33

 

Nachtvlucht

 

 

 

 

Laat ik eerlijk zijn: hoe ik deze stunt dacht te verwerkelijken, was nog een volslagen raadsel voor mij.
Of de woorden afkomstig zijn van een liedje, een toneelstuk, een volkslegende of een oude Chinese wijsheid, weet ik niet, maar ze luiden als volgt: Sofily, softly, catchee monkey. Ze spookten mij ongevraagd en hardnekkig door het hoofd toen de drie vliegboten opstegen van het gladde rivieroppervlak, waarna we de neus naar het noorden wendden, voor de drie uur durende vlucht naar New York.
Sofily, sofily, catchee monkey. Een spreekwoord - als je het zo mocht noemen - dat aanspoort tot de steelse en wellicht ook tamelijk delicate aanpak om andere primaten te vangen. Terwijl ik de neus van het toestel optrok en de motoren genoeglijk hoorde ronken, wist ik dat ik ook nog een verborgen reden had om naar New York te vliegen. Als ik daar was, zou ik Kerris Baedekker weten te vinden. En dan zou ik haar naar mijn eiland brengen. Dit plan had zich genesteld in iedere cel van mijn lichaam. Ik wist dat ik haar zou redden. We zouden herenigd worden.
Koffie?’
‘Graag.’ Een copiloot was een luxe die niet voor deze missie was weggelegd, zodat Gabriel Deeds de stuurstoel naast de mijne innam. Hij schonk dampende koffie uit een thermosfles voor me in.
‘Alles kits?’ vroeg hij, terwijl hij me de beker aanreikte.
‘Alles kits,’ beaamde ik. ‘En dan nu het magische kunstje waaraan passagiers liever niet denken.’ Ik haalde een schakelaar op het instrumentenpaneel over. Toen liet ik de stuurknuppel los.
Gabriel keek ongerust toe hoe de stuurknuppel leek te reageren op een onzichtbare hand. ‘Automatische piloot?’ vroeg hij.
‘De beste vriend van iedere piloot,’ lachte ik. ‘Nu kan ik een dutje gaan doen totdat we toe zijn aan de landing.’
Zijn ogen werden groter.
‘Geintje, Gabe. Ik blijf hier zitten, maar ik kan me wel een poosje ontspannen - of dat althans proberen.’ Ik nam een slok koffie.
‘Spectaculair, die zonsondergang,’ zei Gabriel, met een knik naar het linker cockpitraam, waar een explosie van tinten rood en goud de hemel boven de horizon kleurde. ‘Ik had het echter liever van beneden af gezien, met vaste grond onder m’n voeten.’
‘Niet hier beneden. Dit is triffidterritorium. Moet je dat tuig zien. Het moeten er tienduizenden zijn.’
Hij slikte hoorbaar. ‘Dan maar liever de risico’s hierboven.’
‘Hou je niet van vliegen?’
Met een tamelijk schor klinkende stem antwoordde hij: ‘Dit is de eerste keer dat ik in een cockpit meevlieg.’
‘Over tien minuten ben je eraan gewend. En over een halfuur ben je verkocht. Na twee uur hangt het je de keel uit.’
Hij knikte. De blik in zijn ogen vertelde me echter duidelijk dat hij er geen woord van geloofde.
Ik wendde me tot onze navigator. ‘Hoe vorderen we?’
‘Exact op koers. Voor het donker wordt, moeten de staartlichten aan. De leider toont een groen staartlicht. Het middelste toestel blauw. Volg het blauwe licht.’
‘Oké.’ Ik keek weer voor me door het cockpitraam en zag het vasteland van Noord-Amerika als één aaneengesloten tapijt van groene vegetatie onder ons door trekken. Een tapijt waarvan de kleur mede werd bepaald door de sinistere donkere kleur van triffidbladeren. Ze wisten zich hier heer en meester en zouden zich nu op de nacht voorbereiden door hun wortelstompen stevig te verankeren in grond die ooit deel had uitgemaakt van akkers, tuinen en parken. De kegels boven aan hun stam zouden het geluid van onze overvliegende toestellen opvangen en onze verplaatsing synchroon volgen. En ze zouden misschien ook met hun stokken ratelen. Ze zouden hun ervaringen vergelijken met die van hun buren, of een bericht naar hun soortgenoten in het noorden doorgeven.
