoor ging ik me cooler gedragen dan ik me voelde; ik schakelde in de meest ontspannen en kranigste versnelling die ik had. Maar desondanks stak ik mijn wapen zorgvuldig onder mijn blazer, in de holster onder mijn oksel, en heel even overwoog ik om ook een kogelvrij vest te halen. Mijn auto stond gelukkig veilig in de garage van het politiebureau geparkeerd, al stelde ik me voor, onderweg naar Tapiola voor mijn afspraak met Niina Kuusinen, dat er ’s nachts een heel arsenaal aan tijdbommen onder mijn karretje was bevestigd.
De muziekschool van Espoo, waar Kuusinen op uurbasis lesgaf, was gehuisvest in het Cultureel Centrum in hartje Tapiola. De school was nu dicht in verband met de kerstvakantie, maar Kuusinen had gezegd dat ze in de Grieg-zaal op de tweede verdieping aan het oefenen was. Ik bracht vaak een bezoek aan de bibliotheek in het Cultureel Centrum, en bezocht ook vaak een concert of een theatervoorstelling. De onderwijsruimtes op de hogere verdiepingen waren mij echter onbekend, zodat ik eerst een tijdje moest rondzwerven voordat ik het juiste lokaal vond, en dan nog alleen maar door goed te luisteren. Uit de Mozart-zaal klonk klarinetspel en in het Beethoven-lokaal was zo te horen een pianotrio aan het oefenen, maar uit de Grieg-zaal stroomde een sombere polonaise van Chopin, die midden in een maat ophield toen ik op de deur klopte.
De kleine ruimte was volgepropt met zowel een gewone piano als een echte vleugel, waarvan de klep gesloten was.
“Doet de politie nog steeds navraag naar Elina’s dood?” zei Niina nog voordat ik mijn mond kon opendoen. “Is daar nog steeds geen duidelijkheid over?”
“Op dit moment weten we alleen dat ze is doodgevroren en dat ze ten tijde van haar overlijden als gevolg van het gebruik van alcohol, slaaptabletten en antibiotica erg verward was, wat tot bewusteloosheid kan hebben geleid. Ben jij degene die haar whisky vermengd met Dormicum heeft gegeven?”
Niina sloeg haar knokige hand met de smalle vingers en de brede knokkels op kinderlijke wijze voor haar mond; haar amandelvormige ogen werden groot. “Wat voor whisky in vredesnaam?” Haar stem klonk schril, een beetje verkouden. Toen ik de kamer was binnengekomen was ze opgestaan om de deur te openen, maar nu zeeg ze weer neer op de brede pianokruk bij de vleugel. Haar haren vielen over haar schouders tot op de toetsen. Heel even was Niina’s gezicht eronder verborgen, toen wierp ze ze over haar schouder.
“Ik heb geen idee waar het over gaat. Heeft iemand Elina vermoord met vergiftigde whisky?”
“Zo is het nou ook weer niet helemaal.” Ik ging op het pianokrukje tegenover haar zitten; de kamer was zo krap bemeten dat mijn knie bijna haar slanke, in zwart corduroy gehulde dij raakte. “Waarom ben je op kerstdag naar Rosberga gegaan, Niina?”
“Heeft dat soms iets met Elina’s dood te maken?” Niina sloeg lichtjes een paar korte dissonanten aan op de vleugel. “Waarom ik ben gegaan? Ik was eenzaam. Mijn vader was in Frankrijk, daar brengt hij iedere winter door sinds mijn moeder drie jaar geleden aan kanker is overleden. Ik haat de kerst, die gemaakte vredigheid, die zogenaamde familie-idylle. Elkaar dingen geven, daar gaat het om en niets anders. Ik was niet van plan die dagen op een bijzondere manier door te brengen, maar toch sloeg de eenzaamheid toe. Elina had ooit eens gezegd dat ik altijd welkom was op Rosberga, en dus nam ik een taxi daar naartoe.”
Het beeld van een kloek die alle mogelijke kuikens onder haar vleugels neemt kwam absoluut niet overeen met de indruk die ik tijdens haar leven van Elina Rosberg had gekregen, maar toch kon ik me voorstellen dat Elina Niina oprecht had verwelkomd. Aira had gevraagd nog een zesde bord op tafel te zetten en schone lakens op het bed in de logeerkamer te leggen. Maar gegarandeerd dat Elina de eenzame Niina niet vol medeleven had lopen betuttelen.
“Je kende Elina dus zo goed dat je zomaar met de kerst kon komen binnenvallen?”
