15

* *

*

Vrijdag 1 augustus – 20.58 uur – Kremlin

Andrej Zjoeganov kwam binnen via een zijdeur.

Hij schudde Jon en Erin de hand – stevig, beleefd, niets meer dan dat – en leidde hen toen van de wachtruimte naar het ruime, smaakvol ingerichte kantoor naast het hoofdgebouw van het Kremlin. Zijn directieassistent had hun al koffie aangeboden en zij hadden ervoor bedankt. Hij had het niet nog eens gevraagd.

Ondanks zijn ronde buik, zijn dikke, gespierde benen en zijn snelle, vastberaden pas, was Zjoeganov een klein mannetje. Hij was wel een centimeter of vijftien korter dan Jon. Toch leek de lucht in de kamer zich te verplaatsen toen hij binnen-
kwam.

Deze eenenzestigjarige man bezat ongepolijste politieke kracht en alles om hem heen straalde die eenvoudige werkelijkheid uit: van zijn uiterst nauwkeurig afgewerkte maatpak tot het alomtegenwoordige gevolg van medewerkers en beveiligingsbeambten die om hem heen dribbelden tot de rijen foto’s van machthebbers aan de wand.

Andrej en Vadim ontmoeten de secretaris-generaal van de vn.

Andrej dineert met Jeltsin en Clinton tijdens de G8-top in Denver.

Andrej als jong medewerker – toen nog met een hoofd vol haar – aan Gorbatsjovs zijde op de Reykjaviktop met Reagan.

Andrej en Vadim begroeten ayatollah Khomeini in een paleis in Teheran.

Deze man begreep hoeveel macht hij had en wist machtsvertoon ook naar waarde te schatten. Waarom straalde Andrej Zjoeganov dan zo’n bitterheid uit?

Hij stamde af van de Russische elite. Zijn oude vader was ooit rector magnificus van de universiteit van Moskou geweest en zijn moeder was een zeer gewaardeerd kernfysicus. Zjoeganov had altijd een comfortabel leven kunnen leiden en hij had altijd goede politieke connecties gehad. De geruchten gingen dat hij een ver familielid was van Gennadi Zjoeganov – van oudsher hoofd van de Communistische Partij van Rusland, de derde politieke partij van het land. Maar Andrej had dat nooit bevestigd. Hij hechtte er juist aan dat hij een democraat was en hij had altijd voor hervormers gewerkt – zolang die hervormers populair waren.

Toch stond het gezicht van deze man altijd nors. Hij kneep zijn ogen voortdurend tot spleetjes alsof hij eigenlijk een bril nodig had maar te ijdel was die te dragen. En of hij dat nu expres deed of niet, hij gaf de mensen in zijn omgeving altijd het gevoel dat hij hen wel duldde, maar eigenlijk verafschuwde. Jon had lang geleden al geconcludeerd dat het geen toneelspel van hem was en hij wist heel zeker dat Zjoeganov ook vandaag niet acteerde.

Toch had Jon wel ontzag gekregen voor Andrej Zjoeganov. Hij was niet iemand met wie je even wat ging drinken in de stad, maar hij wist wat hij wilde en joeg dat vurig na. Hij kon zijn kwestie uiteenzetten, de kleine lettertjes verdedigen en – indien nodig, maar geen seconde eerder – het zinkende schip verlaten, de belangrijkste besprekingen laten zitten en met opgeheven hoofd de zaal verlaten.

‘Andrej, nogmaals bedankt voor de militairen bij de ambassade en de politiebegeleiding hiernaartoe,’ begon Jon terwijl Zjoeganov wat papieren ordende op een bureau als een vliegdekschip. ‘Ik denk niet dat we hier anders veilig naartoe hadden kunnen komen.’

‘De president wilde dat u hier op tijd was. Zo doen wij hier zaken.’

Zjoeganov pakte de telefoon op zijn bureau, fluisterde iets wat Jon en Erin niet konden verstaan en gebaarde toen naar de paneeldeuren aan hun linkerhand. ‘President Vadim zal u nu ontvangen.’

* * *

Erin ging als eerste naar binnen.

De aanblik was adembenemend, maar stemde haar ook verdrietig. Ze was al vaak in het Kremlin geweest, maar ze had nog nooit het officiële kantoor van de president gezien. Ze was in zijn werkkantoor geweest en in het gebouw waar de Sovjetministerraad bijeenkwam, in het grote Kremlinpaleis dat tussen 1838 en 1849 gebouwd was voor tsaar Nicolaas de Eerste als monument van de Russische geschiedenis en als eerbetoon aan de Russische krijgsmacht. Hier was ze echter nooit geweest.

