Het was niet moeilijk te vinden geweest. De krant gaf zo veel informatie over het leven van Jörgen Grundberg, dat ze zijn memoires wel had kunnen schrijven.
De treinreis naar Eskilstuna was vlot verlopen. Het grootste deel ervan had ze op het toilet doorgebracht. Toen de conducteur alle kaartjes had gecontroleerd en de wc-deur van het slot had gedaan, kwam ze te voorschijn en nam in de coupé plaats. Niemand scheen haar onverwachte entree op te merken. Sinds ze had ontdekt dat een van de hulpstukken van haar föhn perfect was om er afgesloten toiletten mee te openen, had ze zich nu en dan een uitstapje gepermitteerd. Als de trein nog op Stockholm Centraal stond, sloop ze naar binnen en verstopte zich op het toilet. Eén keer maar was ze door een conducteur ontdekt, en toen was ze in Hallsberg uit de trein gezet. Maar met die plaats was niet al te veel mis geweest.
Om de een of andere reden voelde ze zich veel beter. Misschien omdat ze vastbesloten was de situatie onder controle te krijgen. Misschien ook, omdat ze haar laatste kronen aan een hamburger had gespendeerd.
Grundbergs villa was groot en omringd met een muur van een meter hoog in dezelfde witte Mexicaanse baksteen waar ook de voorgevel van het huis mee was bekleed. Het tuinpad werd geflankeerd door sierlijke buitenlantaarns en leidde naar een mahoniekleurige voordeur, die vloekte met de zwart gebeitste raamkozijnen. Op het dak prijkte een van de grootste schotel-antennes die ze ooit gezien had.
Alles aan het huis was schreeuwerig nouveau riche.
Ze stond lang voor de muur te aarzelen. Om niet de aandacht te trekken liep ze een straatje om, en al wandelend slaagde ze erin tot een besluit te komen. Nu ze hier eenmaal naartoe was gekomen, kon ze evengoed naar binnen gaan om wat duidelijkheid te krijgen. Maar het besluit was makkelijker voor haar hersens dan voor haar benen. En vooral toen ze zich aan de andere kant van het huizenblok bevond. Eenmaal terug bij de grote villa zonk de moed haar weer in de schoenen. Die donkere ruiten tussen zwarte vensterluiken. Als vijandige ogen staarden ze haar aan, zagen haar daar staan aarzelen.
De voordeur ging open.
‘Bent u van de krant?’
Sibylla slikte.
‘Nee.’
Ze opende het hek en liep het pad af zonder de vrouw in de deuropening aan te kijken. Op weg naar de buitentrap passeerde ze halverwege een waterbak met ermiddenin een Romeins marmeren vrouwenbeeld. Vermoedelijk spoot de fontein water als het jaargetijde dat toeliet. Nu zag de stenen vrouw er alleen maar uit alsof ze het koud had.
Sibylla zette haar laatste stappen naar de villa en bleef onder aan de buitentrap naar de voordeur staan. Ze slikte andermaal voordat ze haar ogen opsloeg en de vrouw voor haar aankeek.
‘Ja?’
Ze leek ongeduldig.
‘Neemt u mij niet kwalijk dat ik u lastigval, maar ik ben op zoek naar Lena Grundberg.’
De vrouw was in de veertig en zag er verbazingwekkend goed uit.
‘Ja, dat ben ik.’
Sibylla werd onzeker. Ze wist niet wat ze eigenlijk verwacht had. Ze had gedacht dat ze zich misschien als dienstdoende dominee of als iemand van een bijstandsteam had moeten voordoen - over dat soort dingen had ze in de krant gelezen - iemand die eenvoudig toegang kon krijgen tot de huilende weduwe om te proberen haar te troosten. Maar déze vrouw zag er even beheerst uit als de marmeren vrouw in de fontein.
‘Waar gaat het om?’
De toon was licht geïrriteerd. Alsof ze midden in een spannende film was gestoord. Sibylla keek de vrouw onderzoekend aan en kwam snel tot een oordeel. Hier kon je beter vanuit een ondergeschikte positie proberen binnen te komen.
‘Mijn naam is Berit Svensson. Ik weet dat het u misschien niet schikt, maar... ik kom u om hulp vragen.’
Ze sloeg verlegen haar ogen neer, en toen ze die weer opsloeg, had de vrouw haar wenkbrauwen gefronst. Sibylla vervolgde: ‘Ik moest het wel in de krant lezen, en... ik woon hier dichtbij. Ook ik heb mijn man verloren, een halfjaar geleden, en nu zou ik zo graag even willen praten met iemand die echt weet hoe het voelt.’
De vrouw leek voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Ze zag er niet bepaald welwillend uit. Sibylla deed er een schepje bovenop.
‘U lijkt me zo’n ongelofelijk sterk iemand’, ging ze verder. ‘Ik zou het echt op prijs stellen als ik binnen even met u zou mogen praten.’
