16
Nachtritmen
Na het restaurant stelde Kerris voor naar een
kroeg met livemuziek te gaan. Ik stelde me een paar cocktails voor,
terwijl een pianist discreet op de achtergrond speelde. In plaats
daarvan leerde ik nog een afwijkend aspect van deze cultuur kennen.
Aan het eind van een lange bar zat een groep musici op een podium
te spelen. Het geluid van hun instrumenten - gitaren en een
drumstel -werd elektronisch versterkt. Het resultaat was
overdonderend. Het was alsof ik omver werd geblazen zodra ik de bar
binnenstapte. Op de dansvloer tolden mensen in woeste overgave
rond.
Kerris schreeuwde me iets in het oor. Mijn trommelvlies kriebelde
ervan, maar zoveel decibellen aan muziek kon ze niet
overschreeuwen. Grinnikend beduidde ik haar dat ik het niet had
verstaan. Ze schreeuwde opnieuw, zo dichtbij dat haar lippen mijn
oorschelp raakten. ‘Manhattan Blues’
Of dat de naam van het nummer was, of van de band, of misschien de
stijl van de muziek - ik wist het niet. Het was enerverend om zo
dicht bij het bonkende ritme van een drumstel te zijn, terwijl een
van de gitaren leek te zingen, in een griezelig rake nabootsing van
een menselijke stem. Tot mijn niet geringe verbazing bleek de
gitarist zekere Gabriel Deeds te zijn.
Ik stond gefascineerd te staren naar de uitbundig buigende dansers,
in een ruimte waarin het zo heet was als een oven, volgepakt met
zwetende paren wier lichaamsbewegingen gehoorzaamden aan dat
aanstekelijke ritme De muziek bleef een minuut of twintig doorgaan.
Gabriels versterkte gitaar wisselde prachtige, zangerige melodieën
af met alarmerende krijsende gilgeluiden die me herinnerden aan een
laag overkomende straaljager. Zijn weemoedige, donkerbruine ogen
waren onder het spelen gericht op een punt ergens boven onze
hoofden, alsof de muur daar in het niets was opgegaan en hem
uitzicht gunde op het paradijs. Hoe meer ik naar zijn gitaar
luisterde, des te duidelijker hoorde ik een diep en smartelijke
verlangen in de muziek.
Toen de band was uitgespeeld, greep Kerris mijn hand en trok me
door de mensenmassa mee naar het podium. Gabriel zette zijn gitaar
rechtop tegen de versterker ter grootte van een ouderwetse theekist
en begon zijn kin deppen met een handdoek, en wijdde daarna zijn
dacht aan de glinsterende zweetdruppels op zijn voorhoofd. ‘Kerris!
David!’ grijnsde hij verheugd. ‘Hebben jullie er nog iets van
gehoord?’
Ik zei hem dat ik totaal was overdonderd. ‘Zoiets heb ik nog nooit
gehoord,’ verzekerde ik hem.
‘Mooi,’ zei hij, ingenomen met mijn antwoord. ‘Dit is de beste
manier om de spinnenwebben in mijn hoofd weg te vagen als ik een
dag lang opgesloten heb gezeten op kantoor.’
‘Ik wist wel dat ik je hier zou kunnen vinden,’ zei Kerris. ‘Het
leek me wel aardig David het soort muziek dat jij maakt te laten
horen.’
We kletsten nog een poosje door, totdat we aan de praat raakten
over het thema van de eeuwige schemering. Gabriel Deeds had eerder
die dag een vergadering bijgewoond waarop diverse hypotheses (naast
een aantal slagen in de lucht) waren gelanceerd. ‘De meest
plausibele verklaring,’ zei Gabriel, ‘is dat de filtering van het
licht wordt veroorzaakt door de dichte wolk van een tot stof
vergruizelde komeet tussen aarde en zon.’