Hoewel ik een zicht had van pakweg vijftig kilometer, zag ik nergens rookpluimen die wezen op menselijke bewoning. Daar beneden was de triffid koning.
Hoewel het hydraulische systeem van de automatische piloot het toestel keurig op koers hield bij een constante en economische kruissnelheid van tweehonderd mijl per uur, controleerde ik regelmatig de instrumenten om hoogte, vliegsnelheid enzovoort in het oog te houden. Een eindje voor ons kon ik de andere twee toestellen van onze formatie zien. Hun vleugels hadden een gouden glans in het licht van de ondergaande zon. Voor een ervaren piloot als ik was het een hartverwarmende aanblik.
Dit deel van de vlucht zou - als de goden het wilden -redelijk eenvoudig zijn. Onopgemerkt landen naast het eiland Manhattan was dat niet. Geholpen door een stel elektriciens had ik de schijnwerpers gemonteerd en afgesteld die Sam Dymes schertsend ‘Masens Laagtemeter’ had genoemd. Testvluchten boven onze rivier hadden uitgewezen dat het systeem werkte.
Gabriel scheen enigszins gewend te raken aan het vliegen, want hij maakte zijn gordels los en zei dat hij naar achteren ging om te zien hoe onze passagiers het maakten. Het waren twintig mariniers, behorend tot de elite van de strijdmacht van de Houtvesters, plus een team van acht sappeurs die verstand hadden van demolitie (hun enorme voorraad kneedexplosieven was verstouwd in het grote ruim voorin, een paar verbindingenexperts en een televisie-ingenieur. Hoewel ik voor de aanwezigheid van een deskundige op het gebied van televisiezenders geen zinnige reden kon bedenken, vermoedde ik dat Sam Dymes de dame niet alleen voor de lol liet meeliften.
De vliegboten waren gebouwd op het comfortabel vervoeren van burgerpassagiers. Ze waren in geen geval bedoeld voor troepentransport. Zo kwam het dat onze passagiers de beschikking hadden over stopcontacten voor scheerapparaten, warm en koud water en fraai ingerichte bathrooms, zoals de Amerikanen hun toiletten blijven noemen, plus een compleet ingerichte keuken met bordenwarmers, een broodrooster en verwarmde compartimenten voor de warme maaltijd. Als iemand trek had in het beschikbare eten. Gisteravond had ik bijna al deze mannen en vrouwen brieven zien schrijven die aan hun familie zouden worden gestuurd als ze onverhoopt niet van deze missie mochten terugkeren.
Gabriel kwam terug met het nieuws dat onze passagiers het goed maakten. De meesten waren in diepe slaap, hoewel ik niet begreep hoe iemand onder deze omstandigheden kon slapen.
Buiten werd de hemel nu snel donker. De barrière die de zon en de sterren verduisterde, deed hetzelfde met de maan. Die was lang niet zo helder als anders en hing als een halve oranje schijf boven mijn cockpitraam aan stuurboord.
Ik keek opzij naar Gabriel. Hij scheen nu een wat objectievere interesse voor de vliegkunst te hebben. Ik zag hoe zijn donkere ogen van de kunstmatige horizon naar de snelheidsmeter gingen, en vandaar naar de hoogtemeter. Zijn snelwerkende brein begon orde te zien in de schijnbare chaos van meters en pulserende lichtjes.
‘Wil je het ook eens proberen, Gabe?’ vroeg ik, met een hoofdknik naar de stuurknuppel voor hem. ‘Een kind kan de was doen.’
‘Nee, dat laat ik deze keer liever aan jou over.’ Hij grijnsde. ‘Om je de waarheid te zeggen maken al die explosieven in het ruim mij nerveus.’
‘Ja, die gedachte dringt zich ook telkens aan mij op. En anders wel de gedachte aan de vijftien ton brandstof in onze tanks. Daarom hoop ik dat niemand achterin zijn zenuwen probeert tot bedaren te brengen met een sigaretje.’
Gabriels grijns leek opeens een tikje geforceerd. ‘Dat hoop ik ook.’
‘Ik hoorde dat Sam in het voorste toestel zit. Je zou hebben verwacht dat hij als commandant van het fort wel in de achterhoede zou blijven?’
‘De grote bazen willen per se dat deze missie voor de volle honderd procent slaagt. Ik wil de bekwaamheden van de mannen achterin niet bagatelliseren, maar Sam weet dat hij deze keer alles moet geven wat hij heeft.’