Dat laatste was niet eens gelogen, en misschien was dat kleine verschil in nuance genoeg geweest om het compliment doel te laten treffen. De vrouw deed een stap terug de hal in en vroeg haar binnen te komen.
‘Komt u maar mee naar de huiskamer.’
Sibylla nam de buitentrap in één stap en liep de hal in. Ze boog zich voorover om haar schoenen uit te trekken. Ze stond op iets dat er als echt tapijt uitzag en naast een bombastische paraplubak van donkergroen metaal.
De muuropening tussen de hal en de huiskamer was tot een rond gewelf verbouwd. Lena Grundberg was haar voorgegaan en terwijl ze haar volgde keek Sibylla om zich heen. Het speet haar dat ze zich in de trein had opgemaakt. Ze veegde met haar hand de meeste lipstick weg. De make-up van de vrouw voor haar was onberispelijk, en Sibylla voelde instinctief dat hoe verhevener mevrouw Grundberg zich boven haar ongenode gast waande, hoe beter het was.
Ze was dat type eerder tegengekomen.
De huiskamer zag er zo smakeloos uit dat ze wanhopig om zich heen keek op zoek naar iets om te prijzen. Haar blik viel op het enige niet direct weerzinwekkende.
‘Wat een mooie tegelkachel.’
‘Dank u’, antwoordde Lena Grundberg en ze nam plaats op een wijnrode leren fauteuil. ‘Gaat u zitten.’
Sibylla zonk neer op de enorme leren sofa. Ze keek verbaasd naar de glazen tafel voor haar. Het onderstel bestond uit wederom een marmeren vrouw, die op haar rug liggend een glazen plaat op haar omhoog gestoken knieën en handen balanceerde.
‘Jörgen importeerde marmer’, verklaarde Lena Grundberg. ‘Onder meer’, voegde ze eraan toe.
De verleden tijd al. Zonder zelfs maar met haar ogen te knipperen.
Mevrouw Grundberg leek haar gedachten te hebben gelezen.
‘Ik kan u meteen wel vertellen dat ons huwelijk niet bepaald gelukkig was. We zouden uit elkaar gaan.’
Sibylla liet het tot zich doordringen.
‘Wat naar’, antwoordde ze.
‘Het was op mijn initiatief.’
‘Hm. Juist ja.’
Het bleef stil in de kamer. Sibylla voelde zich wat verward. Wat had ze eigenlijk gedacht hiermee te zullen winnen? Ze kon het zich even niet herinneren.
‘Hoelang zei u ook weer dat u weduwe was?’
De vraag kwam zo plotseling dat ze rechtop ging zitten. Om de een of andere reden keek ze op haar horloge. Dat was weer stil blijven staan.
‘Zes maanden en vier dagen’, wist ze ten slotte uit te brengen.
‘Waaraan is hij gestorven?’
‘Kanker. Het ging ontzettend snel.’
Lena Grundberg knikte.
‘Waren jullie gelukkig?’
Sibylla sloeg haar blik neer en keek naar haar handen. Ze was blij dat ze haar nagels niet had gelakt.
‘Ja, heel erg’, antwoordde ze zacht.
Even bleef het stil.
‘Het is toch wel vreemd’, zei mevrouw Grundberg. ‘Nog maar goed een jaar geleden was Jörgen ten dode opgeschreven omdat zijn nieren het begaven. Hij lag toen verscheidene maanden in het ziekenhuis. Later stelden ze vast dat alles goed ging, zolang hij zijn medicijnen maar slikte. Hij was vrijwel beter verklaard.’
Ze schudde het hoofd.
‘En dan gaat hij weer op pad en wordt vermoord! Na alle moeite. Het klinkt misschien cynisch, maar dat is echt iets voor hem.’
Sibylla kon haar verbazing nauwelijks verbergen.
‘Hoe bedoelt u?’
Mevrouw Grundberg snoof minachtend.
‘Hij kon ook nooit zijn handen thuishouden. Hoe dom moet je zijn om een onbekende vrouw mee naar je kamer te nemen? Lelijk was ze ook nog. Als je naar die foto van haar kijkt, dan zie je meteen dat ze volkomen desperaat moet zijn.’
Kalm nu.
‘U maakt een verbitterde indruk.’
Ze probeerde haar stem neutraal te doen klinken.
‘Ach. Ik vind alleen dat hij van wat meer smaak blijk had kunnen geven. Het zou heus beter hebben gevoeld als hij een vrouw had uitgekozen die... ’
Plotseling begaf haar stem het. Ze verborg haar gezicht in haar handen en begon te snikken.
Nee maar. In elk geval had één van de marmeren zusjes nog wat gevoel. Als je maar een eindje onder de foundation wroette.
Ze dacht na over wat mevrouw Grundberg had gezegd. Bijna betreurde ze het dat ze de heer Grundberg niet mee had laten gaan naar haar kamer. Uit louter medemenselijkheid.