In het verleden had Vadim altijd geprobeerd hun ontmoetingen
ontspannen en informeel te houden. Vaak was ze alleen met Vadim,
Golitsin en Jon geweest. Soms was Zjoeganov er ook en de minister van Buitenlandse Zaken voor de eu, Salvador Lucente, had zich
eveneens verscheidene keren bij hen gevoegd. Eén keer was de
Palestijnse premier Sa’id overgekomen voor een tweedaags bezoek.
Persconferenties en staatsplechtigheden werden natuurlijk altijd op de prachtigste locaties gehouden, maar bij privéafspraken was dat nooit het geval. Vadim had zelfs wel eens tegen haar gezegd dat hij een warmere en intiemere omgeving wilde creëren voor de vredesbesprekingen – iets wat niet gemakkelijk te realiseren was binnen het Kremlin met zijn weelderige inrichting, witte zuilenrijen, donkergrijze marmeren vloeren, hoge plafonds, en de tientallen uitgestalde zwaarden, pistolen en schilderijen van de tsaren en hun familieleden.

Er was echter duidelijk iets veranderd.

Toen ze de verfijnde, lichtgroen-met-witte, ovalen zaal van het senaatspaleis, die versierd was met de Russische vlag en het wapen, portretten van grote Russische generaals, enorme kristallen kroonluchters en voorzien van een van de grootste open haarden die ze ooit gezien had, binnenkwam, was het heel duidelijk dat er geen sprake van informaliteit zou zijn.

Ze werden niet binnengeleid bij een oude vriend en collega, maar bij een man die plotseling de wanhopige behoefte had zijn autoriteit te laten gelden.

* * *

Vadim nodigde hen uit te gaan zitten en dat deden ze.

Jon had hem altijd een redelijk zachtaardige man gevonden, zeker in vergelijking met Zjoeganovs woeste felheid, maar vandaag was er niets terug te zien van die vriendelijkheid.

Zijn donkerblauwe ogen waren ijskoud. Zijn bleke gezicht was afgetobd. Hij was ongeveer net zo lang en zwaar als Jon, hoewel hij vijftien jaar ouder was. Hij had kortgeknipt blond haar en de lichaamsbouw van een atleet. Hij had onderdeel uitgemaakt van het zwemteam voor mannen dat in 1976 voor de Sovjet-Unie uitkwam op de Olympische Spelen. Op een van de estafetteonderdelen hadden ze een medaille behaald, maar Jon kon zich niet meer herinneren welk onderdeel dat precies was. Voordat hij met zijn ambtsbezigheden begon, ging Vadim elke ochtend minstens een uur zwemmen.

Hij had hoge onderscheidingen gekregen als generaal-majoor in het Rode Leger. In het begin van de jaren negentig had hij de militaire dienst verlaten en niet lang na de val van de Sovjet-Unie ging hij in de politiek. Nadat hij twee keer burgemeester van Sint-Petersburg was geweest – de eerste keer net op het nippertje, de tweede keer met een verpletterende stembusoverwinning – werd hij door Vladimir Poetin zelf uitgekozen als minister van Binnenlandse Zaken, daarna als minister van Energie, minister van Buitenlandse Zaken en ten slotte als vicepremier. Uiteindelijk had Vladimir Poetin Vadim aangewezen als partijleider en politiek troonopvolger. Sindsdien had hij in wezen zijn gelijke niet gekend.

Minister Golitsin knikte hun toe, maar glimlachte niet. Zjoeganov haalde een vulpen tevoorschijn en sloeg een leren map open om aantekeningen te maken. Geen commentaar, geen warmte, niets dan stilte en ijzige blikken.

Jon begreep de hint en begon: ‘Mijnheer de president, heren, dank u wel dat u Erin en mij hier vanavond wilt ontvangen.’

Toen Vadim niet reageerde, schraapte Jon zijn keel en ging verder: ‘Ik zal beginnen met een verslag van president MacPhersons televisierede van afgelopen woensdag. Zijn vrouw en hij willen hun persoonlijke condoleances aanbieden aan u, aan het Russische volk en vooral aan de familie en vrienden van de onschuldige mensen die bij de tragische gebeurtenissen van afgelopen dinsdag hun leven hebben verloren.

Verder blijft de president zich inzetten voor een snelle terugkeer van alle lichamen die geborgen zijn, alle persoonlijke bezittingen en het vliegtuigwrak zelf, te zijner tijd.

Ten derde wil de president graag samen met uw regering werken aan een gezamenlijk onderzoek naar de kaping om uit te zoeken hoe het heeft kunnen gebeuren, wie ervoor verantwoordelijk zijn, wat hun bedoelingen waren – en misschien nog steeds zijn – en welke stappen ondernomen kunnen worden om in de toekomst kapingen van Russische toestellen te voorkomen en de veiligheid van de Russen en alle andere mensen die het Amerikaanse luchtruim binnenkomen te kunnen garanderen.

