2

'Sorry, het gaat wel weer,' bracht Claire uit.

Nick keek toe terwijl ze een hysterische aanval onderdrukte. Ze staarden van vlakbij in elkaars ogen, terwijl hij haar half ondersteunde, half tegen de deur hield.

'Ik weet wel dat dit niet helpt.'

Het hielp hem wel, om haar in te schatten. Hij vertelde haar niet dat de partner van bijna net zoveel direct belang was als de vermiste man of vrouw. Toen hij na de Golfoorlog pas terug was in de Verenigde Staten, had hij aan een zaak van een vermiste persoon gewerkt waarbij een echtpaar onder één hoedje speelde en de dood van de man had geënsceneerd om een groot bedrag van de verzekering op te strijken. Hij wist van een andere zaak waarbij een vrouw haar man had vermoord. Maar zijn ervaring en zijn intuïtie vertelden hem dat deze vrouw weliswaar wilskrachtig en veranderlijk was maar niets sinisters verborg -tenzij dat alleen maar was wat hij wilde denken.

Want zijn probleem met Claire Malvern was voor een deel persoonlijk: hoewel haar teint heel anders was dan die van zijn gestorven vrouw, had ze dezelfde lengte en bouw als Susan. Iets in de manier waarop ze haar hoofd schuin hield, haar elegante manier van gebaren, brachten hem uit zijn doen. Claires bedrieglijke fragiliteit, gecombineerd met haar innerlijke kracht, die zelfs onder stress zichtbaar was, maakte dat hij meer neiging had haar te beschermen dan juist was. Dat alles had een deel van Susans aantrekkingskracht gevormd. Hij had nooit in liefde op het eerste gezicht geloofd tot hij Susan ontmoette.

Hij schudde zijn hoofd om het helderder te maken. Hoewel het zijn tweede natuur was altijd de controle over een situatie te houden, werkte Claire Malvern op de een of andere manier op zijn emoties. Misschien kwam het alleen maar doordat Susans dood deze week precies vijf jaar geleden was, of doordat Claire, alleen in deze grote, mannelijk aandoende herberg, zo kwetsbaar leek. Hij hoopte dat dat plotselinge verlangen haar te helpen voortkwam uit het feit dat hij nog maar zo zelden zelf voor de uitdaging van ondervraging en onderzoek stond.

Claire maakte zich los en stapte tussen hem en de keukendeur vandaan. Ze veegde haar tranen weg, en hij bood haar een tissue aan uit de doos op het aanrecht.

'Als Keith dit heeft gedaan, iets onverwachts en vreemds,' zei ze terwijl ze onder haar ogen bette, 'dan is dat helemaal niets voor hem.'

Nick merkte dat ze zichzelf herhaalde, maar toen duwde ze met haar handen haar haar uit haar gezicht en scheen ze haar zelfbeheersing terug te krijgen.

'Ik begrijp het.' Hij dwong zichzelf haar het standaard antwoord te geven dat hij gebruikte als iemand die ongerust - of verdacht - was, zijn emoties luchtte.

'Niet waar! Dat kan niet!' protesteerde ze. 'Hoe kunt u nu begrijpen hoe het is als je man opeens in het niets verdwijnt?'

'Dan kunt u me misschien helpen het te begrijpen. Ik wil graag eens rondkijken.'

'Ja, goed.' Ze snoof. 'Als u nog meer vragen hebt, dan zegt u het maar.'

Er brandden overal lampen, wat erop wees dat ze al in alle hoeken en gaten gezocht had. Hij vertelde haar bijna dat hij jaren geleden al eens in het eerst veel kleinere huis was geweest, met zijn grootvader, maar ze had er nu vast geen behoefte aan zijn mooie herinneringen te horen. De Malverns hadden geweldig werk verricht toen ze het gebouw uitbraken, verbouwden en inrichtten.