“Goed, nou ja … Ik heb een aantal cursussen bij haar gevolgd. De cursus lichaamsbeleving van afgelopen najaar was de eerste. De lessen op Rosberga zijn … waren heel intensief qua sfeer. Je leerde er van het ene moment op het andere mensen kennen. Ik heb ook die cursus geestelijke zelfverdediging gevolgd in het kader waarvan jij in december een lezing hebt gegeven, weet je nog?”
“Kijk aan.” Eigenlijk had ik een goed geheugen voor gezichten, maar Niina was er blijkbaar zo goed in geslaagd op te gaan in de massa dat ik haar niet had opgemerkt. “Wat trok je zo aan in Elina’s cursussen?”
“Elina zelf. Ze was de beste therapeut die ik ooit ben tegengekomen. Ik heb in december zelfs nog met privé-sessies kunnen starten, maar …” Niina haalde haar schouders op. Het nonchalant bedoelde gebaar bracht haar volle haar in beweging. Ik vroeg me af wat voor problemen Niina had, gezien het feit dat ze blijkbaar al meer therapeuten had bezocht, en ik had zelfs de moed om het te vragen.
“Depressie. Het gevoel in de steek gelaten te zijn. Gebrek aan een ongeschonden zelfbeeld. Het is begonnen met de dood van mijn moeder. Alles gebeurde zo snel: toen de kanker werd vastgesteld, was hij al naar alle belangrijke organen uitgezaaid: de lever, de alvleesklier, de milt, de longen. Drie maanden, toen was alles voorbij. Mijn wereld lag volkomen overhoop. Hoe zei Kari, mijn vorige therapeut, het ook alweer: de sterren werden uit hun baan geslingerd, en de hele wereld zag er ineens heel anders uit.”
Een therapeut die het heeft over sterren die uit hun baan worden geslingerd … Heel even moest ik aan Halttunen denken. Toen herinnerde ik me hoe Niina had geprobeerd Elina op te sporen met behulp van een sterrenkaart. Misschien was het alleen maar een metafoor geweest van iemand die gepassioneerd astrologie bedreef. Desondanks wilde ik meer weten over Niina’s vroegere therapeuten. Wellicht kon een van hen me vertellen of Niina in aanleg agressief was.
“De allereerste keer was bij een psycholoog van het gezondheidscentrum hier in Tapiola, maar die was nogal saai. Die luisterde en knikte alleen maar, maar gaf nooit eens een antwoord. Toen ben ik naar de stichting Gezondheidszorg voor Studenten gegaan: hetzelfde verhaal. Daarna ben ik heel even bij die lui van Scientology verzeild geraakt, dat was de zomer volgend op het overlijden van mijn moeder. Ik had zelf geen geld, en wilde een aantal van de aandelen die ik van mijn moeder had geërfd verkopen om aan de eerste cursus te kunnen deelnemen, maar toen bemoeide mijn vader zich ermee. Gelukkig maar. Dat zijn immers van die geschifte misbruikmakers.”
Ik knikte, en dacht aan die jungle van zogenaamde hulpverleners die op zoek waren naar zieken en eenzamen met de belofte dat schoonheid, gezondheid en geld in het verschiet lagen. Mij maakte het niet uit hoe mensen hun geluk verwezenlijkten, of ze nou in welwillende ruimtewezens of in geneeskrachtige stenen geloofden, zolang er maar niet werd geprobeerd anderen te manipuleren of te bedriegen. Zelf had ik een jaar of tien daarvoor als gevolg van een dwaling ook zo’n persoonlijkheidstest van Scientology ondergaan. Op basis daarvan was een acute evaluatie hard nodig gebleken, maar gelukkig was ik zo snugger geweest om voor de eer te bedanken.
“Op de Beurs voor Geest en Kennis kwam ik uiteindelijk in aanraking met astrologen”, ging Niina verder. “Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in horoscopen, wat mij betreft zijn die echt heel zinvol. Het is echt geen flauwekul, het is een manier om je eigen leven in de hand te hebben en ook anderen te helpen. Ik heb een eigen hulptelefoonlijn, ik leg kaarten en geef mensen raad. Op zich ook een vorm van therapie. Maar ik ben in de verste verte niet zo goed als Kari. Die heeft nota bene een opleiding tot psycholoog gevolgd.”
“Kari wie?”
“Mijn laatste therapeut voordat ik bij Elina terechtkwam. Astro-therapeut Kari Hanninen. Hij heeft astrologie en kortdurende therapie met elkaar gecombineerd.”