‘Dat zou zeker een verklaring kunnen zijn voor deze
zonsverduistering,’ knikte ik. ‘Maar het duurt nu al bijna een
maand. Dan zal het toch niet lang meer duren voordat we die wolk
achter ons hebben gelaten?’
‘Dat denken zij ook. De intensiteit van het zonlicht is al wat
toegenomen. En de gemiddelde dagtemperaturen zijn een paar graden
gestegen.’
‘Dus we mogen spoedig de terugkeer van het normale daglicht
verwachten.’
‘Misschien, maar als je het mij vraagt, hebben velen nog hun
twijfels. Ik heb niet de indruk dat we het al hebben gehad. En dan
nog iets.’ Hij hing de handdoek om zijn nek. ‘Misschien komt het
door het donker, maar de triffids lijken behoorlijk opgewonden. Ze
zeggen dat het kabaal dat ze maken zelfs aan de overkant van de
East-rivier te horen is. Ze trommelen met die stokken van ze alsof
hun leven ervan afhangt.’
Ik knikte. ‘Als normale planten wegkwijnen door gebrek aan
daglicht, moeten de triffids er ook onder lijden.’
‘Nou, dat wordt hoog tijd,’ zei Kerris vol overtuiging. ‘Ik hoop
dat die smerige krengen allemaal verrotten.’
‘We weten dat ze bij gebrek aan natuurlijk licht ofwel een tijdlang
in een soort coma raken of meer honger krijgen.’
Gabriel keek ons somber aan. ‘Dat houdt in dat ze vlees nodig
hebben.’
‘En zeventig miljoen van die krengen zullen zich niet
tevredenstellen met een paar hamburgers,’ zei Kerris droog. ‘Die
willen een compleet maal.’
‘Zo is het.’ Gabriel keek op zijn horloge. ‘Tijd voor het volgende
optreden. Jullie blijven nog?’
‘Ons krijg je hier niet weg!’
Zodra de band weer speelde, werd de dansvloer overstroomd door
blije mensen die zich volledig overgaven aan die meeslepende
muziek. Als je hen zo zag, was het alsof ze niet de minste zorgen
kenden.
‘Dank je voor de bijzonder fijne avond,’ begon ik, toen we terug
wandelden naar het hotel. ‘Maar... nou ja...’
‘Maar wat?’ Ze keek me met grote ogen aan.
‘Ik begin me schuldig te voelen dat ik zoveel beslag leg op je
tijd, terwijl -’
‘Schuldig omdat je beslag legt op mijn tijd,’ herhaalde ze. ‘Dat
klinkt ontzettend Engels in mijn oren. Wat wil je precies zeggen?
Tot kijk, ik bel je nog wel?’
‘O nee! Helemaal niet.’ Ik scheen haar te hebben gekrenkt. ‘Zo
bedoel ik het zeker niet, maar als je van je superieuren opdracht
mocht hebben mij gezelschap te houden, lijkt het me niet billijk
dat -’
‘Niemand heeft me iets opgedragen dat ik niet wil.’
‘Dus je vindt het niet erg? Het is geen belasting voor je?’
‘Belasting? Jij? Mijn hemel, David, wat zeg je toch merkwaardige
dingen.’
Een seconde staarden we elkaar aan. We stonden als twee eilandjes
midden in de stroom voetgangers, want zelfs op dat uur van de avond
wemelde het nog van de mensen. De straatlantaarns werden door haar
ogen weerspiegeld en hoog boven ons torenden de wolkenkrabbers uit,
door hun verlichte ramen getransformeerd tot immense
lichtzuilen.
Ze glimlachte, haar hoofd een tikje scheef. ‘Het is waar dat mij is
verzocht je te helpen acclimatiseren en je een beetje bekend te
maken met New York.’
