12

* *

*

Donderdag 31 juli – 17.07 uur – Amerikaanse ambassade, Moskou

Jon stuurde snel een berichtje naar Erins BlackBerry.

‘gezien?’

‘wat?’

‘iljoesj. hoe ernstig moet ik me zorgen maken?’

‘jij hebt al genoeg zorgen zonder die gek op je lijstje.’

Jon was daar niet zo zeker van. ‘weet niet. echt geluisterd naar die gast?’

‘maak me meer zorgen om aankomende motie libiërs bij vn. nieuwsbericht van ken costello gezien?’

‘kreeg net iets binnen. nog niet gelezen.’

‘lees eerst maar.’

‘ok. wacht even.’

Jon bekeek zijn nieuwe e-mails. Er was inderdaad een spoed-bericht binnengekomen van Kenneth R. Costello, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, voormalig ambassadeur van de Europese Unie en plaatsvervangend ambassadeur van de Verenigde Naties. Costello was de hoogste regeringsfunctionaris inzake de vn en de eu. In die hoedanigheid had hij een sleutelrol ingenomen in het opbouwen van internationale steun voor het olie-voor-vredeverdrag. Daarom achtte Jon zijn mening altijd heel
hoog.

Het laatste nieuws van Costello was echter geen goed nieuws.

> Nieuwsbericht <

Spoed/vertrouwelijk

Bronnen bij de vn hebben mij laten weten dat Libië maandag een motie zal indienen om de vs schuldig te verklaren aan het neerschieten van Aeroflot 6617 zonder dat er sprake was van ‘noodweer’ en aan de ‘massamoord op 173 onschuldige mannen, vrouwen en kinderen’. Het is niet duidelijk of Moskou achter de Libische stap zit, maar president Vadim zal het principe van de motie waarschijnlijk wel steunen. Geen nieuws over eventuele betrokkenheid van andere landen bij de opstelling. einde. KRC, St.secr.BuZa

xxxx310714-09:06et-washdxxxx

Jon wreef in zijn ogen. Dit was net wat hij nog nodig had boven op alle andere zorgen.

Er kwam een nieuw bericht van Erin binnen.

‘denk je dat hij wordt aangenomen?’

‘betwijfel het,’ typte Jon. ‘libië heeft niet voldoende macht het door te drukken.’

‘zou toch maagzweer krijgen van de gedachte, hè?’

Erin kende hem veel te goed. Jon veranderde van onderwerp.

‘nog nieuws uit tsjechische hoek?’

‘werk eraan – mijn baas zit me onwijs achter de vodden.’

‘rotvent,’ typte hij glimlachend terug.

‘je hebt geen idee. denkt dat hij een hele bink is. komt van Wall Street. je kent het wel.’

‘volgens mij is hij een waardeloze aandelenoptie die je moet dumpen zodat je er vandoor kunt gaan met mij.’

‘met de noorderzon vertrekken?’

‘zeker weten? iemand zin om te gaan duiken op aruba?’

‘noem tijd en vlucht. ik zal er zijn :-)’

‘breng me niet in verleiding.’

‘snel genoeg, mijn liefste.’

Het kon onmogelijk snel genoeg zijn, dacht Jon. Hij leunde achterover en sloot zijn ogen. Hij wilde niets liever dan overal mee stoppen en hier en nu met dit meisje trouwen. Ze waren meer dan verliefd. Ze waren beste maatjes. Hij vond al dat wachten tussen het aanzoek en de bruiloft toch al helemaal niets. Was achtenveertig uur lang genoeg?

* * *

Mordechai was ziedend.

De afgelopen paar uur had hij in de zinderende zomerhitte gedwongen een slaapverwekkende reeks lezingen door verschillende Iraakse ‘experts’ op het gebied van de geschiedenis van Babylon moeten doorstaan. Hij had een concert van Iraakse volksliedjes doorstaan en hij had moeten kijken naar de lelijkste buikdanseressen die hij ooit gezien had. Hij had zijn mond moeten houden terwijl de assistent van de plaatsvervangende directeur van de weet-ik-wie hem rondleidde. Het was een jonge man die niet in staat of niet bereid was zijn vragen te beantwoordden tenzij ze over Babylons verleden, heden of toekomst gingen.

Hij was nog steeds woedend over de abrupte manier waarop Al-Hassani de bijeenkomst had beëindigd. Was de hele reis nu tijdverspilling geweest? Waarom hadden ze hem ontboden als ze hem toch zo lomp zouden behandelen?

Hij was licht in zijn hoofd en voelde zich een beetje misselijk. Met zijn zakdoek wiste Mordechai het zweet van zijn voorhoofd en toen zonk hij terug in de luxe leren stoel van de koningsblauwe Mercedes. Hij nam een slok uit zijn flesje water en gaf een seintje naar de chauffeur dat hij hem moest terugbrengen naar het gastenverblijf. Hij wilde zo snel mogelijk zijn spullen pakken en terug naar Israël.

Toen hij uit het raampje keek naar de vervorming van de horizon door de hitte kwam het bij hem op dat alles in deze stad vervormd was als een luchtspiegeling.