Ten slotte wil president MacPherson graag met u bespreken of een economisch hulppakket misschien van nut kan zijn om het Russische volk bij te staan in deze moeilijke tijd. Natuurlijk staan dergelijk pakketten niet alleen ter beoordeling van de president. Ze moeten ook door het Congres goedgekeurd worden, maar ik denk dat de Amerikaanse regering en het Amerikaanse volk heel goed begrijpen welke moeilijkheden u en uw land op dit moment te verduren hebben.’

Jon wist dat dit het moment was waarop hij zichzelf hoogstwaarschijnlijk in de vingers sneed. Hij had zich in de Nationale Veiligheidsraad stevig verzet tegen het voorstellen van een hulppakket. Het was waar dat de Russische economie – die te zeer afhankelijk was van olie- en gasinkomsten en daar tot dusver niets aan wilde veranderen – op instorten stond. Het was ook waar dat de vs er niets aan hadden dat een vredespartner als Rusland zo lang in economische problemen zou zitten. Maar Jon zag het idee van het aanbieden van een hulppakket in dergelijke bilaterale spanningen op zijn best als het uitzenden van gemengde signalen en op zijn slechtst als het overbrengen van een volkomen ondoordacht voorstel. Toch had de Veiligheidsraad onder leiding van MacPherson zijn bezwaar unaniem verworpen.

MacPherson wilde geen onduidelijkheid: de vs wilden met Moskou samenwerken aan vrede en welvaart en daarbij mocht niets in de weg staan.

Jon was er niet van overtuigd dat het ook zo zou worden opgevat.
Even viel de kamer stil. Erin ging verzitten. Jon probeerde oogcontact te maken met Golitsin, maar hij leek vastbesloten niet naar hem te kijken voordat zijn baas het ijs gebroken had.

De ongemakkelijke gevoelens waren bijna voelbaar bij deze mannen. Er was echter nog iets anders waardoor Jon zich ongemakkelijk voelde. Hij wist niet precies wat het was, maar hij had een sterk voorgevoel dat dit niet goed zou aflopen.

‘Ik moet zeggen,’ begon Vadim, ‘dat het aanbod van een Amerikaans economisch hulppakket aan mijn land totaal niet aan de orde is en op dit moment beslist niet bruikbaar. Ik vraag me daarom echt af waarom u meende dat te moeten aanbieden.’

Jon leunde een beetje voorover om iets te zeggen. Vadim stak zijn hand omhoog en vervolgde: ‘Alstublieft, val me niet in de rede, mijnheer Bennett. U heeft gezegd wat u wilde zeggen. Ik zal u een kort en eerlijk antwoord geven. Daarna heeft u mijn permissie terug te keren naar de ambassade.’

‘Heeft u mijn permissie’? Wat ridderlijk van hem! Jon schudde het van zich af. Hij moest nu niet meteen in de verdediging schieten. Dit was niet persoonlijk. Dit was politiek.

‘Het Russische volk,’ ging Vadim verder, ‘heeft geen paternalistische aalmoezen nodig. Het onrecht dat ons is aangedaan, moet worden rechtgezet en ik moet eerlijk toegeven dat ik me afvraag waarom er niets is gezegd over Amerikaanse schadevergoeding voor de slachtoffers van deze misdaad.’

Misdaad? Schadevergoeding? De woorden raakten Jon als een stomp in de maag. Wilde Vadim nu zeggen dat zelfverdediging een misdaad was? Misschien bedoelde hij dat de kaping een misdaad was, waarin hij natuurlijk gelijk had. Maar waarom zouden de vs dan aansprakelijk zijn voor een schadevergoeding? Ging dit uiteindelijk toch allemaal om geld?

Jon wist niet hoe hij hierop moest reageren. De Veiligheidsraad had het onderwerp van schadevergoedingen helemaal niet met hem besproken – laat staan dat ze hem hiervoor richtlijnen hadden gegeven.

Jons mandaat was heel duidelijk: zorgen dat de relatie tussen de vs en Rusland op de rails blijft. Om dat te bereiken moest hij zich houden aan de discussiepunten.

‘President Vadim, ik zal deze kwestie zeker doorgeven aan mijn regering, maar ik geloof dat het nog te vroeg is voor het bespreken van schadevergoedingen. Wat we nu onmiddellijk moeten doen is het opzetten van een gezamenlijk onderzoek met volledige samenwerking van de Amerikaanse en Russische inlichtingendiensten en veiligheidsraden. We moeten weten wie de kapers waren, wat ze wilden en hoe ze dat vliegtuig in handen hebben kunnen krijgen,’ zei Jon dringend.

‘Welk bewijs hebben de vs dat het vliegtuig gekaapt was?’ vroeg Vadim.

Jon was van de wijs gebracht. ‘Mijnheer de president, ik ben bang dat ik niet helemaal begrijp waar u op doelt.’

