64
* *
*
Twee minuten tot inslag
De helikopter schokte gigantisch.
Gogolov beëindigde het telefoongesprek. Hij hield zijn ogen strak op de Dopplerradar gericht. Ze zaten midden in een razende onweersbui. Hij deed snel zijn veiligheidsriem om en keek door het raampje naar buiten, maar er was niets te zien. De dag was nacht geworden – afgezien van het stroboscoopeffect van de bliksem.
Zjoeganov zat te hyperventileren en hield vol dat ze allemaal zouden sterven. Bij elke bliksemflits en elke door merg en been gaande donderslag raakte hij nog meer in paniek.
‘Commandant,’ beval Gogolov, ‘zet ons onmiddellijk aan de grond.’
Voordat de piloot kon reageren, barstte de voorruit van de helikopter.
Zjoeganov schreeuwde.
Gogolov besefte wat hem geraakt had: een hagelsteen ter grootte van een kleine granaat. Toen een volgende bliksemflits de hemel verlichtte, zagen ze duidelijk dat er nog veel meer uit de lucht kwamen.
IJskoude regen en wind stroomden de cabine binnen. Gogolov en Jibril probeerden zich te beschermen met hun handen, maar door het luchtruim kwam plotseling een brok ijs suizen dat zich in Zjoeganovs voorhoofd boorde.
* * *
‘Erin, kijk uit!’ riep Jon.
Hij had het bijna te laat gezegd. Er kwam een fsb-Mercedes langszij die hen langzaam rechts begon in te halen. Erin greep een Beretta en draaide haar raampje omlaag. Ze schoot zes keer. De voorruit van de achtervolgende auto knalde kapot. De Mercedes raakte in een slip en botste tegen het spiegelglas van Hotel National.
Jon scheurde over het kruispunt van Tverskaja en Mochovaja. Achter hem stapelden de in de prak gereden auto’s zich op, maar er zaten hem nog steeds minstens tien auto’s op de hielen. Ze kwamen nu van beide kanten aan rijden, waardoor er nog maar een weg vrij was: rechtdoor het Rode Plein op. Hij had geen keus. Ze moesten de stad uit voordat ze compleet omsingeld werden en de strop kwam steeds strakker om hun nek te zitten.
Jon vloog langs de promenade voor het Nationaal Historisch Museum en toen door de met schijnwerpers verlichte Opstandingspoort naar het plein dat het symbool van het rijk van het kwaad was geworden. Hij zag rechts het Kremlin en het mausoleum van Lenin. Recht voor hem lag de Basiliuskathedraal.
Vanaf het dak van het Kremlin vuurde iemand een raket-aangedreven granaat af.
Jon zag de lichtflits van de ontsteking, maar had geen tijd meer om uit te wijken. De granaat sneed voor hen door de lucht, ging rakelings langs de voorruit en liet een helwitte condensstreep achter.
De granaat ontplofte in het goem-warenhuis. Erin zag nog twee commando’s het plein voor hen op rennen, klaar om het vuur te openen. Jon zag het ook. Hij kon nog steeds niets doen. Ze waren er nog te ver vandaan om hen neer te schieten, maar als hij met deze snelheid het stuur omgooide, zou de wagen kantelen en zouden ze beiden onmiddellijk de dood vinden.
Erin gilde. Jon hield zijn adem in en bereidde zich voor om te sterven.
Maar recht voor hen spleet opeens de grond open en beide mannen werden levend opgeslokt.
De muren van het Kremlin begonnen in te storten.
Onder hen beefde de aarde van woede.
Jon trapte op de rem. Achter hen scheurde een diepe kloof de bestrating van het Rode Plein kapot. Hun achtervolgers werden verzwolgen en een reeks ontploffingen smoorde ook hun gekrijs.
In het duister zag Jon een vuurbol door de lucht flitsen. Zijn mond viel open van afschuw, maar er kwam geen geluid uit. Hij wilde Erin beschermen, maar hij kon zich niet bewegen.
De eerste vuurbol raakte het presidentiële regeringsgebouw in het Kremlin en zette het hele complex in brand. Een paar tellen later sloeg de ene na de andere vuurbol in de gebouwen van het Kremlin, waardoor ze voor Jons ogen werden weggevaagd. De rook en het vuur schoten wel vijftien of twintig meter hoog de lucht in.
