50
* *
*
Zondag 21 september – 26 dagen voor de vn-deadline
‘Twee minuten.’
Met zijn helm en zuurstofmasker op kon Jon Mordechai bijna niet horen vanwege het lawaai van de aangepaste tweemotorige Super King Air.
Het handgebaar was echter duidelijk. Hij stond op het punt een vrije val van tien kilometer hoogte te maken boven Noord-Turkije.
Nog geen drie minuten later zou hij, als alles goed ging, met een snelheid van dertig kilometer per uur op de grond terechtkomen met hoop op God dat niet al zijn botten zouden breken. En dat was nog in het gunstigste geval. Als er iets misging, zou hij met een snelheid van zo’n honderdnegentig kilometer per uur tegen de grond smakken.
In het afgelopen uur was er door een zuurstofconsole honderd procent pure zuurstof de cabine ingepompt. Claude controleerde voor de laatste keer Jons hartslag, die hoog, maar acceptabel was. Ook controleerde hij het zuurstofgehalte van Jons bloed en dat van hem zelf.
Het was van cruciaal belang dat alle stikstof uit hun bloed was. Dat zou de kans op decompressieziekte verminderen – maar niet wegnemen. Zonder deze voorzorgsmaatregel zouden er stikstofbellen in hun bloed open kunnen spatten, zoals gebeurt wanneer je bij duiken te snel naar de oppervlakte gaat, en dat kon allerlei nare reacties opleveren variërend van overgeven tot verlamd raken en overlijden.
Jon keek op zijn horloge.
Het was 3.37 uur lokale tijd.
Toen hij toestemming kreeg, opende hij het ventiel van zijn draagbare zuurstoffles, stelde het regulatiemechanisme af en koppelde zich los van de zuurstofconsole aan boord.
Daarna zette hij zijn vliegbril op en trok hem vast. Hij controleerde zijn kleding drie keer om te kijken of zijn huid volledig bedekt was.
Op tien kilometer hoogte was de luchttemperatuur buiten vijfendertig graden onder nul. Als er ook maar één stukje huid aan deze kou werd blootgesteld, zou dat directe en onherstelbare bevriezing betekenen.
Ook had hij wel eens gehoord van niet goed afgestelde vliegbrillen die bevroren en kapot sprongen, waardoor de ogen onmiddellijk bevroren met een dodelijke hartaanval als gevolg.
Jon was nat van
het zweet – deels door zijn angst, deels door alle lagen kleding
die hij aanhad. Onder een zwart legerparachutistenpak droeg hij een
coltrui met lange mouwen, een zwart T-shirt, thermisch ondergoed en
een spijkerbroek. Op zijn hoofd droeg hij een zwarte bivakmuts, die
inmiddels ook nat was van het zweet. Aan zijn handen droeg hij
thermische onderhandschoenen en Nomex vlieghandschoenen. Alles was
‘made in the usa’, zodat het niet kon worden teruggevoerd op de
Mossad, zo-
als afgesproken.
Waar Jon het echt van op zijn zenuwen kreeg, was het feit dat er één ding aan zijn uitrusting ontbrak: een parachute.
Claude stak vier vingers op.
Vervolgens klikte hij Jon op vier verschillende punten aan zichzelf vast. Ze zouden springen, een vrije val maken, één parachute inzetten en als één pakketje landen. Een tandemsprong noemden ze dat. In de wereld van de commandotroepen hadden ze er nog nooit van gehoord, maar onder sportspringers werd het steeds populairder.
Jon vond het nog steeds een verschrikkelijk plan, maar hij had geen keus.
Over een dag of twee zou het Turkse luchtruim volledig afgesloten worden voor de burgerluchtvaart. De laatste deur naar Rusland ging dan dicht. Hij stelde zijn leven in handen van mannen van wie hij de echte naam nooit zou weten en hij moest maar proberen zijn leven er niet bij te verliezen.
Mordechai klom uit de stoel van de co-piloot en opende de deur naar de cabine.
Carlos en hij droegen een volledige uitrusting van parachutistenpakken en parachutes, voor het geval dat er iets mis zou gaan; maar hun plan was om te landen op het vliegveld ten noordwesten van Dogubayazit om Claude op te pikken en zo snel mogelijk naar Frankrijk te reizen voordat ze opgemerkt konden worden door de Turkse inlichtingendienst of gepakt door de Russische en Iraanse troepen die er nu bij duizenden werden opgesteld.