‘Het is een simpele vraag. Heeft u bijvoorbeeld de zwarte doos gevonden?’

‘Nog niet,’ gaf Jon toe.

‘De dozen met vluchtgegevens?’

‘Wordt nog naar gezocht.’

‘Het is vier dagen geleden.’

‘Het wrak ligt over kilometers verspreid.’

‘Zijn de lichamen van de zogeheten kapers gevonden of hun wapens?’

‘Zogeheten’? Was dit een of andere onderhandelingsstrategie of meende Vadim dit serieus?

‘We hebben tot nu toe zes pistolen gevonden waarvan wij denken dat ze toebehoorden aan het veiligheidsdetachement aan boord,’ zei Jon.

‘Maar er zijn geen wapens gevonden die aan de zogeheten kapers zouden toebehoren?’

‘Het onderzoek is in volle gang.’

‘Ik hoorde een nieuwsbericht van het Associated Press persagentschap dat de bemanning van de Aeroflot op het allerlaatste moment de vaste bemanningsploeg heeft vervangen en dat deze nieuwe groep regelmatig de directe route van Moskou naar Washington Dulles vloog in plaats van naar jfk,’ zei Vadim. ‘Volgens het bericht zou er sprake geweest zijn van verwarring omdat de piloot misschien gedacht heeft dat hij naar Dulles moest vliegen, omdat hij dat zo gewend was. Gelooft uw regering dat dit enige relevantie heeft?’

Jon had geen idee waar hij het over had. Hij had het bericht niet gezien en was er ook niet over geïnformeerd. Het hele idee was echter belachelijk. Vluchtplannen werden lang voordat het vliegtuig opsteeg geregistreerd en geprogrammeerd. De vliegtuigbemanning maakte maar zelden dergelijke fouten en het was absoluut niet mogelijk dat een piloot de boodschap van de F-16’s niet had opgemerkt.

Jon voelde dat hij kippenvel kreeg. Hij voelde ineens de drang opkomen een einde te maken aan de bijeenkomst en Erin hier weg te halen, maar de etiquette gebood hem te blijven zitten.

‘Wat wilt u daar precies mee zeggen, president Vadim?’

‘Ik stel alleen maar een paar vragen, mijnheer Bennett.’

Jon woog zijn woorden zorgvuldig af, maar hij moest antwoord geven. ‘Ik moet u eerlijk zeggen dat uw vragen klinken als versluierde beschuldigingen en ik wil er zeker van zijn dat ik letter en geest van ons gesprek duidelijk kan overbrengen aan mijn regering.’

Vadim zweeg.

‘Wilt u zeggen,’ vervolgde Jon, ‘dat mijn regering een onbewapend lijntoestel van de burgerluchtvaart neergehaald heeft zonder dat er sprake was van noodweer?’

Vadim leunde voorover en zette zijn beide handen op het bureau. ‘Ik impliceer niets, mijnheer Bennett. Ik stel alleen wat vragen. Maar, laten we eerlijk zijn, er zijn velen in mijn land en sommigen in mijn regering die vinden dat uw president de laatste tijd – hoe zal ik het zeggen? – een beetje militant is, zelfs als de aanwijzingen voor de inzet van militaire macht zogezegd enigszins aan de magere kant zijn.’

‘Dat is een ernstige beschuldiging van een vriend,’ zei Jon. Hij voelde hoe het bloed door zijn nek omhoog kroop. Zijn oren begonnen te gloeien en hij kreeg de indruk dat hij rood aanliep.

‘Dit zijn ernstige tijden,’ zei Vadim.

Zwijgen was niet Jons sterkste kant, maar hij probeerde zich toch in te houden. Waar was de vriend gebleven die hij al zo lang kende? Hoeveel uren hadden hij en Erin met Vadim doorgebracht om vrede in het Midden-Oosten te verwezenlijken? Nu probeerde die man geld los te krijgen van het Amerikaanse volk vanwege een misdaad die het niet had begaan. Hoe was dat mogelijk? En wat was er met Golitsin gebeurd sinds de paar uur na zijn laatste e-mail? Waarom werd er niets gezegd over de mogelijke dreiging van Al Nakba of de klopjacht op Gogolov en Jibril?

Zware regenwolken hingen boven de stad, hoewel de regen pas zondag verwacht werd. Vanuit zijn stoel zag Jon schaduwen door de tuin bewegen. Hij was er niet gerust op en wierp een blik op Erin. Voelde zij het ook?

Vadim wenkte Zjoeganov en fluisterde iets in zijn oor. Zjoeganov pakte een van de telefoons op Vadims bureau en drukte op een toets om een buitenlijn te krijgen. Hij werkte niet. Hij drukte nog een toets in en nog een en nog een.

Plotseling doorbrak een hoge fluittoon de stilte.