Hoewel de herberg stoere mannelijkheid uitstraalde, vielen hem ook zachtere accenten op, ongetwijfeld haar werk. In de gemeenschappelijke ruimte met zijn hoge plafond stonden drie luie stoelen met blauw-groen geruite bekleding en dikke kussens erop tegenover een donkergroene leren bank. Ertussenin stond een enorme salontafel. Gevlochten kleden lagen als schoongespoelde kiezels op de glanzende cederhouten vloer. Een van de wanden bestond volledig uit ramen. Op de schoorsteenmantel boven de stenen haard in de tegenovergelegen wand stonden twee hoge oosterse vazen in helder kobaltblauw en wit. De twee overige wanden zagen er totaal verschillend uit: ze waren allebei betimmerd, maar de ene leek somber door vier grote opgezette zalmen, bevroren in een eeuwigdurende sprong. De andere werd opgesierd door vier kleine olieverfschilderijen van taferelen uit de omgeving.

Ze ging hem voor, de wenteltrap op naar de eerste verdieping. Die hadden ze kennelijk aan het hoofdgebouw toegevoegd, want hij kon zich die trap en dat hoge plafond niet herinneren.

'De ruimte daar kan ooit als extra slaapkamer worden gebruikt, maar tot nu toe gebruiken we hem als kantoor,' legde ze uit met een gebaar naar de eerste deur.

Hij liep naar binnen en keek rond, zelfs onder het bureau. Er stonden een computer en een monitor op, met een screensaver van kleurrijke vissen die voortdurend heen en weer zwommen alsof ze in een vissenkom zaten. Als Keith Malvern langer vermist bleef, zou Nick haar toestemming vragen of een huiszoekingsbevel regelen, zodat hij de harde schijf door een technicus kon laten checken op aanwijzingen. Hij schoof de kastdeuren open. Er stonden dozen in met het opschrift boeken en extra linnengoed. Nick aarzelde bij de deur van de grote slaapkamer en volgde haar toen naar binnen. Hij had onaangedaan talloze andere slaapkamers opgenomen en doorzocht. Deze kamer met zijn dakbalken leek niet alleen privé, maar vooral ook intiem. Ook hier werd zijn oog weer getrokken door ingelijste schilderijen van plaatselijke taferelen, waaronder de waterval en de spoorbrug.

In plaats van een hoofdeinde hing er een enorme quilt in blauw, wit en geel aan de muur boven het brede omgewoelde bed.

'Ja,' zei Claire, die bij de lage kast stond, 'zijn rijbewijs zit nog in zijn portefeuille - zijn creditcards en geld ook - maar zijn sleutels zijn weg.' Ze stak hem het rijbewijs toe, daarom liep hij erheen om het aan te pakken, waarna hij ermee naar het bed liep, het schuin hield en bij het licht van het bedlampje las.

Keith Malvern, knap en van het gebleekte, blonde, jongensachtige type, staarde nietszeggend in de lens op een opname die zo slecht was als een boevenfoto. Toen Nick vluchtig de kamer rondkeek, zag hij de alomtegenwoordige stralende trouwfoto en nog twee schitterende oosterse vazen. Iemand moest die duur uitziende dingen verzamelen. De dekens op het grote bed toonden aan dat ze een eind uit elkaar hadden geslapen; de lakens aan zijn kant waren nauwelijks van hun plaats terwijl ' haar kant er verkreukeld uitzag.

'U kunt zeker wel zien dat dat zijn kant is, en zijn nachtkastje.'

'Hoe staat het met zijn kleren?' vroeg hij, bij het bed vandaan lopend om een blik in de aangrenzende badkamer te werpen. Daarna keek hij achter de deur en zelfs in de matglazen douchecabine, hoewel hij zo wel kon zien dat daar niemand was. De cabine zag er keurig geboend uit en rook vaag naar een zoet geurtje. Hij verhief zijn stem wat om naar haar te roepen. 'Kunt u erachter komen wat hij aan gehad zou kunnen hebben, of denkt u dat hij in zijn pyjama naar buiten is gegaan?'

