27
Terugkeer
De terugreis verliep in een sfeer van grimmige
verwachtingen. Wat we aantroffen, was nog erger dan verwacht.
De invasiemacht van Torrence was vertrokken. Op dit moment stoomden
ze vermoedelijk nog naar het noorden, op weg naar New York. In het
kamp zelf was het één grote, bloederige ravage. De olifantachtige
vehikels reden J met brullende motoren door de bressen in de
omheining het legerkamp binnen. Vanzelfsprekend was de ruimte
volgestroomd met triffids. Die deden zich te goed aan lijken. De
rivieroever was bezaaid met de resten van de landingsboten die door
de artillerie van de Houtvesters aan flarden waren geschoten. Een
eind stroomopwaarts, deels onder water verdwenen, lagen de
wrakstukken van onze vliegboten, die de aanvallers vóór hun vertrek
hadden vernield. Het was duidelijk ze ons het leven zo zuur
mogelijk hadden willen maken. Ook waren de voorraden voedsel en
brandstof leeggeplunderd of onbruikbaar gemaakt. Gebouwen waren zo
grondig met de grond gelijk gemaakt dat er alleen nog brandplekken
van over waren. Nadat we een hoek van het legerkamp hadden
vrijgemaakt van triffids en met Jumbo’s een tijdelijke barrière
voor hen vormden, klom Sam Dymes op de cabine van een van de
triffidverdelgers om de overlevenden toe te spreken. Hij hield ons
voor dat ons een grimmige taak wachtte. Wij mochten de vrouwen en
mannen die gestorven waren bij de verdediging van het legerkamp
niet teleurstellen. Ze zouden met militaire eer worden begraven. En
er zou een monument voor hen worden opgericht. Op dat moment drong
de omvang van de bloedige verwoesting pas tot de overlevenden door.
Ik zag veel mannen en vrouwen knielen. Aan het slot van zijn
toespraak zei Sam: ‘Torrence heeft ons een bloedneus geslagen. Hij
heeft ons echter niet verslagen en... met zijn barbaarse aanval
zijn doel niet bereikt. Hij stuurde zijn mensen hierheen om David
Masen terug te halen. Die opzet is mislukt. Dat betekent dat
Torrence zijn strategie niet kan uitvoeren. Zonder Masen kan hij
het eiland Wight niet overrompelen, want hij weet dat de mensen
daar over een luchtmacht beschikken die zijn oorlogsschepen naar de
kelder kan jagen. En als Torrence zich niet meester kan maken van
het eiland Wight, kan hij niet aan de kraakinstallatie komen die
triffidolie raffineert tot motorbrandstof. Zonder die brandstof
heeft hij geen bruikbare luchtmacht. En dus...’ Met een ruk wendde
Sam zijn gezicht naar het noorden en schudde in een hartgrondige
uiting van haat zijn gebalde vuist naar de horizon. ‘Blijf in je
wolkenkrabber, Torrence! Wat ons betreft, mag je daar verrotten!
Want het enige wat je met al je verraad en wreedheid hebt bereikt,
is een duivelse gevangenis voor jezelf bouwen. En je kunt geen
donder doen om dat stinkende, smerige, krankzinnige rijk van je ook
maar één vierkante meter uit te breiden.’ Even dacht ik dat Sam
zijn wapen zou trekken om het hele magazijn in razende woede leeg
te schieten in de richting van het verre New York. Zijn woede
verdween echter plotseling. ‘Aan de slag. We hebben werk te
doen.’
Teams in anti-triffidpak gingen aan het werk, hun cilinderhelm
glanzend in de zon. Ze coupeerden de zwiep-angels van de triffids,
om ze direct daarna te vellen. Al gauw was de lucht vervuld van het
gieren van kettingzagen. Bergingsteams verzamelden de doden,
identificeerde hen en voorzagen hen van een label. De mannen van
Torrence werden even zorgvuldig begraven als de doden van de
Houtvesters.
Toen ik me in het zware zeildoeken pak hees om te helpen bij het
repareren van de hekken rondom het legerkamp, kwam Gabriel naar me
toe. Hij toonde me een emmer vol injectiespuiten, voordat hij ze in
een vuilnisbak gooide. ‘Allemaal van de soldaten van Torrence.’ Hij
schudde het hoofd. Amfetamine. Die gasten waren zo volgepompt dat
ze het gevoel hadden een raket in hun reet te hebben toen ze aan
wal sprongen.’ Hij veegde zijn handen af aan een dot poetskatoen,
alsof ze in aanraking waren gekomen met iets onreins. ‘De arme
drommels moeten niet eens gemerkt hebben dat ze door een kogel
werden geraakt. Torrence, hè? Is hij geen man om te bewonderen en
te respecteren?’