‘Kijk, dat bedoel ik. Als ik een te groot beslag -’
‘Maar...’ zei ze, een vinger opstekend. ‘Om te beginnen: ik moest
er niet aan denken dat jij in je eentje door deze grote stad zou
zwerven. En ten tweede: ik geniet van je gezelschap.’ Ze glimlachte
opnieuw. ‘Het zal wel door jouw Britse manier van spreken komen, je
accent of zoiets.’
‘In dat geval kan ik veilig zeggen —’ In plaats van te zeggen wat
op het puntje van mijn tong lag, keek ik verbaasd om me heen.
‘Eh... wie heeft het licht opeens uitgedaan?’
Alle lichten in de stad waren plotseling gedoofd, op die van de
auto’s na. Auto’s remden abrupt af. Afgaande op het geluid van een
botsing, had één automobilist niet snel genoeg gereageerd. Op
datzelfde moment deden ook alle bestuurders hun lichten uit — de
hemel mocht weten waarom.
Meteen daalde er een sinistere duisternis over Manhattan. Rokers
doofden zelfs hun sigaret. Het werd stil, onheilspellend stil, en
ik kreeg het gevoel dat alle mensen hun adem inhielden. Een hand
omklemde mijn pols. Ik hoorde Kerris fluisteren: ‘Vlug, naar
binnen.’
Ik kon haar in deze volslagen duisternis niet zien, maar liep op de
tast een nis in de muur in. Totdat ik met mijn schouder tegen een
gesloten deur botste.
‘O, verdomme...’ fluisterde ze. Er klonk spijt door in die
verwensing.
Eerst leek het alsof de totale verduistering van de stad het gevolg
was van een stroomstoring. Alleen, waarom hadden alle bestuurders
dan hun lichten uitgedaan? Plotseling floepte een sterk zoeklicht
op het dak van een gebouw aan. En nog een, en nog een. Al spoedig
tastten lange vingers van verblindend wit licht de hemel af. Het
leek alsof ze op goed geluk een dansje maakten en voor het plezier
langs de onderkant van de wolken speelden.
Uit een ander gebouw hoorde ik een scherp, krakend geluid, dat
maakte dat de deur achter mijn rug meetrilde. Ik hoorde Kerris
nerveus ademen. Opnieuw dat krakende de geluid. Deze keer zag ik
een blauwwitte vonk naar hemel schieten. Een ogenblik later daverde
een explosie: over de stad.
Een ander flakkanon - in de richting van het Empire: State Building
- liet ook zijn stem horen. Aanvankelijk waren het allemaal
missers. Zoeklichten schenen alle kanten uit; de uitbarstingen van
luchtafweergeschut ware ofwel gericht op een zich razendsnel
verplaatsend doelwit, of de kanonniers schoten in den blinde.
Totdat de zoeklichten hun stralingskrachten bundelden, alsof de
mannen die ze bedienden en de kanonnier van de flakkanonnen
coördinerende instructies hadden gekregen. Plotseling verenigden de
stralenbundels zich tot een immense driepoot van felwitte
lichtzuilen, die hoog boven de stad in één punt samenkwamen.
Vrijwel tegelijkertijd vuurden tien, twaalf flakkanonnen op dat
punt.
Gedurende tien lange seconden bolden immense vuurbollen met
donderend geweld omhoog naar het verlichte deel van de bewolking,
terwijl de granaten op een hoogte van pakweg vijftienhonderd meter
boven de stad oorverdovend explodeerden. Al gauw zwegen de
flakkanonnen weer. Daarna tastten de witte vingers van de
zoeklichten nog de hemel af, op zoek naar een doelwit dat zich
ofwel; had teruggetrokken of er nooit was geweest.
De lichten van de stad bleven nog bijna een uur gedoofd. In die
duisternis hoefden we er niet over te peinzen te gaan lopen. Niet
dat we dat erg vonden. Want het grootste deel van die tijd nestelde
Kerris zich in mijn armen en was ik me nog maar bewust van één
ding: haar zachte lippen op de mijne.