Lenins mausoleum werd getroffen.
De Basiliuskathedraal ontplofte in miljarden stukjes.
Het museum stond in brand.
Binnen een paar seconden leek de hemel in brand te staan. Jon wist niet of het raketten en meteorieten waren of ‘slagregens, hagelstenen, zwavel en vuur’. Het enige wat hij zeker wist, was dat de vuurregen die Ezechiël voorzegd had, was begonnen.
* * *
De aardbeving was voorbij, maar er was een nieuw hoofdstuk begonnen.
‘Mijnheer de president, Moskou wordt aangevallen.’
MacPherson draaide zich naar Kirkpatrick en daarna naar de satellietbeelden.
‘Je zei dat de Israëliërs nog niets hadden afgevuurd.’
‘Dat hebben ze ook niet.’
‘Wat zijn al die binnenkomende sporen dan?’
‘Die komen niet van Israël en niet van ons.’
‘Waar komen ze dan vandaan?’
Kirkpatrick draaide zich om en keek de president aan.
‘Ze komen uit de ruimte.’
MacPherson had geen antwoord.
* * *
Mordechai keek ingespannen naar de monitors.
Het spoor van de Russische icbm was plotseling van de radar verdwenen. Doron zag het ook, evenals Modine en de rest van Dorons team. Ze waren er totaal door van hun stuk; ze snapten niet wat er zojuist gebeurd was en wisten niet wat ze nu moesten doen.
‘Kan iemand me vertellen wat er aan de hand is?’ vroeg Doron dringend.
Modine ging meteen naar de telefoon en belde eerst naar het Nationaal Militair Commando Centrum in het Pentagon. ‘Moskou is getroffen,’ zei hij tegen Doron. ‘En Teheran ook – we krijgen overal berichten vandaan.’
‘Maar hoe dan? Wat is er gebeurd? Wij hebben niets afgevuurd.’
‘Dat wil het Witte Huis graag weten,’ zei Modine. ‘Het Pentagon heeft de president laten weten dat ze niet gezien hebben dat er raketten zijn gelanceerd vanuit Israël of ergens anders ter wereld. Alleen de Russische lancering vanuit Siberië. Maar iedereen denkt nog steeds dat u een gigantische tegenaanval hebt ingezet.’
‘Maar dat heb ik niet gedaan,’ zei Doron en toen draaide hij zich om en keek naar Mordechai.
* * *
Ken Costello kon geen woord uitbrengen.
norad volgde nu het spoor van duizenden ‘projectielen’ – hoe moesten ze die dingen anders noemen? – die insloegen in Rusland, Iran en alle andere coalitielanden. Geen van alle was vanuit Israël opgestegen. De computerbeelden lieten geen hittewolkjes zien, geen enkel lanceeralarm. Alleen maar vurige projectielen die de atmosfeer binnendrongen en richting Azië, Afrika en Europa suisden.
Costello keek met stille verbazing naar de satellietbeelden waarop de ene na de andere Russische nucleaire raketsilo en militaire basis werd getroffen.
Iraanse en Libische militaire locaties en regeringsgebouwen werden voor zijn ogen vernietigd. Hetzelfde leek te gelden voor alle landen die een bondgenootschap met Gogolov waren aangegaan. Een voor een werden de krijgsmachten van de volledige coalitie op grote schaal afgeslacht.
De monitors van de cia en norad seinden elke inslag door: verblindende witte lichtflitsen, die een hypnotisch stroboscoopeffect veroorzaakten in het schemerdonker van het crisiscentrum.
Moskeën en nationale symbolen werden ook geraakt. Op het liveverslag van Al-Jazeera waren vuurbollen te zien die Mekka en Medina troffen. Op televisie was live te zien hoe in een fractie van een seconde honderdduizenden mensen die waren samengekomen om voor de vernietiging van Jeruzalem te bidden, tot as vergingen. Een lokale televisiezender in Istanbul toonde de smeulende ravage van de zeventiende-eeuwse Blauwe Moskee. Op de Berlijnse televisie was te zien hoe de Rijksdag totaal vernietigd werd. Over de hele wereld liep het aantal slachtoffers al snel in de miljoenen.
