48

* *

*

Donderdag 18 september – 29 dagen voor de vn-deadline

De deurbel ging.

Ruth Bennett stopte met het opvouwen van de was en keek naar de klok aan de keukenmuur. Het was pas half vier in de middag. Ze verwachtte niemand. Ze had zelfs geen zin iemand te zien. Maar daar ging de bel weer.

Ze stond op, streek haar jurk glad, fatsoeneerde haar kapsel en gluurde voorzichtig langs de gordijnen van de woonkamer om te zien wie er aan de deur was.

Haar hart sloeg over. Ze rende naar de deur en rukte hem open.

‘Jon! Wat doe jij hier?’

‘Ook leuk om je te zien,’ zei hij. ‘Mag ik binnenkomen?’

Het was heel onwerkelijk. Jon had geen koffers bij zich, geen beveiligingsagenten. Hij had een spijkerbroek en een poloshirt aan, in plaats van een maatpak van Zegna.

‘Jon, natuurlijk! Kom binnen!’ zei ze terwijl ze de hordeur van slot deed en hem omhelsde. ‘Ik kan gewoon niet geloven dat je hier bent. Heb je wel eens van telefonie gehoord?’

Jon glimlachte een beetje schaapachtig. ‘Ik wilde je gewoon verrassen.’

‘Nou, dat is je gelukt. Wil je iets drinken?’

‘Koffie graag.’

Ze gingen naar de keuken, waar Ruth een ketel water opzette en twee Witte Huismokken pakte die hij haar met Kerst gestuurd had.

‘Heb je misschien nog andere mokken?’ vroeg Jon.

‘Wat voor?’

‘Andere. Maakt niet uit.’

‘Hoezo? Wat is er?’

‘Hoelang heb je de tijd?’ vroeg hij.

‘Hoelang heb je nodig?’

In het uur dat daarop volgde, vertelde hij haar het hele verhaal, van Mordechais antwoord op haar vraag tot de profetie van Ezechiël tot zijn plotselinge ontslag bij de president. Toen hij zijn verhaal verteld had, gaf hij haar zijn exemplaar van het Ezechiëlscenario en vroeg of ze nog vragen had.

‘Ik zou niet weten waar ik moest beginnen, Jon,’ zei ze terwijl ze door Mordechais instructiepakket bladerde. ‘Geloof je dit werkelijk?’

‘Ik denk het wel,’ zei hij, ‘maar dat is niet de reden waarom ik hier ben.’

‘Nee?’

Jon verschoof in zijn stoel. ‘Ik vind het een beetje moeilijk om dit tegen je te zeggen, maar misschien moet je me maar gewoon mijn verhaal laten doen en dan kunnen we er daarna over praten. Is dat goed?’

Ruth knikte. Wat wilde hij gaan zeggen? Er viel een lange, ongemakkelijke stilte. Ze was niet gewend haar zoon zo naar woorden te zien zoeken. Hoe ongemakkelijk hij er echter ook uitzag, ze besloot haar mond te houden.

‘Ik weet dat ik je door de jaren heen teleurgesteld heb,’ zei hij. ‘Ik weet dat ik je nadat pa overleden was, beloofd heb vaker langs te komen, te bellen, contact te houden – er voor je te zijn… en dat heb ik eigenlijk nooit gedaan. Eigenlijk ben ik geen goede zoon voor je geweest. Ik ben egoïstisch met mijn tijd omgegaan, en met mijn liefde. Ik ben niet getrouwd. Ik heb je geen kleinkinderen gegeven. Ik wil gewoon… Ik weet het niet… Ik wil hier niet tegenover je gaan zitten en met wat smoesjes komen. Ik wil alleen maar zeggen dat het me spijt. Dat het me vreselijk spijt.

Ik weet dat het niet genoeg is. Het is nog niet eens een begin, maar… Alles is de afgelopen dagen zo uit de hand gelopen en ik geloof dat ik daardoor mijn leven eens goed onder de loep heb genomen. Ik heb nagedacht over wat ik nu werkelijk bereikt had en geconcludeerd dat een groot deel van mijn leven waardeloos, nutteloos en zelfgericht was.

Zondag heb ik tijdens de vlucht vanuit Israël in de Bijbel gelezen en ik kwam een vers tegen dat ik nog nooit eerder heb gelezen, of dat me in ieder geval nooit eerder is opgevallen. In 1 Timoteüs 5 vers 8 zegt Paulus in wezen dat iemand die niet voor zijn eigen familie zorgt, het geloof verloochend heeft en slechter is dan een ongelovige. Ik moet je zeggen, mam, dat het toen voor de eerste keer van mijn leven tot me doordrong hoeveel pijn ik je heb gedaan. Ik schaamde me zo en ik heb meteen plannen gemaakt om hiernaartoe te komen.’

Jon was even stil en probeerde zijn emoties onder controle te krijgen. Hij keek naar de grond, maar richtte toen plotseling zijn hoofd op en keek haar recht in de ogen.

‘Mam, wist je dat Jezus, toen Hij stierf aan het kruis, tegen een van zijn beste vrienden zei: “Dat is je moeder”? En die vriend nam haar bij zich in huis.’

Ruth schudde haar hoofd en probeerde haar eigen emoties onder controle te houden.

‘Dat zei Hij en het is een stuk beter dan de manier waarop ik het heb aangepakt. Dat was zo bijzonder aan Jezus: Hij raakte nooit het spoor bijster, zelfs niet toen Hij stervende was. Hij hield van zijn moeder zoals Hij van iedereen hield. Altijd. Zichzelf opofferend. Zelfs als het pijn deed. Hij wilde voor haar zorgen, ervan verzekerd zijn dat het goed met haar zou komen, zelfs als Hij er niet meer zou zijn. En tegen zijn vrienden zei Hij: “Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.”

