De dagen en nachten verstreken op de koude zolder. De grote wijzers verplaatsten zich keer na keer de witte wijzerplaat rond.
Ze had een doucheruimte gevonden waar je geen sleutel voor nodig had, en elke nacht sloop ze erheen. Stond lang onder de warme straal. Langzaam ontdooide het water haar, maar op haar moedeloosheid had het geen invloed.
Haar eerste instinctieve neiging was geweest om alles in te pakken en te verdwijnen, zodra haar onverwachte bezoeker weg was.
Maar waar moest ze heen?
De radeloosheid had haar van louter uitputting doen blijven.
Ze had geen zin meer.
Het moest maar gaan zoals het ging.
Wel had ze als extra voorzorgsmaatregel haar spullen verhuisd en was ze achter de muurbalk gaan liggen. Daardoor was ze verder van de deur, maar ze zou hier tenminste niet meer zo worden overrompeld.
De derde dag kwam hij weer. Ze hoorde de deur open- en weer dichtgaan en lag doodstil te luisteren.
‘Sylla?’
Hij was het. Ze ontspande zich een beetje. Maar ze kon de deur niet zien en wist daarom niet of hij alleen was.
‘Sylla. Ik ben het. Miskleun... Patrik. Bent u er nog?’
Ze gluurde vanachter de muurbalk. Toen hij haar in het oog kreeg, begon hij te stralen. Hij was alleen.
‘Verdomd. Ik was al bang dat u ervandoor was.’
Ze zuchtte en kwam overeind.
‘Daar heb ik wel aan gedacht, maar zoveel vrije slaapplaatsen zijn er niet.’
Nu pas zag ze dat hij een kampeermatje onder zijn arm had en een goed gevulde rugzak om de schouders.
‘Waarheen ben je onderweg?’
‘Hierheen.’
‘Hierheen?’
‘Ja. Ik had gedacht hier een nachtje te pitten, als u er niets tegen hebt.’
Ze schudde berustend het hoofd.
‘Waarom dan?’
‘Gaaf. Ik wil voelen hoe het is.’
Ze zuchtte en keek om zich heen.
‘Dit is geen spelletje, Patrik. Ik slaap hier niet omdat ik het leuk vind.’
‘Waarom doet u het dan eigenlijk wel?’
Ze voelde een lichte steek van irritatie.
‘Omdat ik op dit moment nergens anders heen kan.’
Hij zette de rugzak op de vloer. Hij voelde blijkbaar aan dat hij haar moest overhalen, want even later had hij een grill-zak in zijn hand.
‘Spareribs. Vindt u die lekker?’
Ze kon een glimlach niet onderdrukken. Zelfs aan smeergeld had hij gedacht. Hij herhaalde zijn vraag met het hoofd schuin.
‘Ik mag hier vannacht toch wel blijven slapen?’
Ze spreidde haar armen.
‘Ik denk niet dat ik je kan tegenhouden. Maar wat zeggen je ouders ervan als je niet thuiskomt?’
‘Ach wat.’
Plotseling maakte ze zich ongerust. Hij had ze toch niet verteld wat hij van plan was?
‘Weten ze dat je hier bent?’
Hij keek haar aan met een blik van ben-jij-even-dom.
‘Mijn vader werkt de hele nacht als taxichauffeur en mijn moeder zit op de een of andere cursus.’
‘Weet iemand anders dat je hier bent?’
Hij zuchtte.
‘Wat maakt u zich zorgen, verdomme. Nee, niemand weet dat ik hier ben.’
Jij zou je ook wel zorgen maken als je wist dat je de nacht ging doorbrengen op dezelfde zolder als een gezochte messen-steekster.
‘Oké. Welkom.’