Terwijl de wereld vol afschuw toekeek, regende het verterende vuur uit de hemel neer op de coalitietroepen. Binnen enkele minuten leek heel Libanon, Syrië en Saoedi-Arabië één grote vuurzee.
En dan was er nog het bloedbad in de bergen van Israël.
Midden in de chaos op het slagveld vielen de coalitietroepen elkaar aan en verwarden ze hun eigen tanks en infanterie-eenheden met oprukkende Israëlische divisies. Ondertussen was het een stuk of tien gevechtspiloten gelukt op te stijgen van een Russisch vliegdekschip in de Middellandse Zee, maar ze werden een voor een verteerd door de vuurregen. Een paar mig-gevechtsvliegtuigen vuurden raketten op Israël af, maar tevergeefs. De hitte-zoekende raketten werden gewoon naar het brandende vuur op de oorlogsschepen van de coalitie achter hen getrokken en doodden daarmee de paar zeelui die nog in leven waren.
Overal zag Costello meer en meer beelden van vernietiging.
Op een klein beeldscherm zag hij warmtebeelden van een Amerikaanse spionagesatelliet die boven de Golanhoogte hing. Het scherm was bedekt met helse rode en oranje kleuren – zo fel dat Costello er bijna niet naar kon kijken. In de linker benedenhoek zag hij het gloeiende silhouet van iemand die door de vlammen kroop.
Eerst was het lichaam licht geel: normale lichaamstemperatuur. Maar toen Costello zijn ogen niet kon afwenden en bleef kijken, werd het beeld eerst licht oranje, toen donkerder oranje en daarna afgrijselijk vuurrood. De onbekende was zojuist levend verbrand en hij had er aan de andere kant van de wereld zwijgend naar staan kijken.
* * *
Wat Mordechai toen zag, had zelfs hij niet verwacht.
Vanaf de Olijfberg berichtte een Israëlische verslaggeefster over de laatste verbluffende ontwikkelingen. Het geluid stond uit, dus keek Mordechai naar haar ogen. Was het angst? Vreugde? Ongeloof? Misschien wel alle drie.
Plotseling keek de verslaggeefster omhoog naar de nog donkere hemel en ging toen onderuit, gevolgd door de cameraman. De camera wiebelde even heen en weer en viel toen op de grond. De lens barstte. De camera lag op zijn kant. Maar het beeld dat over de hele wereld werd uitgezonden was ondubbelzinnig.
Brandende zwavel en gigantische meteorieten regenden neer op de Tempelberg. Zeven vuurbollen beukten na elkaar tegen de Rotskoepel, de Al-Aqsamoskee en alles eromheen. Stenen werden verbrijzeld en alles wat niet wilde branden, smolt weg. Het was alsof God zelf de heilige grond zuiverde.
* * *
Gogolov zag de vuurbol op hen afkomen.
Maar ze konden er niets tegen doen.
De piloot ging met de helikopter richting de grond in de hoop aan dat ding te ontkomen, wat het dan ook was. Binnen enkele seconden zakten ze van drie kilometer hoogte naar minder dan twee kilometer. Gogolov en Jibril probeerden vergeefs iets vast te grijpen.
‘Hoofdbasis, hier spreekt de Zwarte Ster. We komen naar beneden. Ik herhaal: we komen naar beneden. Nu op negenhonderd meter hoogte en zeer snel dalend.’
Er kwam geen antwoord. Het enige wat ze op de radio hoorden, was het geschreeuw van stervende mensen in de lucht en op de grond.
Door een volgende donderslag en stormvlaag schudde de helikopter wild heen en weer. Gogolov zag hoe de piloot vocht voor hun levens.
Toen werden ze met oorverdovend geraas getroffen.
Door de pijn heen zag Gogolov hoe Jibril vlam vatte. Zijn vlees knetterde en barstte open. Het smolt van zijn botten en zijn ogen werden vloeibaar in de kassen.