Dat klonk verdacht veel als de therapeut van Halttunen. Ik had de man wel eens gezien tijdens rechtszaken, en bij mij had hij de indruk gewekt nogal een gladjakker te zijn, echt een manipulator van de ergste soort. Anderzijds was zijn analyse van Halttunens persoonlijkheid uiterst nauwkeurig overeengekomen met de verklaringen van een aantal psychiaters, ondanks het feit dat Hanninen zijn eigen diagnose had opgesierd met god weet wat voor astrologische uitspraken allemaal. Aangezien Halttunen een schorpioen was, bezat hij van nature destructieve energie, en dat gecombineerd met een moeilijke jeugd had er onvermijdelijk voor gezorgd dat hij zich tot een psychopaat had ontwikkeld. Het had me nogal verbaasd dat de verdediging Hanninen had verzocht te getuigen.
“Waarom heb je die Hanninen dan voor Elina ingeruild?”
“Omdat Kari dus alleen maar kortdurende therapie geeft, en onze serie van tien sessies al voorbij was. Overigens heeft hij wel beloofd beschikbaar te zijn en samen met mij horoscopen te trekken, mocht dat nodig zijn.”
Ik vroeg me af of de bond van therapeuten een man in zijn ledenbestand toestond die er dergelijke zonderlinge behandelmethodes op nahield. Wellicht was het toch de moeite waard Kari Hanninen een belletje te geven, zodra ik was teruggekeerd uit Karhumaa.
“Ik zal nu dus wel op zoek moeten naar een nieuwe therapeut”, zei Niina zachtjes, en het verdriet in haar ogen was niet gespeeld. “Elina’s dood voelt een beetje alsof ik mijn moeder opnieuw heb verloren. Waarschijnlijk was dat ook wat ik in haar zocht, een moederfiguur om de plaats in te nemen van degene die ik verloren heb.”
Volgens mijn berekeningen was Niina al ergens in de twintig geweest toen haar moeder stierf. Maar wellicht was dat hoe dan ook een traumatische gebeurtenis, ongeacht je leeftijd. De band tussen ouders en kind duurt een leven lang, of nog langer, tot beide partijen zijn overleden. Heel even schoot mijn eigen toekomst me door het hoofd, de angst voor de dingen waar ik nu weer mee bezig was mijn neus in te steken. Gelukkig kon ik vragen stellen over andermans aangelegenheden in plaats van die van mezelf.
“Is je de afgelopen dagen iets te binnen geschoten waarvan je denkt dat het zou kunnen helpen bij het ophelderen van de omstandigheden rond Elina’s dood?”
Niina schudde haar hoofd en herhaalde wat ze al eerder had verteld over de gebeurtenissen op de avond van tweede kerstdag. De enige nieuwe informatie bestond erin dat ze met een koptelefoon in bed naar het kerstoratorium van Bach had liggen luisteren voordat ze was ingeslapen, zo beweerde ze. Ze leek bijzonder bereidwillig om mee te denken over wat er had plaatsgevonden, al klonk het eerder alsof ze erachter wilde komen hoeveel de politie wist dan dat ze wilde helpen bij het oplossen van de zaak.
Ik liep naar de Heikintori om een couchette te boeken in de nachttrein naar Oulu. Misschien waren er collega’s die me een lift konden geven naar Karhumaa, ik moest niet vergeten te bellen om dat na te vragen. De gedachte dat Milla en Aira zich hadden vergist en dat Elina een ontmoeting had gehad met Leevi Säntti leek steeds interessanter. Ik wist best dat ik flink bevooroordeeld was: ik zag in gedachten al zo’n gladde, in glimmend pak gestoken reizende prediker voor me die omaatjes met de hel dreigde als ze één keer in hun leven de misdaad begingen naar The bold and the beautiful te kijken.
Van Niina Kuusinen kon ik daarentegen geen hoogte krijgen. Volgens Tarja Kivimäki waren Niina’s problemen alleen maar theater, maar ik kreeg de indruk dat ze echt bang was. Hopelijk hadden de sterren vrolijker tijden voor haar in het verschiet.
Ik was nog maar net de Vanha Mankkaantie opgedraaid toen mijn mobieltje rinkelde. Ik hield er niet van om tegelijkertijd te bellen en te rijden, maar toch diepte ik mijn telefoon op. Misschien hadden ze Halttunen te pakken gekregen.
“Met Pertsa, hoi”, hoorde ik. “Je hoeft je geen zorgen meer te maken om die Halttunen, we weten nu waar ie zit. Hij heeft zich verschanst in een verlaten zomerhuisje in Nuuksio, en hij houdt ook iemand gegijzeld. Hij heeft Palo gegrepen toen die bij de bedrijfsarts vandaan kwam om kalmerende pillen te halen.”