Hij liet zich niet bidden. Meteen keek hij om zich heen naar een geschikte plek om zijn spullen op uit te spreiden en koos algauw voor de verhoging onder de klok. Ze sloeg hem gade terwijl hij bedrijvig begon uit te pakken en zijn slaapplaats in orde maakte. Zelf bracht ze haar kampeermatje over naar de andere kant van de muurbalk, zodat ze elkaar vanuit hun slaapplaats konden zien. Toen hij klaar was, keek hij enthousiast naar het resultaat, ging zitten en keek haar vol verwachting aan.
‘Hebt u trek?’
En óf ze dat had. Behalve in witte bonen dan.
‘Als je genoeg hebt.’Hij scheurde de grill-zak open en legde die voor zich op de vloer. Vervolgens toverde hij uit zijn rugzak aardappelsalade, een zak chips en twee blikjes Coca-Cola te voorschijn.
‘Alstublieft.’
Hij leek even hongerig als zij, dus aten ze in stilte. Elke sparerib werd grondig afgekloven voordat hij naast de nog op te eten exemplaren op de grill-zak werd teruggelegd. Toen beide hoopjes even hoog begonnen te worden, zat zij zo propvol dat ze alleen nog maar achterover kon leunen.
‘Hebt u nu al genoeg?’ barstte hij verbaasd uit. ‘En dan te denken dat ik extra veel heb gekocht.’
‘Ja, dat zie ik. We kunnen ze voor morgen bewaren.’
Hij wierp een blik op haar buik.
‘Misschien is uw maag gekrompen’, zei hij met volle mond. ‘Dat gebeurt als je gewend bent weinig te eten.’
Ja. Misschien was dat waar. Dat was zijn maag kennelijk nooit overkomen, want hij stortte zich op de volgende sparerib. Hij was tot op zijn wangen met olie besmeurd.
‘Bah, wat vies. Waar kun je je hier wassen?’
Sibylla haalde de schouders op.
‘Dat is nou een van die dingen waar je aan zult moeten wennen als je thuisloos bent. Stromend water is dan een luxe.’
Hij bekeek zijn smerige handen en wierp toen een blik op de hare. Zij stak ze naar hem op, opdat hij ze beter zou kunnen zien. Ze had de spareribs enkel met duim en wijsvinger van haar ene hand aangeraakt. Hij likte gauw zijn vingers af en droogde ze af aan zijn broekspijpen.
Toen keek hij om zich heen.
‘Zo. En wat doen we nu?’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou ja, we kunnen toch niet maar wat zitten te zitten? Wat doet u meestal?’
Dat mensje in zijn bijna volwassen lichaam had echt geen idee van wat dan ook.
‘Wat doe je zelf? Als je niet op een zolder voor thuisloze zit te spelen?’
‘Ik zit meestal achter de computer.’
Ze knikte en nam een slok cola.
‘Dat wordt wel moeilijk later als je geen dak boven je hoofd hebt.’
Hij grijnsde wat.
‘Misschien kun je toch maar beter op een saai tv-baantje mikken.’
Ze liep weer naar haar kampeermatje en ging liggen met de slaapzak over zich heen. Ze stopte haar handen onder haar oksels om ze te warmen. Ze draaide haar hoofd om en keek naar hem.
Hij verveelde zich al dood. Dat was duidelijk te zien. Bij gebrek aan beter begon hij maar op te ruimen.
De klok achter hem stond op tien over zes.
Toen hij de rest van het eten had weggeborgen, volgde hij haar voorbeeld, nadat hij een slaapzak uit zijn rugzak had gehaald. Het was een goedkope, en ze besefte al dat hij het vannacht koud zou krijgen. Dat was best. Misschien zou hij haar dan voortaan met rust laten. Met de armen achter het hoofd lag hij naar het plafond te kijken.
‘Waarom bent u thuisloos geworden? Hebt u ooit ergens gewoond?’
Ze zuchtte.
‘Ja.’
‘Waar dan?’
‘In Småland.’
‘Waarom bent u daar weggegaan?’
‘Dat is een lang verhaal.’
Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan.
‘Zal best, maar ik luister graag. En we komen nou niet bepaald tijd te kort.’