Jaël had hem verteld van Jeremia’s profetie dat het Babylon van de
toekomst niet alleen het centrum van het kwaad zou zijn, maar ook ‘als een gouden beker in de hand van de Heer waar de hele aarde zich
aan bedronk. Alle volken dronken de wijn en verloren er hun verstand bij.’ Wat een dwaas was hij dat hij iets anders had verwacht!

Jaël.

De gedachte veroorzaakte een onuitsprekelijk verlangen naar haar. Hij wilde haar hand vasthouden, in haar prachtige bruine ogen kijken en zeggen dat hij van haar hield. En dat hij spijt had.

Snel genoeg, herinnerde hij zichzelf. Snel genoeg zouden ze hand in hand door de straten van Jeruzalem lopen – de gouden straten, straten die gevuld zouden zijn met gelach in plaats van met angst. Ze zouden snel weer bij elkaar zijn en niet omdat zij er iets voor gedaan hadden, maar omdat God in zijn genade hun ogen had geopend voor de waarheid van de profetieën en zijn kostbare geschenk van verlossing.

Bijna was hij dat alles misgelopen.

Mordechai was al tweeënzestig toen hij Micha’s profetie las over de Messias die geboren zou worden in Betlehem. Ook las hij Jesaja’s profetie dat de Messias geboren zou worden uit een maagd, godsdienstleraar in Galilea zou zijn, gemarteld zou worden en gedood als zoenoffer voor de zonden van de wereld. Het was verbazend dat Jesaja ook had geschreven dat de Messias niet in het graf zou blijven, maar weer op zou staan om ‘lang te leven’. Hoe had het zo lang kunnen duren voor zijn aandacht getrokken werd door koning Davids profetie dat de handen en voeten van de Messias doorboord zouden worden en het lot geworpen zou worden voor zijn kleding en Hij genadeloos bespot zou worden? Of Daniëls profetie dat de Messias gedood zou worden voor de vernietiging van Jeruzalem en de tweede tempel in 70 na Christus? Of Zacharia’s profetie dat de mensen zouden kijken naar de Messias, ‘die zij doodgestoken hebben en over hem rouwen zoals men rouwt over een enig kind. Zij zullen schreien van verdriet zoals men schreit over het verlies van een oudste zoon.’

Jaël had als eerste de puzzelstukjes bij elkaar gelegd. Zij begreep en geloofde dat de messiaanse profetieën allemaal naar Jezus van Nazaret leidden. Jaël begon als eerste het Nieuwe Testament te lezen en begon al snel te houden van de persoon van Jezus – zijn liefde, zijn medeleven en zijn bovennatuurlijke krachten. Mordechai leefde nu elke dag met de schaamte dat hij zo boos op haar was geworden, haar beschuldigd had van verraad tegenover hem en tegenover het Joodse volk door een volgelinge van Jezus de Messias te worden.

Er was meer dan tien jaar voorbijgegaan en nog steeds schaamde hij zich ervoor dat hij ooit bang was geweest dat het nieuwe geloof van zijn vrouw hem zijn carrière zou kosten als een van zijn collega’s erachter kwam. Hoewel hij wist dat God hem vergeven had, wist hij niet of hij zichzelf ooit zou kunnen vergeven dat hij zijn vrouw had laten sterven aan kanker zonder haar geloof ooit serieus genomen te hebben.

Door de gapende kloof die haar dood achterliet in zijn ziel – het verdriet en de eenzaamheid die hij elke dag voelde en niet van zich af kon schudden – was hij gedwongen de spirituele zoektocht te maken waar hij zich zo lang tegen verzet had. Was er misschien enige hoop dat hij de vrouw die hij liefhad zou weerzien? Was er echt een hemel? Was Jaël daar echt? En als het waar was, hoe kon hij dan zonder een spoor van twijfel weten dat hij daar ook heen kon? Was de God van Abraham, Isaak en Jakob ook een God van tweede kansen, een God die hem zijn geliefde Jaël op een dag zou laten weerzien, zodat hij haar om vergeving kon vragen en haar kon zeggen hoeveel hij van haar hield?

Exact drie maanden na haar dood was Mordechai in de beslotenheid van hun grote, lege huis op de knieën gegaan en had hij zich overgegeven. Het bewijs was overweldigend en het vroeg om een beslissing. Jezus moest de Messias zijn. Jaël was nederig genoeg geweest om toe te geven dat het de waarheid was. In zijn pijn was hij dat eindelijk ook.

Er was alleen één probleem: hij was in die tijd hoofd van de Israëlische Mossad. Als je in zijn wereld als Jood in Jezus ging geloven werd dat gezien als verraad. Het zou nog jaren van bidden en bijbelstudie kosten voordat hij eindelijk in staat was dergelijke angsten voor zijn land en zijn carrière aan de Heer over te geven. Nu was er echter een nieuwe angst in zijn ziel gekomen. Het was een benauwend, onwrikbaar gevoel dat er zeer ernstige, nieuwe bedreigingen achter de horizon lagen.