35

* *

*

Zaterdag 13 september – 20.41 uur – Jeruzalem

Jon wilde toch terugkomen op het verhaal dat hij nog van Mordechai tegoed had.

De Gogolovcrisis dreigde nu totaal uit de hand te lopen. De president van Amerika was bang en kon of wilde de tiran niet tot stoppen dwingen. De minister-president van Israël voelde zich in het nauw gedreven en zinspeelde op een nucleair armageddon. Misschien kon een gepensioneerde Israëlische hoofdspion hem loodsen door het mijnenveld dat voor hem lag.

Jon liep over een straatje met kinderkopjes en kwam aan bij een gigantische, uitstekende rots van kalksteen, die als een klif uitstak tegen een schitterend uitzicht op de oude stad van Jeruzalem. Toen hij de gewelfde, grotachtige ingang naderde, herinnerde hij zich hoe geïntrigeerd hij was door dit Frank Lloyd Whrightachtige huis dat gebouwd was in de heuvelwand. Hij was die keer samen met Erin geweest. Hij kon bijna zien hoe ze aanbelde, bijna horen dat de belletjes net zo mooi klingelden als die van de Heilige Grafkerk beneden in het dal. Zelfs nu, zoveel jaren later, had hij het gevoel dat doctor Mordechais huis een soort weergave was van de man die er woonde, een man die gehuld was in mysterie en nevel en iets betoverends had.

Drie jaar geleden waren Jon, Erin en doctor Mordechai bijna omgekomen in dit huis. Vanavond namen de tien veiligheidsagenten die bij hem waren geen enkel risico. Ze vormden een halve cirkel om Jon heen toen hij aanbelde.

Hij werd al snel begroet door twee bewapende Mossad-agenten, die allebei geen idee hadden dat hij zou komen.

Ze vroegen hem zijn rijbewijs af te geven en zijn duimen op een elektronisch schermpje te zetten dat verbonden was aan een laptop. Jon zag geen goed verstopte veiligheidscamera’s, maar hij nam aan dat ze er nog steeds waren en nu beelden van hem invoerden in een gezichtsherkenningsprogramma. Er werden tachtig verschillende gezichtskenmerken opgenomen. De pixels van zijn ogen en zijn lippen werden gecontroleerd. Zijn jukbeenderen en zijn schedel werden geanalyseerd. Daarna werd zijn driedimensionale ‘gezichtsafdruk’ nog een keer vergeleken met de Mossad-databank van duizenden internationale spionnen, criminelen en terroristen.

Even later kreeg Jon toestemming de lange donkere gang in te lopen, die veel weg had van een tunnel, bedekt was met kalksteen dat door de buitenwand heen stak en leidde naar een grote wenteltrap.

De ruime kamer waarin hij uitkwam, was nog steeds verbluffend mooi. Dikke, dure, prachtige Perzische tapijten bedekten met hun paarse, gouden en bordeauxrode kleuren de geboende, bruine, hardhouten vloeren. Er stonden minstens tien jonge palmbomen hier en daar in grote potten van roodachtige klei. Grote, bruine banken en fauteuils van Italiaans leer stonden rond een smeedijzeren salontafel met een glazen blad dat vol stond met archeologische kunstvoorwerpen vanuit het hele Nabije Oosten en waarop recente tijdschriften uit Israël, Europa en de vs lagen.

In de ene hoek van de kamer stond een kleine, glimmend zwarte vleugel. Aan de wand hingen schilderijen van Jackson Pollock. Hij rook geroosterd lam, gember, kurkuma en koriander van de Indiase curryschotel die een van doctor Mordechais specialiteiten was.

Jon was gek op dit huis, maar hij had er eigenlijk slechte herinneringen aan. De schade van de brand was hersteld. De granaathulzen waren allang opgeruimd, maar toen Jon zijn ogen even dichtdeed, hoorde hij niet het spetteren van de fontein of het geloei van het vuur in de stenen haard; hij hoorde het geluid van explosies. De zachte tonen van een vioolconcert van Bach, die uit kleine verborgen boxen door het hele huis kwamen, werden vervangen door het geluid van geweerschoten en het geschreeuw van mensen die getroffen werden door kogels. Hij rook niet langer het luxe diner dat in de keuken bereid werd; hij rook de stank van de kruitdampen die in de lucht bleef hangen.

Jon speurde de spelonkachtige kamer af.

De lucht was koel en zacht. Buiten rommelde het onweer. Terwijl Jon bezig was met zijn herinneringen aan die akelige decemberavond, stak er een zeldzame septemberstorm op.