Een vlaag ijskoude lucht maakte Jon koud tot op het bot.
Mordechai wees hem en Claude op een witte X op de vloer.
Tien seconden.
Jon voelde zijn hart tekeergaan. Hij controleerde voor de zoveelste keer de rugzak die op zijn borst gebonden zat. Hier moest hij de komende weken uit leven.
In de rugzak zaten een Iraans en een Russisch paspoort, de satelliettelefoon die Mordechai beloofd had, twee revolvers – een voor hem en een voor Erin – munitie, energierepen, flesjes water, een verbanddoos, kleding en een versleten oude rugzak om alles in mee te nemen zodra hij van zijn parachutistenuitrusting af was.
Vijf seconden.
De twee schoven naar de deur. Jon zette zijn tenen op de rand en vocht tegen zijn drang om naar het ijzige duister beneden zich te kijken.
Drie, twee, één…
Mordechai gebaarde dat ze moesten gaan.
Claude tikte Jon op zijn schouder, pakte hem in de houdgreep en liet zich voorover vallen.
Ze hingen in de lucht.
Jon voelde zijn maag naar boven komen.
Hij liep gevaar te gaan hyperventileren. Hij probeerde diep adem te halen. Hij probeerde zich de Bijbeltekst te herinneren die Mordechai hem op een stukje papier gegeven had, net voordat ze de lucht in gingen, maar zijn hoofd was leeg.
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’
Dat was het enige wat hij zich op dat moment kon herinneren.
Jon voelde dat hij op zijn schouder getikt werd en herinnerde zich plotseling dat hij zijn armen en benen moest spreiden. Terwijl hij dat deed, keek hij op de hoogtemeter aan zijn pols.
Ze vielen driehonderd meter in zes seconden.
Ze suisden met dodelijke snelheid door de atmosfeer. In het inktzwarte duister en het dikke wolkenpak zonder lichten, zonder nachtkijker, zonder geografische referentiepunten was het voor een beginneling echter onmogelijk enig gevoel te hebben van de tijd dat ze uit het vliegtuig waren en van de afstand die ze hadden afgelegd.
Hij keek weer op zijn altimeter.
Anderhalve kilometer.
Hij kon niet geloven dat ze zo snel hoogte verloren. Wat telde die wijzerplaat snel af! Hij realiseerde zich plotseling dat zijn leven vanaf het moment dat hij ontslag had genomen bij het Witte Huis en besloten had Christus te volgen ongeacht de prijs die hij daarvoor moest betalen, een halo-sprong was geworden. Hij had niet langer controle over zijn leven. Hij was een strategische optimist en een tactische pessimist en of hij dit zou overleven, lag in Gods handen.
Twaalfhonderd meter.
Het was tijd dat Claude de parachute uittrok.
Negenhonderd meter.
Zeshonderd meter.
Nog twaalf seconden voordat ze op de grond kwamen.
Jon probeerde te schreeuwen, maar er kwam geen geluid. Hij strekte zijn hals uit om Claudes ogen te zien, maar de man lag letterlijk recht boven op hem. Jon probeerde zijn aandacht te trekken, zwaaide met zijn handen, tikte verwoed op zijn horloge om aan te geven dat er geen tijd meer was.
Vierhonderd meter.
Niets.
Driehonderd.
Nog maar zes seconden voordat ze neerkwamen.
Was Claude dood? Was hij bewusteloos? Dat was andere parachutisten ook overkomen. Mordechai had hem verhalen verteld en hem gewaarschuwd voor het risico dat hij nam. Jon was echter niet bereid te sterven. Niet hier. Niet zo!
Jon zag de grond op zich af razen. Hij zag de lichten van een huisje aan de andere kant van het veld. Hij zag een Volkswagenbusje.
Vijf seconden… vier…
Jons ogen gingen wijd open. Het zweet stroomde langs zijn rug en benen. Hij wilde een laatste gebed roepen, maar het enige wat hij kon zeggen was ‘Jezus!’
Een halo-sprong. Eindelijk begreep hij wat het was – Hoge Altitude, Lage Opening. Hij hoopte alleen dat er wel een opening was.
Toen voelde hij plotseling zonder waarschuwing de parachute uitklappen. Hij voelde het harnas zich om zijn oksels en liezen spannen.
Claude schopte tegen zijn kuiten en Jon trok zijn voeten op en maakte zich klaar om te landen. Ze kwamen neer op het zachte gras en rolden om.
Geen moment te vroeg.