25
* *
*
Dinsdag 2 september – 22.43 uur – westvleugel, Washington d.c.
Jon was uitgeput.
Hij was al vanaf vier uur vanochtend wakker en had al die tijd op kantoor doorgebracht. Nu waren zijn ogen bloeddoorlopen en zijn medicijnen bijna uitgewerkt.
‘Jon, het is al laat. Ga maar naar huis.’
Jon keek op van de stapel geheime correspondentie van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de cia en zag Indira Rajiv in de deuropening van zijn kantoor in de westvleugel staan.
‘Hé Raj, alles goed?’
‘Jíj bent niet goed. Wil je soms dat ik ontslagen word? Ik heb strikte orders van de president ervoor te zorgen dat jij niet te veel hooi op je vork neemt. Als hij erachter komt dat je hier nog steeds zit, vermoordt hij me.’
Jon betwijfelde ten zeerste dat Rajivs baan enig gevaar liep. Ze was een rijzende ster, een wonderkind van het nasa-onderzoeksinstituut. Ze was een Indiase immigrant van de tweede generatie en was door Erin bij de cia gehaald toen ze samen voor hun master bedrijfskunde aan het Wharton studeerden. Daarna had ze nog twee doctoraten behaald: geschiedenis van de islam aan de Princeton Universiteit en geschiedenis van Perzië aan de universiteit van Oxford – beiden betaald door de Amerikaanse overheid.
Inmiddels had ze het, op de piepjonge leeftijd van zesendertig, al geschopt tot directrice van de namestan-afdeling. Ze sprak vloeiend Arabisch, Farsi en Urdu, de taal van Pakistan, maar ironisch genoeg sprak ze geen van de honderden dialecten die India rijk is. Binnen de wereld van de Amerikaanse inlichtingendienst verwierf ze nu snel bekendheid als de hoogste expert op het gebied van radicale islamieten.
Alsof dat nog niet genoeg was, zag ze er, ondanks dat ze zich bescheiden kleedde in Westerse mode en zelden make-up droeg, ook nog eens beeldschoon uit. Ze had grote bruine ogen, een lichte, mokkabruine huid en ravenzwarte krullen tot net over haar schouders.
‘Ik red me wel,’ mompelde Jon en ging weer aan het werk. Hij had geen tijd om praatjes te maken en als Indira Rajiv hem niet kon helpen bij het vinden van zijn verloofde, wilde hij niets met haar van doen hebben.
Rajiv begreep de hint niet. Ze liep naar hem toe, ging tegenover hem zitten en vroeg: ‘Is er nog nieuws over Erin?’
Jon keek geërgerd op. Zag hij medelijden in haar ogen? Zijn maag keerde om. Hij had er schoon genoeg van dat iedereen hem in de gang aansprak om te vragen naar het laatste nieuws over Erin. Het enige wat nog erger was dan geen antwoord, geen enkel antwoord te hebben op de vraag naar haar verblijfplaats en haar toestand, was dat feit twintig of dertig keer per dag te moeten toegeven.
‘Nee, nog niets,’ zei hij met zijn ogen gericht op de berichten die uitgespreid lagen op zijn rommelige bureau.
Er waren tientallen beambten van de inlichtingendienst en het leger betrokken bij het opsporen van Erin McCoy, maar ze zochten naar een speld in de hooiberg terwijl de schuur in brand stond. Als Rajiv zo slim was, waarom kon ze hem hier dan niet mee helpen? Wat deed ze trouwens om elf uur ’s avonds op een doordeweekse dag nog in het Witte Huis?
‘Heb je het gehoord van Gogolov?’ vroeg Rajiv.
‘Nee, wat dan?’ vroeg Jon terwijl zijn stemming plotseling veranderde.
‘Volgens een van Costello’s bronnen houdt Gogolov morgen een persconferentie.’
‘Waarom?’
‘Het gerucht gaat dat Gogolov de Algemene Vergadering van de vn volgende week wil toespreken.’
‘Is dat waar?’
‘Ken heeft andere bronnen, maar ik hoor steeds hetzelfde.’
‘Dat meen je niet,’ zei Jon. ‘De president geeft hem nooit een visum.’
‘Misschien zou hij dat wel moeten doen,’ ging Rajiv ertegen in. ‘Dan kan de fbi hem in de boeien slaan op het moment dat hij op jfk landt.’
‘Juist en dan laten we zijn lievelingetjes in Moskou het armageddon inluiden.’
‘Nou, ik heb eigenlijk gehoord dat Gogolov de meerderheid van de Algemene Vergadering al gestrikt heeft.’