'Nee, dat niet. Want hij sliep zonder - zonder iets aan,' zei ze toen hij de slaapkamer weer in kwam. Hij keek toe terwijl ze op haar knieën bij de inloopkast ging zitten, die kennelijk aan Keiths kant open was, en de schoenen langs keek, die keurig in drie rijen op de vloer stonden. 'Zijn instappers zijn weg, geloof ik. Ja, die heb ik ook nergens anders gezien. Het zijn gemakkelijke, afgetrapte, oude schoenen met verf erop, net als die van mij.'

'Makkelijk om zo even in te schieten,' zei hij, naar haar schoenen kijkend terwijl ze overeind kwam. 'En zijn kleren?'

Ze keek in Keiths kast, met haar handen omhoog alsof ze verbijsterd was. Ook hier viel Nick op dat Keiths helft van de kast er keurig uitzag, terwijl de hare, waar hij maar net een glimp van kon opvangen, veel rommeliger was. Het lukte hem nooit goed de kledingmaat van een vrouw te schatten, maar hij gokte dat ze ongeveer een meter vijfenzestig was, omdat ze tot net boven zijn schouder kwam. Slank maar goedgevormd, en ongetwijfeld halverwege de dertig. Haar krullende kastanjebruine haar kwam tot haar schouders, en zat verward, alsof ze nog steeds in het grote bed lag te slapen. Ze bezat een natuurlijke ouderwets soort schoonheid, zoals de Victoriaanse Valentijnskaart die ingelijst bij zijn oma hing. Haar hartvormige gezicht had iets onweerstaanbaars. Dikke bruine wimpers, samenplakkend door de tranen die ze bleef wegvegen, omlijstten haar groene ogen.

Rustig aan, makker, hield hij zichzelf voor. Houd je hersens bij de feiten, bij de zaak waar je mee bezig bent. Het uiterlijk van de vrouw van de vermiste doet absoluut niet terzake, behalve dat ze eruitziet als het soort vrouw dat geen enkele man ooit in de steek zou laten.

'Ik kan al zijn laden en deze kast uitvoerig doorzoeken,' zei ze, 'maar dat zou wel een poosje duren. Ik kan niet zeggen dat ik me al zijn sweaters en spijkerbroeken zou herinneren, maar ik zal het proberen.'

'Als u me de rest van het huis eens liet zien, Mrs. Malvern, en dan rustig bij de telefoon bleef zitten terwijl ik even een kijkje buiten neem?' Hij liep achter haar aan het portaal op, dat werd begrensd door een reling.

'Zeg maar Claire, alsjeblieft. Maar wat als je hem niet vindt, noch enig spoor?' vroeg ze, zich omdraaiend om hem aan te kijken.

'Ik zal eerlijk tegen je zijn, Claire. In aanmerking genomen dat jullie hier praktisch boven op de rivier wonen, vind ik dat we een zoekactie moeten organiseren als hij niet terug is wanneer het licht wordt.'

'O, dank je wel. Dank je voor al je hulp, en dat je zelf gekomen bent. Ik weet zeker dat we hem zullen vinden. Misschien heeft hij zijn enkel verstuikt of zijn been gebroken, maar we zullen hem veilig en wel terugvinden!'

Nick knikte. Een gelukkige afloop was natuurlijk mogelijk. Er waren mannen genoeg die gewoon terug naar huis kwamen nadat ze de bloemetjes eens flink buiten hadden gezet. Maar wat er ook gebeurde, er stond deze arme vrouw nog heel wat verdriet te wachten.

 

Daglicht drong door het duister, maar onthulde alleen een laag mist. Claire zag Nick Braden met enkel de lichtstraal van zijn sterke zaklantaarn de veranda weer op komen nadat hij voor haar gevoel een eeuwigheid buiten was geweest. Ze keek op de klok: de zon was om half zeven opgegaan, en hij was maar twintig minuten weggebleven. Ze deed de schuifdeuren naar de veranda voor hem open.