Het hek was zwaar beschadigd. Ik zweette als een otter in het zware
pak, toen ik aan de slag ging met een kniptang om de verwarde
stalen draden door te knippen en op te ruimen, zodat de hekwerkers
meteen nieuw draad langs de palen konden spannen. Honderd meter
rechts van mij was iemand, wiens gestalte net als de mijne door het
beschermingspak het uiterlijk had van een androgyn wezen, eveneens
druk in de weer met een grote draadkniptang. Ik voelde me verre van
behaaglijk. Terwijl ik aan de spaghettiachtige draadmassa’s rukte
en trok passeerden er voortdurend triffids die het kamp in wilden
(waar de triffidbestrijders korte metten met hen maakten) of mijn
hoofd uitkozen voor een oefening in zwiepen. Om de haverklap knalde
er een gifangel tegen het plexiglas, wat een vibrerend trrring
veroorzaakte. Het was een ervaring die me mateloos zou blijven
irriteren.
Toch zwoegde ik verder: eerst draden doorknippen, en ze dan
lostrekken uit de wirwar van triffids die we tijdens onze vlucht
uit het kamp hadden verpletterd. Ik vroeg me af of het
hoofdkwartier van de Houtvesters, honderden kilometers zuidelijker,
al op de hoogte zou zijn van Torrences aanval op een van hun
legerkampen. Geïsoleerde gemeenschappen waren zo weinig geneigd
iets te doen dat hun locatie kenbaar maakte, dat ze vaak volledig
afzagen van communicatie per radio. In plaats daarvan vertrouwende
ze liever op een voorziening die te vergelijken was met de vroegere
Pony Express, door hun berichten per koerier uit te wisselen. Gelet
op deze aan paranoia grenzende, wederkerige argwaan was er weinig
kans dat de over de aardbol verstrooide, ongelijksoortige
gemeenschappen van mensen ooit nog intensief contact met elkaar
zouden onderhouden, laat staan dat ze bondgenootschappen zouden
sluiten voor wederzijdse bijstand en onderlinge
handelsbetrekkingen. Misschien had mijn vader gelijk. De mensheid
was voorbestemd om te leven als verspreid liggende enclaves die
uiteindelijk gedoemd waren te verschrompelen en uit te sterven.
Zelfs in die tijd - terwijl de boosaardigheid van Torrences
methoden niet alleen zichtbaar was, maar zich ook opdrong aan mijn
neus nu het warme weer en legioenen bacteriën hun werk deden met de
lijken — brak ik mij het hoofd over de man. Ja, hij was wreed. Ja,
hij was een oorlogsstoker. En ja, hij was zonder twijfel
draconisch. Maar toch... toch werd hij gemotiveerd door een
authentiek toekomstvisioen. Zijn methoden waren verkeerd, maar zijn
doelstelling was legitiem.
Terwijl mijn draadkniptang de glanzende draden ontwarde, was ik
diep in gedachten. Ik werd er zo door in beslag genomen dat hun
aankomst me volledig ontging.
Het ene moment zag ik alleen de harige stammen van de triffids,
omgeven door een dichte massa donkergroene bladeren; het volgende
moment drong tot me door dat ik vier menselijke gedaanten tegenover
me had, die mij stonden te observeren.
In een reflex ging mijn blik naar de buks die ik tegen een hekpaal
had gezet. Onmiddellijk spande een van de vier - een jonge vrouw
met ravenzwart haar - de pees van haar boog en liet een pijl
vliegen. De pijl snorde langs mij heen, trof de houten kolf van de
buks en spleet die keurig in tweeën.
Ik verstarde en staarde door mijn transparante helm naar het
viertal, van wie de lichamen enigszins werden vertekend door wat
onregelmatigheden in het plexiglas, zodat ze meer op
spookverschijningen leken dan op mensen van vlees en bloed. De
beweging waarmee de jonge vrouw een nieuwe pijl op haar boog nam en
het projectiel op mijn hart richtte, nam ik echter duidelijk waar.
Ze trok de pees naar achteren tot hij strak gespannen was.