‘Waarvoor?’
‘Om een motie aan te nemen waarin de president gevraagd wordt Gogolov zijn zegje te laten doen, als het ware in het kader van de wereldvrede.’
Wereldvrede? Gogolov? Hoe kon iemand die twee woorden met een effen gezicht in één en dezelfde zin gebruiken? De wereld lachte er echter niet om.
Jons telefoon ging en ze schrokken er allebei van.
Zijn auto stond klaar. Hij bedankt Rajiv, wenste haar een goede avond en stopte zijn paperassen in de kluis. Daarna deed hij het licht uit in zijn kantoor en liep naar West Executive Avenue waar zijn chauffeur stond te wachten. Misschien was Rajiv toch een aanwinst.
* * *
Tien minuten later was Jon thuis.
Hij wenste de agenten bij zijn voordeur een goede nacht en ging zijn huis binnen. Hij woonde aan een lommerrijke laan in Georgetown, ongeveer drie straten van de universiteitscampus waar hij zelf had gestudeerd. Hij deed de deur achter zich op slot, gooide zijn sleutels op de legplank, hing zijn jasje aan de kapstok en zette de televisie aan voor het nieuws.
Informatie over Gogolovs ontmoeting met de Europese en Aziatische ambassadeurs was inmiddels ook naar de pers gelekt. Jon wist al weken van de bijeenkomst, eerst via een tip van de Israëlische inlichtingendienst en later via een lang telefoongesprek met de eu-minister van Buitenlandse Zaken, Salvador Lucente. Er was echter geen sprake geweest van een vn-rede door Gogolov.
Wat Jon opviel nu het nieuws bekend werd, was het verschil tussen de reacties aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Het Witte Huis had de laatste weken bij de vn aangedrongen Gogolovs staatsgreep te veroordelen omdat die in strijd was met het internationale recht en een bedreiging vormde voor de wereldveiligheid. De regering had geopperd economische sancties op te leggen totdat er opnieuw een legale, democratisch verkozen regering aan de macht zou komen.
De Europeanen speelden het spel echter niet mee.
Lucente was nu, bijvoorbeeld, op cnn om te waarschuwen dat dergelijke maatregelen ‘beter pasten bij een oude Hollywood westernfilm, dan bij moderne diplomatie’. Hij zei dat verschillende leden van de Europese Unie zich zorgen maakten over de heftige reactie van de vs op de gebeurtenissen in Moskou.
‘Kijk,’ zei de eu-minister tegen de verslaggever, ‘we rouwen allemaal om de onschuldige doden die in Moskou gevallen zijn en we veroordelen de manier waarop president MacPhersons adviseur, Jonathan Bennett, is behandeld ten zeerste. Bovendien delen we het beroep dat het Witte Huis op Gogolovs regering doet om de verblijfplaats en toestand van een andere hoge adviseur van MacPherson, Erin McCoy, te onthullen.’
Bennett pakte de afstandsbediening en zette het geluid har-der.
‘Dat terzijde,’ ging Lucente verder, ‘zou het totaal onverantwoordelijk zijn een belangrijk land als Rusland te isoleren of als een soort misdadige dreiging te behandelen. Zoals ik al tegen de minister van Buitenlandse Zaken van de vs en tegen mijnheer Bennett heb gezegd, hebben de vs en de eu ook generaal Musharraf van Pakistan niet geïsoleerd toen hij een paar jaar geleden de touwtjes van die nucleaire natie in handen nam door middel van een militaire staatsgreep. Het was juist het tegenovergestelde: Washington en Brussel probeerden met generaal Musharraf samen te werken en met succes. Het enige wat ik zeggen wil, is dat we niet meteen moeten zeggen dat we niet ook met mijnheer Gogolov kunnen samenwerken.’
Wie zijn deze mensen? Bennett dacht na. Waarom waren Europese leiders zo blind voor de demagogen en dictators die in hun midden opstonden? Marx, Lenin, Hitler, Mussolini, Stalin, Chroesjtsjov, Ceausescu, Milosevic. Hoe konden ze blind zijn voor hen allemaal? Hoe konden ze nu zo blind zijn voor de dreiging van Gogolov?
Vol afkeer zette Bennett de televisie uit. Hij ging naar de keuken om zijn medicijnen in te nemen, maar iets deed zijn bloed stollen in zijn aderen.
Alle spieren in zijn lichaam spanden zich.
Hij luisterde aandachtig of hij nog iets hoorde. Het enige wat hij hoorde, was het gezoem van de koelkast, maar hij wist het zeker.
Er was iemand in huis.