Toen vloeide alle kleur weg, evenals het licht van de vlammen. Al het lawaai vervaagde, ook het geluid van zijn eigen geschreeuw. Gogolov zag niets dan een zwarte, mistige leegte en het was alsof de geesten van de doden uit die bodemloze put omhoog zouden komen om hem te halen.
Op dat moment werd Gogolov bang voor de dood. Hij voelde hoe hij door de donkere leegte van de ruimte viel. Hij zwaaide met zijn armen en stond doodsangsten uit; hij was helemaal alleen. Hij bereidde zich voor om neer te smakken, maar dat zou nooit gebeuren. Hij schreeuwde om genade die hij nooit zou krijgen. Hij voelde de schroeiende hitte en de demonen die met vlijmscherpe klauwen uithaalden naar zijn ogen en gezicht. Toen besefte hij in een doodsbenauwd moment van helderheid dat er nooit een einde aan zou komen.
* * *
Vanuit de helse razernij doken Jon en Erin op.
Ze renden voor hun leven. Met de vlammenzee achter zich, renden ze naar de Moskva, maar daar ontdekten ze dat alle bruggen – en alle tanks die de brug hadden bewaakt – waren vernietigd.
Ook al vonden ze een auto of vrachtwagen die ze aan de praat konden krijgen, hoe zouden ze ooit uit de stad komen? Alle straten en alle hoofdwegen lagen vol met de verkoolde puinhopen van Russische politieauto’s en militaire voertuigen en de smeulende lichamen van de soldaten die hadden geprobeerd te vluchten. Voor de rest was iedereen verdwenen. De stad was veranderd in een spookstad.
‘Jon, de boten!’
Erin rende al weg. Jon haastte zich om haar bij te houden.
Vierhonderd meter verder stroomafwaarts lag een speedboot aan de andere oever van de rivier vastgemeerd. Erin dook, zo snel ze in de buurt was, in het water. Ze zwom naar de andere kant en Jon kwam direct achter haar aan. Verder was er niemand te zien en niemand die hen tegenhield, dus klauterden ze moeizaam aan boord, startten de motor en voeren richting het zuiden.
Moskou brandde zoals Rome ooit gebrand had.
Het Rode Plein werd verteerd door verschroeiende windvlagen. De stad beefde onder de explosies en duizend jaar met bloed besmeurde geschiedenis ging in vlammen op.
Terwijl hij achterom keek naar de rook van het vuur, voelde Jon zich misselijk bij de gedachte aan alle afschuwelijke dingen die hij gezien – en veroorzaakt – had. Hij treurde om zijn vriend Hamid, die voor hem gestorven was. Hoe kon dat nu juist zijn? Waarom had God hém niet in Hamids plaats genomen? Hij treurde om Nadia. Wie zou haar het slechte nieuws vertellen? Alleen hij wist wat er gebeurd was met Hamid. Maar de gedachte dat hij haar onder ogen zou moeten komen, dat hij haar zou moeten vertellen dat ze Hamids baby alleen moest grootbrengen, was bijna ondraaglijk.
Hij treurde ook om zijn moeder toen het plotseling bij hem begon te dagen: had ze de aardbeving wel overleefd? Was ze gewond? Zou iemand haar vinden? Zijn satelliettelefoon was kapot. Hij kon haar met geen mogelijkheid bereiken, geen hulp op haar afsturen, haar niet vertellen dat Erin en hij het hadden overleefd en hij kon niet te weten komen of ze ooit op Christus was gaan vertrouwen.
Toch voelde Jon zich, midden in deze wervelstorm van tegenstrijdige gevoelens, nederig worden vanwege Gods bescherming. Hij had geen eten, geen reservebrandstof en geen idee wat er voor hem lag. Toch had hij er op de een of andere manier vrede mee. De grote verlossing van miljoenen mensen was begonnen. Op de harde grond van zo vele landen kon de belofte van nieuw leven eindelijk gaan groeien.
En hij lag in de armen van de vrouw die hij liefhad, de vrouw die hij voorgoed verloren dacht te hebben. Hij hield haar stevig vast. Hij was thuis. De tranen begonnen te stromen en hij had geen idee wanneer ze zouden stoppen – en het kon hem ook niet schelen.