‘Weet je, Gabe, ik heb zitten denken...’
‘Wel?’ Hij keek me vanuit zijn ooghoeken aan.
‘Er zijn een paar details in deze missie die maar aan me blijven knagen.’
‘Het zal niet gemakkelijk worden, daar valt niet aan te twijfelen.’
‘Het is me duidelijk dat ons eerste doel is Christina Schofield buiten bereik van Torrence te brengen.’
‘Dat is alles in een notendop.’
‘Alleen hoop ik niet dat de Houtvesters van plan zijn zelf hun eigen superras te kweken. Als je over mensen beschikt die immuun zijn voor triffidgif, heb je immers een beslissend voordeel tegenover wie dan ook.’
‘We peinzen er niet over om haar van haar eierstokken te beroven om vervolgens bij onze vrouwen haar eitjes te implanteren.’
‘Werkelijk niet?’
‘Bespeur ik daar een zweem van ongeloof, David?’
‘Misschien begin ik na mijn ervaringen van de laatste paar maanden een tikje achterdochtig te worden.’
‘David, onze Houtvesters-gemeenschap is trots op haar menselijke karakter. Dat was nota bene de reden waarom wij nooit iets van Torrences junta wilden weten.’
Ik keek naar het blauwe en groene staartlicht van de beide andere toestellen. ‘Toch kan het haast niet anders, of in de geest van jouw "grote bazen" moet diezelfde gedachte opgekomen zijn. Ik stel me zo voor dat ze Sam Dymes ook opdracht hebben gegeven om een reserveplan voor noodsituaties te bedenken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Bijvoorbeeld dat het, als het onmogelijk mocht blijken Christina te ontvoeren, noodzakelijk zou zijn haar te doden, in het belang van de nationale veiligheid.’
Gabriels gezicht kreeg een harde uitdrukking. ‘Denk je werkelijk dat Sam Dymes tot zoiets wreeds in staat zou zijn?’
‘Een kat in het nauw maakt rare sprongen, dat weet je net zo goed als ik, Gabe.’
‘Je bent werkelijk een "tikje" achterdochtig geworden, David.’
‘Ik zou het liever omschrijven als een nuttig instinct tot overleven.’
‘O?’
‘Misschien put ik meer vertrouwen in mijn eigen positie bij jullie uit het feit dat mij is toevertrouwd dit vliegtuig naar New York te vliegen, en misschien zeg ik meer dan ik kan verantwoorden. Het lijkt mij echter heel wijs om de mariniers bevel te geven ervoor te zorgen dat ik onder geen voorwaarde in Torrences handen val.’
‘Denk je werkelijk dat wij jou iets zouden aandoen?’
Schouderophalend zei ik: ‘Ik denk alleen dat het heel verstandig zou zijn ervoor te zorgen dat ik een kogel door mijn hoofd kreeg vóórdat ik door hem als gijzelaar kan worden gebruikt.’ Ik keek Gabriel aan. ‘Ik herinner me dat er, toen ik uit New York werd bevrijd, een noodplan was voor het geval mijn redding zou mislukken.’
‘Daar heb je gelijk in,’ knikte Gabriel. ‘Het enige wat ik kan zeggen is: vertrouw ons - wij houden je uit de wind als we eenmaal in New York zijn.’
‘Dat zal anders niet meevallen.’
‘Er is nog een reden om ons te vertrouwen, vind je niet? We hebben jou hard nodig om ons terug te vliegen als we Christina eenmaal hebben.’
‘Je hebt valse snorren en zonnebrillen voor iedereen meegenomen, maar... Het klinkt ironisch, maar ik vraag me nog altijd af hoe wij in het metselwerk kunnen verdwijnen.’
Gabriel wreef over zijn kaak. ‘Misschien hadden we niet zo karig met onze informatie moeten zijn.’ Hij schonk zijn koffiebeker bij. ‘Je weet dat we onze mensen afzetten in het noordelijkste deel van Manhattan. Je weet ook dat het gebeurt in een wijk ten noorden van een muur die bekend is als de 102nd Street Parallel?’
‘Ja, dat is me bekend. Wat dat voor een district is, weet ik echter niet.’
‘De noordelijke punt van dat eiland is een gevangenis.’
‘Dan zal het er wemelen van bewaarders.’
‘Niet echt.’