Daarom zegt Paulus in Romeinen: “Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.” Wij verdienen Gods liefde niet. Ik zeker niet. Maar het wonderbaarlijke is dat God toch van ons houdt. Ongeacht wie we zijn. Ongeacht wat we hebben gedaan. Als we zijn geschenk van verlossing aannemen door het geloof in de dood en opstanding van Christus, dan belooft God ons te vergeven en ons op te nemen in zijn gezin en ons te verwelkomen in de hemel. Hij geeft ons de kracht te leven zoals Hij leefde en lief te hebben zoals Hij liefhad.

Mam, ik weet dat je me voor gek verklaarde toen ik christen werd. Ik weet dat jij en papa me er niet mee hebben opgevoed. Maar ik zit hier nu, omdat ik moet bekennen dat mijn christen-zijn niet betekent dat ik precies weet hoe alles in elkaar zit. Dat weet ik niet. Ik heb geen idee hoe ik moet liefhebben zoals Jezus liefhad. Ik weet niet hoe ik je op die manier kan liefhebben. Ik weet niet hoe ik Erin op die manier kan liefhebben. Maar ik wil het leren. Mam, ik wil het leren. Ik wil veranderen. Ik wil dat God me verandert. En ik ben naar je toe gekomen om hier te beginnen.’

Ruth Bennett wist niet wat ze moest zeggen. Haar handen trilden. Haar hoofd tolde. Ze was bang dat ze wakker zou worden als ze zich verroerde en dat Jon dan weg zou zijn en dit alleen maar een droom zou blijken. Gelukkig schraapte Jon zijn keel en wreef in zijn ogen. Hij was blijkbaar nog niet uitgepraat.

‘Het beste wat ik nu kan doen, is je vragen mij te vergeven, mam en ik wil je ook vragen te bidden of God het werk dat Hij in mij is begonnen, wil versnellen. Ik ben alleen bang dat ik niet lang bij je kan blijven. Er is iets wat ik moet doen.’

Hoezo? Waar heeft hij het over? Waar gaat hij heen? De uitdrukking op haar gezicht verraadde haar gedachten en Jon legde uit wat hij bedoelde.

‘Ik geloof dat het Ezechiëlscenario uitkomt, maar de profetie vertelt ons niet alles. Het kan eerst nog wel veel erger worden voordat het weer goed komt.’

‘Wat bedoel je, Jon?’

‘Ik bedoel dat er een kans is dat ik Erin levend uit Rusland kan halen voordat de hel losbreekt. Het is een kleine kans, maar ik grijp hem.’

‘Wat bedoel je toch?’ vroeg Ruth dringend, terwijl de angst in haar opkwam.

‘Ik wou dat ik het je kon vertellen, maar…’

‘Je gaat me toch niet vertellen dat je naar Rusland gaat?’

‘Mam, ik kan je niet zeggen wat ik ga doen, maar ik wil ook niet tegen je liegen. Er is een reële kans dat ik niet meer zal terugkomen. En ik wilde niet vertrekken voordat ik je om vergeving had gevraagd en je gezegd had hoeveel ik van je hou.’

Ze wist niet of ze moest gaan huilen of tegen hem moest schreeuwen. Ze kon zich, hoe dan ook, niet langer inhouden. Ze strekte zich naar hem uit, pakte hem vast en sloeg haar armen om hem heen.

‘Ik vergeef je alles wat je in het verleden gedaan hebt, Jon, en je hebt geen idee hoe erg ik het waardeer dat je dit allemaal gezegd hebt…’ Ze kon haar zin niet anders afmaken. ‘Maar ik weet niet of ik je kan vergeven als je nu weggaat. Ik bedoel: wat moet ik dan verder? Jij bent alles wat ik heb, Jon. Je vader leeft niet meer. Mijn zus leeft niet meer. Zonder jou ben ik helemaal alleen.’

Haar tranen druppelden op Jons schouder, maar ze kon er niet mee ophouden.

‘Ik hoor wat je zegt, mam, en ik wou dat het anders kon,’ zei Jon zacht, ‘maar ik moet dit echt doen.’

‘Waarom? Het betekent zelfmoord, Jon. Betekent christen-zijn ook zelfmoord plegen?’

‘Mam, het is gevaarlijk – dat geef ik toe – maar het is geen zelfmoord. Het is liefde. Ik hou van Erin. Ik weet niet wat er daar gaat gebeuren. Dat weet jij ook niet. Ik zou er echter niet naartoe gaan als er geen reële kans bestond dat ik haar er levend vandaan krijg. En als je doet wat God wil dat je doet, is er altijd hoop.

En dat is ook wat ik jou toewens, mam, dat je die hoop zult hebben. Dat je weet dat God van je houdt en een prachtig plan heeft met je leven. Dat je weet dat je vergeving ontvangt doordat Jezus aan het kruis is gegaan voor jou. Dat je zonder twijfel weet dat je deel uitmaakt van Gods gezin en dat je voor altijd met mij en met Erin in de hemel zult zijn – wat er ook gebeurt.

Echt, mam, Erin en ik zouden niets liever willen dan dat jij je leven aan Jezus gaf. Jezus zegt: “Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.” Jezus wil deel uitmaken van je leven, mam. Hij wil je de hoop geven waarin je nooit teleurgesteld zult raken. Het is zijn geschenk. Omdat Hij van je houdt. Maar jij bent degene die de keus moet maken. Alleen jij kunt beslissen Christus te vragen of Hij je wil redden en het eeuwige leven wil geven. Er is niet veel tijd meer.’