De beelden achtervolgden hem nog steeds. Misschien zou dat altijd zo blijven. Ze brachten echter ook levendige herinneringen boven aan de vrouw die zijn leven gered had. Hij kon zich nog steeds voor de geest halen hoe Erin in het donker op een man schoot. Hij zag hoe ze zich naar hem toe haastte. Hij hoorde hoe ze hem smeekte bij haar te blijven en hoe ze bij God pleitte zijn leven en zijn ziel te bewaren.

Jon werd plotseling overmand door schaamte. Lag hij elke dag op zijn knieën voor God om voor haar leven te smeken? Waarom niet? Wat was er toch met hem aan de hand?

Hij schrok toen Mordechai hem op de schouder tikte.

‘Honger?’

* * *

Jon had nog nooit zo lekker gegeten.

Kebabs van geroosterd lam, couscous, gemengde groenten gebakken in boter en verschillende lokale specerijen. Het was bijna alsof Mordechai hem toch verwacht had.

Tegen tien uur waren ze klaar met eten. De twee mannen zaten ontspannen in de huiskamer bij het haardvuur Turkse koffie te drinken en baklava te eten. Ze hadden het al gehad over het gebrek aan nieuws over Erin, het laatste nieuws uit Washington en Moskou en de bespreking met Doron. Terwijl ze dat deden, besefte Jon hoezeer hij zijn oude vriend gemist had, de man die hem naar Christus had geleid, deze briljante, fascinerende man die altijd tijd voor hem leek te hebben.

Hij wist dat Mordechai zich zorgen om hem maakte. Hij was ook inderdaad bijna op. Het leven op de politieke sneltrein ging zo snel dat hij bijna geen tijd had om te ademen, laat staan om te bidden. Maar nu hij hier weer was en het houtvuur knetterde in de open haard, merkte Jon dat hij verlangde naar de zaken die werkelijk van belang waren.

‘Zo,’ zei hij uiteindelijk, ‘over die vraag van mijn moeder.’

Mordechai trok een wenkbrauw op. ‘Ik dacht dat het je niet interesseerde.’

‘Sommige dingen moet je toch gewoon weten,’ glimlachte Jon.

‘Goed dan. Laten we beginnen. Pak dat exemplaar van de Geschriften daar eens.’

Op de salontafel voor hem zag Jon een oud, in leer gebonden boek liggen. Voorzichtig bladerde hij door de broze, vergeelde bladzijden. Het was een Hebreeuws-Engelse editie van de Joodse Geschriften die bekendstonden als de Tenach, met de twee talen naast elkaar. Het bevatte de Thora – de vijf boeken van Mozes – evenals de boeken van de Hebreeuwse profeten en de Chetubim, de andere heilige geschriften zoals de Psalmen en Spreuken.

‘Waar gaan we beginnen?’

‘Daniël 9 vers 26 en 27.’

Jon had de passage gevonden.

missing image file

Jon kende behalve shalom geen Hebreeuws, dus las hij de Engelse kolom.

Na de tweeënzestig weken

zal een gezalfde worden vermoord,

zonder dat iemand het voor hem opneemt.

Het volk van een toekomstige vorst

zal verderf brengen

over de stad en het heiligdom.

Hij zal zijn einde vinden in een overstroming.

Tot aan het einde van de strijd

zullen er verwoestingen zijn,

zoals is vastgesteld.

Hij zal een sterk bondgenootschap

sluiten met velen, één week lang.

De helft van de week zal hij

offers noch gaven laten brengen,

en boven op het altaar

zal een verwoesting brengende gruwel te zien zijn,

totdat het aangekondigde einde

van die verwoestende kracht komt.

Voor Jon was het allemaal gebrabbel, een eeuwenoud raadsel dat hij niet kon ontcijferen. Hij was geen Bijbelgeleerde. Erin wist heel veel van de Schriften. Mordechai was er een meester in, maar Jon was een beginneling en hij was nu de draad al kwijt.

‘Je moet begrijpen, Jonathan, dat Daniël een van de bijzonderste profeten van de Geschriften is. Hij heeft heel veel geschreven over het einde der tijden en, ook al heeft hij de term antichrist nooit gebruikt, Daniëls boodschap is kristalhelder.

Hij zegt ons dat de antichrist een prins zal zijn – een heerser, een demonische dictator zoals de mensheid nog nooit gezien heeft en nooit meer zal zien. De tweeënzestig “weken” die Daniël noemt zijn letterlijk tweeënzestig “zevens”. Die term kan ook vertaald worden als tweeënzestig weken van jaren, of tweeënzestig periodes van zeven jaar. Tweeënzestig weken betekent dus 434 jaar. “Een sterk bondgenootschap met velen, één week lang” verwijst naar een vredesverdrag dat de antichrist met Israël – de “velen” – zal sluiten voor zeven jaar. Als de helft van die tijd om is – drieënhalf jaar – zal hij het verdrag echter breken. We zien ook dat hij een einde zal maken aan het Joodse gezag over de heilige tempel en dat de tempel ontheiligd zal worden door een soort “gruwel”.’