‘Dan moet het een heel gemoedelijke gevangenis zijn.’
Gabriel keek me woedend aan. ‘Als je enig idee had van hoe het daar is, zou je dat niet hebben gezegd.’ Zijn stem klonk kwaad. ‘Je zou liever je tong hebben afgebeten.’
‘Goed, vertel me hoe het er werkelijk is. Zijn er geen bewakers, of peinzen de gevangenen er niet over te vluchten?’
‘Torrence is slim. Het enige wat hij nodig heeft, is een muur die hoog genoeg is en van het ene eind van het eiland naar het andere loopt, zodat Manhattan erdoor in tweeën wordt gedeeld, net als vroeger Berlijn. De zuidelijke helft is de City: een en al neonreclames, bioscopen, luxeappartementen. Alles ten noorden van de 102nd Parallel is één groot getto: een gevangenis voor mensen die de verkeerde huidskleur hebben, niet kunnen zien of niet gecharmeerd zijn van Torrences zogenaamd goedertieren regering. Ze kunnen niet over de muur klimmen, want die is voorzien van wachttorens en wordt beschermd door landmijnen en waakhonden. En ze kunnen de rivier niet overzwemmen naar het vasteland, want daar worden ze opgewacht door miljoenen triffids.’ Hij raakte nu echt op dreef. ‘In die stinkende huurkazernes leven de gezinnen op net genoeg voedsel om in leven te blijven. Het lijkt alsof ze bereidwillig in de sweatshops in fabrieken werken. In werkelijkheid moeten ze wel werken, anders kunnen ze naar hun dagelijkse voedselrantsoen fluiten. Zonder die rantsoenen zouden zij en hun kinderen omkomen van de honger. En de hele zaak loopt voor Torrence en zijn makkers zo gesmeerd als een naaimachine doordat ze een jaar of tien geleden op het idee kwamen om een paar mensen daar heroïne in te spuiten. Dat was een geniale zet, werkelijk.’ Gabriels ogen spuwden nu vuur. ‘Heroïne stompt af. Op die manier merkten de slaven niets meer van de harde aspecten van hun ellendige bestaan. Dat betekende weer dat Torrence hen kon dwingen langere dagen te maken. En daarmee hield het niet op. Heroïne is verslavend. Na een paar spuitjes werden de arbeiders verslaafd. Toen gaf Torrence opdracht om te stoppen met de injecties. Natuurlijk vlogen al die nieuwe verslaafden tegen de muur op, snakkend naar hun ADD, hun "aanbevolen dagelijkse dosis". En wat doet Torrence? Hij belooft zijn slaven een dosis, op voorwaarde dat ze hun productiequota halen. Et voilá De productiecijfers gaan omhoog, want zijn slaven werken zich uit de naad. En inderdaad, dat vermindert het snakken voor een paar uur. Maar dan laat de behoefte zich weer met nieuwe kracht gelden, zodat ze nog harder werken voor hun volgende shot. Eenvoudig, hè?’
Een minuut lang zat Gabriel met gebalde vuisten voor zich uit te staren. Zijn kaakspieren waren voortdurend in beweging, zo worstelde hij om zijn woede in bedwang te houden. Eindelijk zei hij: ‘Je ziet, David, dat de wijken ten noorden van de 102nd Street Parallel allesbehalve een paradijs zijn.’ Hij nam een grote slok koffie. ‘Het is een gevangenis, gerund door gevangenen. Het werkt meedogenloos efficiënt. En het stelt Torrence en zijn volgelingen in staat in de grootse stijl te blijven leven waaraan ze gewend zijn geraakt. Voor ons betekent het dat er maar weinig bewakers zullen zijn over wie we ons druk moeten maken. Bovendien vinden we daar bondgenoten. Terwijl onze teams doen wat ze doen moeten, zullen zij ons een veilig onderkomen bieden totdat het tijd wordt weer naar huis te vliegen... als God het wil. Begrijp je, David?’ Hij keek me grimmig aan. ‘Ik had beloofd dat je veilig zou zijn, of niet soms?’

