Om vijf voor halfeen was ze weer op Stockholm Centraal. Een chimpansee die enkele jaren van zijn leven in Zweden had doorgebracht had in zijn Thaise dierenpark een te klein hok gekregen, en dat had blijkbaar een stormpje van verontwaardiging doen opsteken dat de moord in het Grand tijdelijk van de bulletins bij de vvv had verdreven. Sybilla nam de roltrap naar boven en liep de kant van Sergels Torg uit. Gewoonlijk bracht ze veel tijd in de leeszaal van het Kulturhus door, maar vandaag had ze geen zin om kranten te lezen.

Voor apen had ze zich echt nooit geïnteresseerd, en met de moord in het Grand wilde ze liefst zo weinig mogelijk te maken hebben. Toch drong even later tot haar door dat ze op een bank aan de Strömkaj zat, met haar rug naar het water en de façade van het Grand Hotel pal voor haar neus.

De afzettingen waren weg. Het zag er precies zo uit als toen ze er drie dagen geleden zonder bange vermoedens was binnengegaan. Er stond een limousine voor de entree, de portier en de chauffeur waren met elkaar in gesprek.

‘Daar zit je dan je zonden te overpeinzen.’

Ze schoot overeind alsof iemand haar een klap had gegeven. Achter haar stond Heino, met al zijn huisraad op sleeptouw. Ze wist dat ergens onder al die plastic tassen met lege blikjes een roestbruine gebloemde fauteuil schuilging, ze was er zelfbij geweest toen hij die had aangeschaft, maar nu waren enkel de wielen zichtbaar.

‘Lieve hemel, wat liet je me schrikken!’

Hij lachte wat en kwam naast haar zitten. De lucht van oud vuil won het meteen van alle andere luchtjes in de omgeving. Ze schoof een eindje van hem af, maar niet zo ver dat hij het zou merken.

Hij keek omhoog naar de façade van het Grand Hotel.

‘Heb jij het gedaan?’

Sibylla keek hem aan. Geruchten gingen snel. Want ze kon zich niet voorstellen dat Heino zelf een krant had gelezen.

‘Nee.’

Heino knikte. Daarmee was het onderwerp blijkbaar afgehandeld.

‘Heb je iets?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Niets te drinken, maar een broodje kun je krijgen.’

Hij wreef zijn zwarte handpalmen tegen elkaar en glimlachte vol verwachting tegen haar.

‘Een broodje. Niet te versmaden.’

Zij opende de rugzak waar ze de rest van haar ontbijtvoorraad in had gestopt. Hij at gretig.

‘Nu nog een borrel en ik ben de prins te rijk.’

Ze glimlachte hem even toe. Het broodje bood fel verzet tegen de weinige tanden die hij nog in zijn mond had. Ze wilde dat ze iets te drinken voor hem had gehad.

Er naderden twee dames van de kant van Östermalm met een ratachtig hondje in een Schots geruit dekje. Toen ze Heino opmerkten, fluisterde de ene dame haar vriendin iets in het oor, en ze versnelden hun pas. Heino zag hen naderen, en net toen ze voorbij liepen stond hij op.

‘Een goedemiddag. Mag ik u een hapje aanbieden?’

Hij stak hun zijn intussen gehalveerde broodje toe. Ze deden of ze hem niet hoorden en wisten niet hoe vlug ze, zonder zich te vernederen door te rennen, weg moesten komen.

Sibylla glimlachte. Heino ging weer zitten.

‘Pas op,’ riep hij hen na, ‘er zit u een rat op de hielen.’

De dames haastten zich verder, helemaal tot aan de trap van het Nationaal Monument, maar daar bleven ze staan om zich ervan te vergewissen dat ze niet achtervolgd werden. Nu praatten ze verontwaardigd met elkaar. Op de brug vanuit Skeppsholmen kwam een politieauto aanrijden. Sibylla zag aan de lichaamsbewegingen van de taarten dat ze van zins waren hem aan te houden. Haar hart sloeg sneller.

‘Heino. Ik moet je iets vragen’, zei ze gauw.

De auto was tot stilstand gekomen en de dames stonden naar hun bank te wijzen.

‘Je kent me niet.’

Heino keek haar aan. De politieauto begon weer te rijden.

‘Kom nou. Dat doe ik echt wel. Sibylla, de koningin van Småland.’

‘Nu niet. Alsjeblieft, Heino. Doe net of je me niet kent.’

De politieauto bleef vlak voor hen staan en de twee agenten stapten uit. Een man en een vrouw. De motor lieten ze stationair draaien. Heino keek naar hen en stopte het laatste stukje brood in zijn mond.

‘Dag Heino. Je bent toch niet onaardig tegen die dames?’

Heino draaide zijn hoofd wat om en staarde naar de taarten, die nog altijd bij de trap stonden. Sibylla keek in haar rugzak, in de hoop aan de blik van de agenten te kunnen ontsnappen.

‘Nee. Ik eet een broodje.’

Om te bewijzen wat hij had gezegd sperde hij zijn mond open om te laten zien wat erin zat.

‘Al goed, Heino. Ga daar maar mee door.’

Heino deed zijn mond dicht en kauwde verder. Hij snoof.

‘Jullie hebben makkelijk praten.’