'Ik heb het pad gevolgd tot de volgende woning ten westen van hier,' vertelde hij terwijl hij de mist van zijn jack en zijn haar schudde. 'Daar woont Sam Twoclaws, hè? Het is nog vroeg, maar we moeten hem bellen, in elk geval voor ik de andere kant op loop in de richting van de brug, of aan een zoekteam ga denken.'

Hun naaste buurman, Sam Twoclaws, was een volbloed Sammamish-indiaan, en daar was hij trots op. Vroeger hadden er in het gebied veel leden van zijn stam, onderdeel van de plaatselijke Nootkan-confederatie, gewoond, maar ze waren nu met nog maar zo weinig dat ze geen reservaat hadden zoals de andere stammen langs Puget Sound. Sam was minstens zeventig, maar hij zwierf vaak door de omgeving, soms ook 's nachts. Misschien had hij een idee waar Keith zou kunnen zijn.

'Ik had aan Sam moeten denken,' zei Claire. Ze sloeg met haar handpalm tegen haar voorhoofd. 'Niet dat Keith 's avonds ooit naar hem toe gaat, maar ze vissen wel eens samen, en hij zegt wel eens dat Sam bepaalde dingen gewoon weet. Ik kan hem bellen.'

'Ik doe het wel. Heb je zijn nummer hier? Die koffie ruikt lekker.'

Met haar oren gespitst omdat Nick zat te bellen, liep Claire naar de keuken om een dikke snee cranberrybrood af te snijden en een beker koffie voor hem in te schenken. Op de een of andere manier wist ze zeker dat hij hem zwart dronk.

'Oké. Ik snap het. Goed,' was alles wat ze kon afluisteren terwijl hij in de grote kamer op zijn mobiele telefoon belde.

'Sam heeft hem niet gezien,' meldde Nick, 'hoewel Keith hem gisteren wel gebeld heeft om nog een paar opgezette zalmen te bestellen voor jullie gastenkamers.'

'Dan zijn we dus weer op een dood punt,' zei ze. Toen kneep ze haar lippen op elkaar en schudde haar hoofd om wat ze zojuist had gezegd. Sinds die nachtmerrie was begonnen, schenen zoveel simpele, onschuldige dingen plotseling een nieuwe, angstaanjagende betekenis te krijgen. Haar benen waren zo slap dat ze zich op de bank liet zakken.

Ze was stomverbaasd dat Nick Braden de hete koffie meteen kon opdrinken, maar hij knipperde niet eens met zijn ogen. Zelf nam ze een paar kleine slokjes voor de warmte en de stimulerende werking, maar ze kreeg nog geen hapje brood binnen. Haar maag zat, net als haar hoofd, totaal in de knoop.

'Ondanks de mist ga ik het pad de andere kant op volgen, en als ik niets vind, bel ik daarna om een zoekteam,' zei hij. Hij zette zijn beker neer maar nam zijn stuk brood mee.

'Ik ga mee!' riep ze, overeind springend. 'Ik kan mijn mobieltje meenemen voor als Keith soms belt.'

'En als er iemand naar het huis komt met informatie?' merkte hij op. 'Of als hij terugkomt zonder eerst te bellen en jij bent er niet?'

'Ik bel Sam en vraag of hij hierheen komt. Ik word gek als ik alleen maar hier zit te wachten, alsof ze om losgeld zullen vragen of zo. Ik weet zeker dat hij naar buiten is gegaan en gevallen is. Dat moet het zijn. Ik ga met je mee,' herhaalde ze.

Ze dacht dat hij haar zou moeten bevelen te blijven waar ze was, maar dat deed hij niet. Hij wachtte terwijl ze Sam belde, die zo vlug verscheen dat ze allebei verbijsterd waren. Hij leek nauwelijks buiten adem, en zijn leerachtige koperkleurige gezicht zat onder de mistpareltjes. Zijn huid deed haar altijd denken aan de knoestige, kromme Garry-eik, die de indianen naar die streek zouden hebben meegebracht. Ze had het gevoel dat emoties nooit iets aan Sams gezicht veranderden, maar in de diepten van zijn donkere ogen te zien waren.