Hierna vlogen we een tijdje zonder te praten. Peinzend controleerde ik de instrumenten en hield de staartlichten van onze voorgangers in het oog. Toen ik mijn horloge raadpleegde, zag ik dat we over een uur zouden landen. Nu werd mijn mond droog. Straks zouden we radiostilte in acht nemen, anders liepen we gevaar te worden ontdekt door de krachtige antennedetectoren van New York, al hadden we het vermogen van onze boordradio’s aanzienlijk gereduceerd. Voordat de radiostilte begon, vroeg ik de piloten van de andere toestellen de schijnwerpers te beproeven waarmee ze hun hoogte boven het water konden bepalen. Plotseling begonnen er onder elk toestel twee schijnwerpers te stralen. Even leek het alsof de Boeing Clippers, elk met een gewicht van honderd ton, werden gedragen door de beide lichtbundels die onder hun buik een langgerekte ‘X’ vormden.
Nadat we ons ervan hadden overtuigd dat de schijnwerpers werkten, mochten ze weer uit, waarna Sam Dymes zich meldde vanuit het voorste toestel. Eerst verzocht hij ons om voor deze boodschap ook de luidsprekers in de passagierscabine in te schakelen.
‘Over een paar minuten gaan we over op radiostilte,’ hoorde ik Sam op die karakteristieke manier van hem zeggen, waarbij zijn stem toch nog schuchter klonk, alsof hij bang was voor de microfoon: ‘Ik wil iedereen veel geluk en een behouden landing wensen. Ik weet dat we bij onze piloten in goede handen zijn. En - deze missie maakt me bang... eerlijk, ze maakt me behoorlijk bang. Ik zou een verdomde leugenaar zijn als ik niet eerlijk bekende dat ik momenteel dolgraag bij mijn vrouw en kinderen zou zijn. Ik weet dat er kans is dat niet iedereen van ons terug zal keren. Zij die dat wel doen, zullen als helden worden gevierd. Zij die het niet halen, zullen méér zijn dan helden. Het leven dat zij hebben gegeven, zal een brug slaan naar een betere toekomst voor hun vrienden, familie, kinderen en kleinkinderen. Ik wou dat er meer was dat ik kon zeggen, bijvoorbeeld over het enorme belang van deze operatie, maar eerlijk gezegd beschik ik niet over woorden die helder of indringend genoeg zijn om jullie recht te doen. Een ding weet ik echter zeker: er zullen vannacht duizenden en nog eens duizenden mensen zijn die voor jullie bidden. Veel geluk.’
Sams stem maakte plaats voor statische ruis, gevolgd door een klik en stilte.
We hielden ons aan ons vliegplan en volgden een gebogen route die ons enkele honderden mijlen ten noorden van New York bracht, ruim buiten het bereik van de radarposten. Toen pas, bijgelicht door dof maanlicht, zwenkten we naar het zuiden. In ganzenmars vlogen we aan op de Hudson: de brede, glanzende weg die ons vanuit de Catskill Mountains tot in New York zelf zou voeren.
Voorlopig konden we ons nog veroorloven om op duizend meter hoogte te vliegen. Als we aan radardetectie wilden ontkomen, zouden we spoedig moeten dalen totdat we op enkele tientallen meters boven het wateroppervlak scheerden. De kliffen en heuvels zagen er in dit maanlicht allemaal even zwart uit. Ik hoopte vurig dat we een zwarte rotswand tijdig konden onderscheiden van een onschuldige schaduw.
Toen we horizontaal vlogen, raadpleegde ik de instrumenten. Gabriel sloeg me gade voordat hij zijn keel schraapte. ‘Dit is misschien niet de gunstigste tijd om het je te zeggen, David.’
Ik keek hem aan.
‘Je achterdocht was niet helemaal misplaatst,’ verklapte hij. ‘Als we er niet in slagen Christina te redden, hebben we iemand in New York die ervoor zal zorgen dat Torrence niets aan haar heeft.’
‘O ja?’
Als we Christina niet binnen zeven dagen in handen hebben, heeft Kerris Baedekker bevel haar te doden.’
‘Kerris Baedekker? Dan is ze dus -’
‘Een van ons,’ knikte Gabriel, met een zijdelings lachje. ‘Ik heb dat niet geweten, tot gisteren. En zij heeft evenmin geweten dat ik een spion was.’ Nu schudde hij zijn hoofd. ‘Spionage... Dat is een oeroude sport, nietwaar?’
Op dat moment brandden er honderd of nee, wel duizend vragen op mijn lippen. Was er maar wat meer tijd.
In plaats daarvan duwde ik de stuurknuppel nog wat naar voren. ‘Hou je vast,’ zei ik. ‘Het spel gaat beginnen.’