Jon wilde aantekeningen maken, iets wat hij naar zijn moeder kon e-mailen. Hij kon dit nooit allemaal onthouden. Op dit moment had hij echter het idee dat hij alleen maar moest luisteren.

‘In Daniël 11 vers 39 tot en met 45,’ ging Mordechai verder, ‘staat dat de vijand van God een meedogenloze veroveraar zal zijn. Hij zal vele landen binnenvallen en veroveren. Hij zal Israël binnenvallen, dat Daniël omschrijft als “het Sieraadland”. En “in grote woede” zal deze werelddictator “velen verdelgen en vernietigen”.

Als je nu al deze aanwijzingen optelt bij alle andere in de Schriften, levert dat een ontnuchterend beeld: de anti-Messias – of de antichrist – zal de machtigste heerser zijn die de wereld ooit gezien heeft. In 2 Tessalonicenzen 2:3 wordt hij “de wetteloze mens” genoemd of “hij die verloren zal gaan”. Veel geleerden geloven dat dit betekent dat de Satan zelf in hem zal huizen. Hij zal een meesterlijke bedrieger zijn en hij zal op voet van oorlog staan met God, de volgelingen van God en iedereen die niet wil buigen en deze koning, die zichzelf een god noemt, niet wil aanbidden.’

‘Wacht even,’ zei Jon. ‘Zegt u dat Daniël drieduizend jaar geleden voorzegd heeft dat Gogolov Israël zou binnenvallen en de Joden zou uitroeien?’

‘Hij heeft voorzegd dat de antichrist dat zou doen, ja.’

‘Maar ís Gogolov de antichrist?’ vroeg Jon dringend.

‘Dat is de prijsvraag, nietwaar? Oké, laten we teruggaan naar Daniël 9 vers 26. Hier staat een belangrijk criterium voor de identificatie van de antichrist.’

Jon las het vers twee keer door. Toen nog een derde keer. ‘Ik zie het niet.’

‘Zie je dat Daniël zegt dat “een gezalfde” zal “worden vermoord”?’

‘Ja.’

‘Zie je ook dat Daniël daarna zegt dat Jeruzalem, “de stad”, en de tempel, “het heiligdom”, vernietigd zullen worden?’

‘Ja.’

‘Juist. Daar moet je even bij stilstaan. Het wonderlijke aan deze profetie is dat dit deel al is uitgekomen. Jesjoea ha Masjiach – die jullie Jezus de Messias noemen – is al naar de aarde gekomen. Hij is al naar Israël gekomen, zoals is opgetekend in de evangeliën. De Romeinen hebben Hem echter vermoord. Wat gebeurde er toen? Jeruzalem en de tempel werden verwoest, net zoals Daniël had voorzegd. Voor ons is de grote vraag: door wie? Wie heeft Jeruzalem en de tempel verwoest?’

‘De Romeinen.’

‘Precies,’ zei Mordechai met een schittering in zijn ogen. ‘Het Romeinse leger heeft onder Titus Jeruzalem verwoest in 70 na Christus. De Romeinse legioenen hebben toen meer dan een miljoen Joden gedood. Dit is belangrijk omdat Daniël specifiek heeft geprofeteerd dat Jeruzalem en de tempel verwoest zouden worden door “het volk van een toekomstige vorst”, oftewel: door de natie die op een dag de antichrist zal voortbrengen.’

‘Bedoelt u dat de antichrist van Romeinse afkomst moet zijn?’

‘Precies. In Daniël 8 vers 8 en 9 staat ook dat de antichrist een koning zal zijn die zal verrijzen vanuit de as van het Grieks-Romeinse rijk en enorme macht zal krijgen als zijn krijgsmachten naar het zuiden en het oosten trekken, in de richting van Israël, om het te omsingelen en te veroveren. In Openbaringen 13 vers 1 noemt de apostel Johannes de antichrist “een beest” dat “uit de zee” komt; hij verwijst daarmee naar de Middellandse Zee. Waar het op neerkomt, is dit: de Schriften suggereren heel sterk dat de antichrist van rond de Middellandse Zee komt en Romeins bloed heeft.’

‘Niet Russisch.’

‘Nee, niet Russisch.’