'Niks voor hem om 's nachts rond te zwerven,' zei Sam. Hij sprak op een heel eigen manier, met op alle lettergrepen evenveel nadruk. 'Wandelen 's nachts - dat heb ik hem nooit zien doen.'

Claire trok haar regenjas aan, zich nu pas bedenkend dat ze niet eens een beha aanhad onder haar sweater. Nou ja, dat zou toch niemand merken.

Ze pakte de kleinste van de twee EHBO-dozen in huis en een van hun grote op batterijen werkende lantaarns. Toen volgde ze Nick Braden naar de brug en de waterval.

 

De gluurder schoof langzaam, voorzichtig, van boom naar boom, net boven de rivier. Mist of geen mist, het zou niet best zijn als het licht van de lampen in de herberg op een vreemde gestalte hierbuiten viel. Hopelijk waren er geen beren in de buurt, om 's nachts op zalm te vissen, en al helemaal geen vissers.

Het bos en de rivier vormden een heel romantisch geheel in het mistige maanlicht, behalve wanneer af en toe de lucht van een dode zalm die tussen de rotsen was blijven steken met de stevige bries mee omhoog waaide. De stank van de dood liet de hand van de gluurder trillen tijdens het instellen van de telelens op de camera.

Waren andere plaatsen maar net zo gemakkelijk te observeren en te fotograferen. Je hoefde alleen maar tussen de afhangende takken van de douglassparren door te turen om goed door de enorme ruiten van de herberg te kunnen kijken. Het leek wel of de hele achterwand eraf was. Omdat het gebouw binnenin verlicht werd, was het of je naar een bioscoopscherm keek, vooral nu de mist optrok.

En in die film zou je zien dat de vrouw de politie gebeld had. Maar waarom was de sheriff verdomme zelf gekomen? Erger nog, hij was met haar mee naar boven gegaan. Dat was duidelijk te zien, zelfs door de verschuivende mistflarden heen. Ze waren meer dan tien minuten daarboven gebleven, uit het zicht, zich er kennelijk niet van bewust dat al hun bewegingen gevolgd en geregistreerd moesten worden.

Daar kwam hij weer, de verandatrap af - nee, deze keer waren ze met zijn tweeën! Het dichte gebladerte vlakbij was beter dan de boomstammen, en de laatste flarden mist waren nu een zegen. Zelfs een sheriff die erop getraind was misdadigers en lijken - en stalkers - te vinden, zou niets in de gaten hebben.

 

Het pad, dat oorspronkelijk een wild- of indianenpad was geweest, volgde de loop van de rivier. Veelvuldig gebruik hield het betrekkelijk vrij van bladeren en naalden van de bomen die eroverheen hingen, maar diverse mossoorten streken nat tegen hun benen of grepen naar hun ellebogen als ze langsliepen. Het bruisen van de rivier en de stem van de waterval waren hier nog veel luider hoorbaar.

'Die mist is pas kort voor de ochtend opgekomen,' riep Claire tegen Nick, 'dus Keith kan een aardig eind gekomen zijn. Zo ver ben ik ook wel eens geweest. Moeten we hem niet roepen of zo?'

Nick begon ongeveer één keer per minuut 'Keith! Keith Malvern!' te schreeuwen. Daartussendoor riep Claire. Een zoekteam zou een groter gebied dan dat ene pad kunnen bestrijken, dacht Claire. Ze kon haast niet geloven dat dit allemaal echt gebeurde. Ze zou vast uit deze nachtmerrie ontwaken en Keith naast zich in bed vinden. Even zag ze het angstaanjagende schrikbeeld voor zich dat ze haar beste vriend zou verliezen. En daarmee ook haar stabiliteit, haar goed geplande toekomst, de realiteit van wie zij samen waren. Jarenlang had ze zich geen op zichzelf staand persoon gevoeld, maar dat gevoel begon nu te komen. Het zweet brak haar uit, maar ze beefde zo dat haar tanden begonnen te klapperen.

'De mist is zo dik dat we die oude brug niet eens zullen kunnen zien,' zei de sheriff, zo abrupt stilhoudend dat ze tegen hem op botste.