‘Een vrouw die zich met u zou kunnen meten?’
Ze moest oppassen haar irritatie niet te laten blijken. Haar nieuwe toon was Lena Grundberg niet ontgaan, en het was haar aan te zien dat ze zich probeerde te concentreren. Met wijdopen mond veegde ze voorzichtig, om haar make-up niet te bederven, de tranen onder haar ogen weg.
‘Ja. Dat zou werkelijk beter hebben gevoeld.’
Sibylla sloeg de vrouw opmerkzaam gade. Dit was een soort waar ze nooit eerder op was gestuit.
‘Waarom dat?’
Nu was ze echt nieuwsgierig.
‘U was toch degene die wilde scheiden?’ vervolgde ze.
Mevrouw Grundberg was weer zichzelf en leunde achterover in de lelijke fauteuil.
‘Ik begrijp dat het zelfzuchtig kan lijken, maar het voelt vernederend dat de eerste de beste jouw plaats kan innemen. Zelfs een lelijke hoer in een hotel. Zo verschrikkelijk smakeloos van hem.’
Kijk verdomme eens om je heen. Mijn rugzak is godsamme gezelliger ingericht dan deze klotekamer! Goede smaak, neem dat woord maar liever niet in je mond.
Sibylla slikte tweemaal.
‘Hoe weet u dat het een hoer was?’
Mevrouw Grundberg snoof minachtend.
‘Dat is haar wel aan te zien! Kijk maar!’
Ze boog voorover, raapte een avondkrant op en reikte die Sibylla aan, die een snelle blik op haar eigen gezicht wierp. De neus was het enige wat leek.
‘Hoe weet de politie zo zeker dat het deze vrouw was die hem heeft vermoord?’
Lena Grundberg liet de krant weer op de vloer vallen.
‘Ze hebben hen samen naar boven zien gaan, en ’s morgens zag ze kans door de politieafzettingen heen te komen. Dat kun je toch wel als voldoende bewijs beschouwen. En dan nog haar vingerafdrukken her en der. Op Jörgens sleutelkaart bijvoorbeeld.’
‘Maar als zij het nu eens niet is? Bent u er zeker van dat hij geen...’
Op het laatste moment hield ze zich in door een hoestaanval voor te wenden.
‘...vijanden in Letland of Litouwen heeft?’ had ze bijna gezegd.
Ze bleef een tijd lang doorhoesten om haar blunder te verhullen. Lena Grundberg stond op om een glas water te halen. Sibylla dronk dankbaar.
‘Dank u wel’, zei ze toen. ‘Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb astma.’
Mevrouw Grundberg knikte en ging weer zitten.
‘Geen wat?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Of ik er zeker van ben dat hij geen wat?’
‘Vijanden... Of zoiets?’
Lena Grundberg keek haar onderzoekend aan. Sibylla kon maar beter gaan. Ze maakte al aanstalten om op te staan, toen de vrouw tegenover haar begon te snuiven.
‘Sibylla!’
Ze zei het minachtend, en Sibylla verstijfde alsof ze een draai om haar oren kreeg. Ze bleef zitten en slikte.
‘Je hoort al aan de naam dat zij het geweest moet zijn’, barstte mevrouw Grundberg uit. ‘Welk normaal mens heeft zo’n naam?’
Sibylla probeerde een zucht te onderdrukken. Even was ze bang geweest.
‘Ja, dat kun je je werkelijk afvragen’, glimlachte ze onderdanig. ‘De enige troost is wel dat ze die hopelijk niet zelfheeft gekozen.’
Weer snoof Lena Grundberg.
Sibylla wilde weg. Mevrouw Grundberg was geen plezierig gezelschap, maar nu ze al die moeite had gedaan om hierheen te komen, zou het idioot zijn niet te proberen wat meer informatie los te krijgen.
‘Hoe is hij gestorven?’
De andere vrouw kuchte.
‘Zijn keel doorgesneden. Daarna heeft ze zijn buik in stukken gesneden en de ingewanden over de vloer uitgespreid.’ Ze had evengoed een cakerecept kunnen beschrijven. Sibylla had behoefte aan frisse lucht. Ze werd door misselijkheid overspoeld. Ze stond op.
‘Ik moet gaan.’
De weduwe Grundberg bleef in haar fauteuil zitten.
‘Ik begrijp dat ik niet aan uw verwachtingen heb voldaan?’ Nu hoefde ze een keer niet te liegen.
‘Nee. Niet echt.’
Mevrouw Grundberg knikte en sloeg haar ogen neer. ‘Iedereen gaat op zijn manier met de dingen om.’
Sibylla knikte.
‘Ja. Zeker... Bedankt dat ik even binnen heb mogen komen.
Ze liep de hal in en deed haar schoenen aan. Lena Grundberg zat nog in haar fauteuil, en zonder dat een van beiden verder nog iets zei, opende Sibylla de voordeur en verliet het huis.