Sibylla grabbelde in een vakje van de rugzak.

‘Hij heeft u toch niet lastiggevallen?’

Sibylla besefte dat ze het tegen haar hadden. Ze keek op, maar deed net of ze iets in haar oog had gekregen.

‘Mij? Nee, helemaal niet.’

Ze opende een ander vakje en zocht verder in haar rugzak. ‘Ik val geen koninginnen lastig’, zei Heino nadrukkelijk. ‘Zeker geen koninginnen van Småland.’

Sibylla deed haar ogen dicht, maar bleef met haar hoofd over de rugzak gebogen zitten.

‘Dat is goed, Heino’, zei de agente. ‘Zo mag ik het horen.’ Sibylla hoorde opgelucht dat ze zich omdraaiden en naar de auto terugliepen. Ze keek op en zag de agent zijn hand op de deurgreep leggen.

‘Dat komt hier maar fatsoenlijke lui molesteren die op hun gemak op een bank brood zitten te eten. Kan ik het helpen dat die wijven zo nodig hun verdomde rat moeten uitlaten? Hè? Is het soms mijn schuld?’

‘Kop dicht nou’, siste Sibylla.

Maar Heino begon zich op te winden. De agenten waren stil blijven staan en draaiden zich om.

‘Nee, nu moet me wat van het hart. De drieëntwintigste september 1885 bijvoorbeeld, toen hadden jullie je hier verdienstelijk kunnen maken..’

De agent kwam naar hen toe. De vrouw was aan de passagierskant ingestapt. Sibylla begon de rugzak dicht te doen. Het was hoog tijd om ervandoor te gaan. Heino kwam overeind en wees naar de gevel van het Grand Hotel.

‘Toen stond ze daar op het balkon.’

Sibylla beheerste zich.

‘Hier beneden en daarginds tot aan de Kungsträdgård stond het stampvol mensen die haar wilden horen zingen.’

Sibylla staarde hem aan. De agent zag er nieuwsgierig uit. ‘Wie zong er op het balkon?’

Heino zuchtte en sloeg zijn zwarte handen uit.

‘Christina Nilsson natuurlijk. De Smålandse nachtegaal.’ Heino laste een retorische pauze in. De vrouw in de auto begon ongeduldig te worden, leunde over de bestuurdersstoel en draaide het raampje omlaag.

‘Janne!’

‘Wacht even.’

Heino knikte. Hij was in zijn element.

‘Meer dan veertigduizend oude mannen en vrouwen waren hier samengestroomd om haar te horen zingen. Het zag gewoon zwart van de mensen. De lui waren in palen en op koetsen geklommen, maar toch was het doodstil. Weten jullie wel dat je haar tot aan de Skeppsbro kon horen zingen? Weten jullie dat? In die tijd wisten de mensen hun mond nog te houden.’

‘Janne! Kom nou.’

Heino had hem helemaal in zijn ban. Sibylla moest wel stil blijven zitten en alles op zijn beloop laten. Ze gluurde de straat in en zag dat de taarten bij de trap verdwenen waren. Heino stak een vinger op. Door die beweging maakte een nieuwe golf vieze lucht zich los uit zijn versleten overjas. Sibylla probeerde haar adem in te houden.

‘Maar zodra ze de laatste noot had gezongen, begonnen ze allemaal als gekken te klappen, en toen was er iemand die schreeuwde dat de steigers daar bij het Palmgrenska Hus op het punt stonden in te storten. Ja, dat waren ze toen net aan het bouwen. Maar toen kwam er beweging in het geteisem! Zestien oude vrouwen en twee kinderen werden onder de voet gelopen en stierven. Bijna honderd mensen moesten naar het ziekenhuis.’

Heino knikte.

‘Tóén hadden jullie hier moeten zijn. Dan waren ze nu misschien nog in leven geweest. In plaats van tegen me uit te varen terwijl ik alleen maar een broodje zit te eten.’

De agent die Janne heette knikte en glimlachte.

‘Ja, Heino. Daar heb je gelijk in. Zorg goed voor jezelf.’ Ditmaal lukte het hem in te stappen en weg te rijden voordat Heino een nieuw verhaal wist te bedenken. Hij kwam weer naast haar zitten. Sibylla staarde hem aan en schudde haar hoofd.

‘Hoe weet je dat allemaal?’

Heino snoof.

‘Mag ik een beetje ontwikkeld zijn? Wat vuil misschien, maar ontwikkeld.’

Hij was weer opgestaan en keerde zijn grote equipage om terug te lopen en de jacht op blikjes in de Kungsträdgård te hervatten.

‘Bedankt voor het broodje.’

Sibylla glimlachte even en knikte. Heino liep weg. Ze keek op naar het balkon, waarop honderdvijftien jaar geleden Christina Nilsson had gestaan. In het lawaai dat de stedelijke ruimte nu domineerde zou ze geen kans hebben gehad.

Ze draaide haar hoofd om en zag Heino via de Kungsträd-gardsgata verdwijnen. Eén moment kreeg ze zin om op te staan en hem achterna te rennen. Even aan de eenzaamheid te ontsnappen. Maar het kon niet.

Ze bleef zitten.

Tot de ergste opschudding achter de rug was, kon ze beter op zichzelf blijven.

Zoals gewoonlijk.