De lucht was zilverachtig door het gedempte zonlicht dat erdoorheen probeerde te branden. Nick draaide zich naar haar om. Weer, zoals steeds wanneer hij haar aankeek, en zelfs wanneer hij dat niet scheen te doen, voelde ze zijn onderzoekende blik.

'Ik zag in de herberg schilderijen van dit beeld hangen.' Hij wees naar de brug en de waterval, in mist gehuld. 'Vindt Keith dit een fijne plek?'

'Ja, hij vindt het hier heerlijk, en ik ook. Toen ik die schilderde, zat hij soms op de oude schragen een hele poos naar de waterval te kijken, maar dat zou hij beslist niet midden in de nacht doen. Dat zou niemand bij zijn volle verstand doen. Ik durf niet eens op klaarlichte dag de brug op, daarom ging ik meestal daarginds zitten - kijk, op dat grote rotsblok - en nog vaker op deze open plek, waar vissers wel eens een vuurtje stoken.' Haar stem stierf weg. 'Kijk niet zo naar me,' zei ze uitdagend. 'Ik weet best wat je denkt.'

'Wat dan?'

'Het is een zelfmoordbrug. Het zal best je werk zijn je daar druk om te maken en daarmee bezig te zijn. Maar Keith zou nooit... Keith niet, nooit van zijn leven!'

Ze had nooit met die man mee moeten gaan, hem nooit moeten vertrouwen. Al zijn vragen hadden voorondersteld dat Keith ergens schuldig aan was, en zij misschien ook. Haar zelfbeheersing dreigde haar weer in de steek te laten, juist nu ze sterk moest zijn. Ze voelde zich uitgeput, duizelig bijna, alsof ze zweefde

Vroeger in het hete San Diego, meer dan twintig jaar geleden, was ze na die doodgewone schooldag thuisgekomen en had ze haar moeder geroepen. Toen er niemand antwoordde, was ze naar boven gelopen. Ze hoorde de oude platenspeler, die bleef steken bij het eind van het nummer Do you know the way to San Jose?

'Mama?' riep ze weer. 'Mama!' En toen liep ze de slaapkamer van haar ouders in en vond haar moeder, bij wie het bloed uit haar polsen stroomde.

'Ik veronderstel niets, Claire.' Nicks stem haalde haar van die afschuwelijke herinnering terug. 'Maar toen ik er net was, weigerde je te geloven dat Keith zelfs maar het huis verlaten zou hebben. Mensen, zelfs degenen die we het best kennen, verrassen ons soms. En levensverwoestende impulsieve besluiten en ongelukken komen soms voor, helaas.'

Ook al had hij gelijk, toch wilde ze hem weer tegenspreken. Daarom was ze dankbaar dat haar telefoon ging. Dank u, Heer, dacht ze terwijl ze hem uit de zak van haar regenjas graaide. Dat zou vast Keith zijn, en hij zou alles uitleggen. Maar ze had het van alle kanten mis: het was de telefoon van de sheriff die was gegaan, en hij liep een stukje bij haar vandaan om op te nemen.

Haar plotselinge uitgelatenheid ebde weer weg. Het ging waarschijnlijk over een doodgewone politieaangelegenheid.

'Arend Eén hier,' hoorde ze hem zeggen. 'Begrepen. Klopt. Zeg het maar.'

Hij leek te mompelen. Toen hij knikte en begon te fluisteren, kon ze niets meer verstaan. Ze begon gemakkelijker te ademen. Het telefoontje was privé, dus het had vast niets met Keith te maken.

Maar ze werd bang van de blik op zijn gezicht toen hij naar haar terugkwam. Zijn uitdrukking leek hard, stoïcijns. Nee, het was meer of hij het ook moeilijk had.

'Laten we maar teruggaan,' zei hij kort. 'Ik ga een zoekteam oproepen, zoals ik al eerder zei.'