‘Het kan Joeri Gogolov dus niet zijn.’

‘Nee, er is geen enkele indicatie van de Schriften dat de antichrist uit Moskou komt. Het klopt dat Moskou al sinds mensenheugenis door de Russen gezien wordt als het Derde Rome en dat de stad gebouwd is op zeven heuvels, net als Rome. Het is ook waar dat Rusland driehonderd jaar lang geregeerd is door een dynastie die bekendstaat als de Romanovs. Toch bedoelt Daniël Romeins, niet Russisch wanneer hij zegt dat de antichrist Romeins bloed heeft. Daarnaast geven de Schriften ook aan dat de antichrist voor een groot deel van de overheersing van terreur vanuit Babylon te werk zal gaan.’

‘Babylon, in Irak?’ vroeg Jon.

‘Dat bedoel ik.’

‘Hoe kunnen we dat weten?’

‘De profeet Jesaja omschrijft de antichrist als “de koning van Babylon”. En in Openbaring wordt duidelijk gemaakt dat de stad Babylon in de eindtijd het centrum van het kwaad zal zijn. Het griezelige is dat Babylon eeuwen geleden praktisch van de aardbodem was verdwenen. De Bijbel voorzegt echter dat Babylon weer zal verrijzen en een hoofdrol zal spelen in de eindtijd. Eeuwenlang leek dat een bespottelijk idee. Maar is het, nu jullie Amerikanen het regime van Saddam Hoessein omvergeworpen hebben en de vn-sancties opgeheven zijn, nog steeds zo moeilijk Babylon te zien opkomen als een van de rijkste en machtigste steden van de wereld?’

‘Ik denk het niet.’

‘Natuurlijk niet. En de rest van de wereld lijkt het niet door te hebben of zich er niet om te bekommeren. Waarom zouden ze ook? Ze zijn alleen maar blij dat Saddam weg is, dat er eindelijk rust is in Irak en dat de Amerikanen zich hebben teruggetrokken. Ze hebben geen idee welke profetische krachten ze in beweging hebben gezet. Maar als je erover nadenkt, is het logisch. Als de antichrist Babylon wil gaan regeren, dan moet Babylon weer verrijzen aan het einde der dagen.’

‘Vergeet u niet iets?’ vroeg Jon. ‘U zei zojuist dat de antichrist iets beledigends in de tempel zou plaatsen. Er is alleen één probleem.’

Mordechai glimlachte. ‘De tempel bestaat niet meer?’

‘Precies. Heeft u daar een oplossing voor?’

‘Dat is heel simpel. Als de antichrist de Joodse tempel in Jeruzalem zal ontwijden, moet de tempel in het einde der dagen herbouwd worden. Weet je dat sommige orthodox-Joodse groeperingen al bezig zijn de priesterlijke kleding en het offergerei klaar te maken in afwachting van de derde tempel?’

‘En wat heeft dit volgens u te betekenen?’ vroeg Jon.

‘Ik denk dat we in het einde der dagen leven, Jonathan. Dat houdt in dat ik denk dat de komst van de antichrist ophanden
is.’

‘Maar wacht eens even,’ zei Jon, terwijl hij probeerde de logica ervan in te zien. ‘Als de antichrist koning van Babylon wordt, kan dat dan niet betekenen dat hij eigenlijk een of andere Arabische moslimdictator uit Irak is, een soort Saddam Hoessein, die demonische steroïden gebruikt? Ik bedoel Al-Hassani, bijvoorbeeld. Dat lijkt op dit moment een vriendelijke, charismatische kerel, maar kan hij zich niet plotseling ontpoppen als de antichrist?’

‘Sommige Bijbelgeleerden denken van wel,’ zei Mordechai. ‘Persoonlijk heb ik daar mijn twijfels over. Wat ras of etniciteit betreft, moet de antichrist Romeins zijn. Wat geografie betreft, zal hij opstaan in het zuiden van Europa, in het Middellandse Zeegebied. Politiek gezien zal hij het oude Romeinse rijk weer oprichten en zijn bereik uitbreiden over de hele aarde. Militair gezien zal hij een oorlog beginnen tegen de Joden en de christenen. Hij zal proberen het Heilige Land te veroveren en ook de heilige stad. Hij zal zichzelf tot god verklaren. Operationeel gezien zal hij zijn rijk besturen vanuit Babylon.’

‘Juist,’ zei Jon, ‘dus ondanks alle ophef op het internet kan Joeri Gogolov onmogelijk de antichrist zijn. Klopt dat?’

‘Dat klopt,’ zei Mordechai. ‘Dat is het goede nieuws. Nu komt het slechte nieuws.’