Hij pakte haar bij haar arm en trok haar zo ongeveer mee tot het kronkelige pad weer smaller werd en ze achter elkaar moesten lopen. De mist trok een beetje op en viel uiteen in zwevende dekens pluizig dons. In de rivier werden de wervelingen schuimend water en de donkerblauwe vlakten tussen die stroomversnellingen duidelijker zichtbaar. Af en toe zag ze een flits van een zilverzalm die over een rots sprong of over de top van een golf zwom.

Toen de herberg in zicht kwam, deden ze hun lantaarn uit. Claire wilde voor Nick uit de houten trap naar de veranda op lopen, maar hij nam haar lantaarn over, draaide haar naar zich toe en liet haar op de derde tree plaatsnemen.

'Dat telefoontje was mijn centraliste,' zei hij, 'dezelfde die daarstraks jouw 911-melding heeft aangenomen. Ze heeft een anoniem telefoontje ontvangen van iemand die beweert dat hij visser is. Hij zegt dat hij vannacht in de buurt van de brug aan het drinken was.'

'En hij heeft Keith langs zien komen?'

'Nee. Nou heb ik het niet zo op anonieme telefoontjes, maar in politiewerk zit er net zo vaak wel iets in als niet.'

'Wat zei hij?' vroeg Claire. Angst, dicht als de mist, sloot haar in.

Nick Braden zette zijn ene voet op de trede waarop zij zat en leunde naar voren om haar schouders beet te pakken zoals hij al eerder had gedaan, toen ze bijna was ingestort. Ze staarde naar zijn strakke mond, die bewoog om nieuwe woorden te vormen.

'Die visser zei dat hij omstreeks twee uur de struiken in liep om zijn behoefte te doen. Hij keek op en zag een man, die op de oude spoorbrug had gezeten, opstaan en eraf springen.'

'Nee!' schreeuwde ze zo hard dat Sam Twoclaws naar buiten kwam, de veranda op. Toen hij zich over de reling boog, nam zijn schaduw alle licht weg. 'Nee, dat kan Keith niet geweest zijn, en ik zal je vertellen waarom niet.' Ze probeerde Nicks handen weg te slaan, maar dat liet hij niet toe. 'Hij weet dat mijn moeder zelfmoord heeft gepleegd en dat ik haar heb gevonden. Zoiets zou hij zichzelf of mij nooit, nooit aandoen!'

Ze hoorde een vrouwenstem die overging in een afschuwelijk gegil, zo schril dat ze haar oren bedekte. Maar daardoor bleef het geluid alleen maar in haar hoofd gevangen zitten, waar het bleef weergalmen als haar moeders lievelingsliedje over de weg naar San Jose, en de rode rivier op weg naar de zee

'Claire. Claire! Heb je iemand die ik kan bellen, een vriendin die bij je kan blijven tijdens het zoeken?' vroeg een mannenstem van heel ver weg.

Plotseling merkte ze tot haar verbazing dat ze languit op de bank in de herberg lag. De houten balken van het plafond leken op tralies van een kooi boven haar en leken op haar af te komen. Sam stond naast haar met een glas water in zijn hand. En de andere man - de sheriff - hield haar hand vast en boog zich over haar heen.

'De man die gesprongen is, was Keith niet,' zei ze. Ze vond zelf dat het redelijk klonk.

'Blijf even bij haar, Sam,' zei Nick terwijl hij wegliep.

Het drong tot haar door dat hij haar hierheen had gedragen en haar handen had vastgehouden, haar polsen had gewreven. Ze tintelden nog. Nu was hij weer aan het bellen op zijn mobiele telefoon. Deze keer, nu het kabaal van de waterval wat gedempter was, kon ze verstaan wat hij zei, ook al stond hij aan de andere kant van de kamer.

'Peggy, Arend hier. Verzamel een zoekteam en zeg ze dat we een duiker nodig hebben. Ja, ik ben bang van wel.'

Claire ging overeind zitten en klemde haar hoofd tussen haar handen. Ik ben bang van wel, had hij gezegd. Zij was nu eindelijk ook echt bang. Zo ontzettend bang.