Dertien
Joessef - verwilderde haren, de slaap nog in de ogen - meende dat hij het slachtoffer was van een nachtmerrie.
Omdat er een paar keer hard op de deur was geklopt, was hij de trap afgerend naar de hal, scheldend op de lastpost die midden in de nacht zo’n herrie maakte.
Nu hij de deur half had geopend, ging wat hij zag zijn verstand te boven. Voor de drempel stonden Franse soldaten, onder het stof en met het geweer schuin op de rug. Ze ondersteunden een jonge, half gesluierde vrouw in wie Joessef met moeite zijn eigen dochter Sheherazade herkende. Ze was bewusteloos, op haar gelaat lag het masker van de dood. In paniek strekte hij zijn armen naar haar uit, waarbij hij beurtelings in het Frans en het Arabisch woorden stamelde.
‘Burger,’ verklaarde een stem, ‘is deze persoon inderdaad een van uw familieleden?’
‘Ja...ja... dat is mijn dochter. Wat is er met haar gebeurd?’
‘Maakt u zich geen zorgen, ze is niet gewond. Alleen maar flauwgevallen. We zouden haar ergens neer moeten leggen.’
Joessef zette de deur wijd open en nodigde de soldaten uit hem te volgen naar de qa’a, waar ze het meisje op een van de divans legden.
‘Wat is er gebeurd? Alstublieft, zeg het me.’
‘Uw dochter is buitengewoon onvoorzichtig geweest door naar het slagveld te gaan. Ze had er de dood kunnen vinden. We hebben haar in de buurt van het dorp aangetroffen. Ze was te paard. Het dier is geconfisqueerd.’
‘Mijn dochter? In Imbaba?’ Joessef was zo verbijsterd dat het hem moeite kostte zich ervan te overtuigen dat de man geen gek of een leugenaar was. ‘Maar hoe kon ze zo ver van huis zijn? Ze sliep.’
‘Ze was blijkbaar op zoek naar iemand. Een mameluk, dachten we. Een van uw naasten.’
‘Een mameluk! Nooit is een mameluk lid van onze familie geweest! Wij zijn Egyptenaren, christenen, Grieks-katholieken. Bovendien...’ Hij onderbrak zichzelf en bracht zijn hand naar zijn voorhoofd. ‘Mijn God!... Ze heeft vast geprobeerd een vriend terug te vinden. De zoon van onze tuinman. Ze maakte zich zorgen om hem.’ Hij wees naar zijn bewusteloze dochter. ‘Vanwaar die slapte... Ik hoop dat u niet...’ Bewust maakte hij zijn zin niet af.
‘Nee, burger. Ze is op geen enkele manier slecht behandeld. Daar sta ik voor in. Maar terwijl onze superieuren haar ondervroegen, voelde ze zich niet goed worden. De opwinding, de angst misschien. Intussen had ze ons uitgelegd waar u woonde.’
‘Ze is zwanger... Ze is in haar derde maand.’
‘In dat geval zou het veel ernstiger kunnen zijn. Het zou verstandig zijn als u een dokter liet komen. Kent u er een?’
Joessef kreeg niet de tijd om te antwoorden. Nadia was de kamer binnengekomen. Toen ze die gewapende mannen om haar dochter heen zag staan, deinsde ze eerst even terug en rende toen naar de divan. ‘Sheherazade, mijn lief', wat is er gebeurd? Mijn meisje...’
‘Maakt u zich geen zorgen burgeres, ze is alleen maar flauwgevallen.’
‘Wat heeft u met haar gedaan! Wat heeft u met mijn kind gedaan!’ Ze wierp zich op de man en begon hem op zijn borstkas te rammen.
Joessef kwam tussenbeide. ‘Vrouw! Stop! Ik bezweer je, stop daarmee! Deze mensen treft geen blaam. Onze dochter heeft haar verstand verloren. Onze dochter en niemand anders! Terwijl wij sliepen is ze naar Imbaba gegaan! Begrijp je!’ ‘Imbaba?’
‘Burgeres... Er moet een dokter komen.’
‘Een dokter’, zuchtte Nadia. ‘Waar halen we op dit uur een dokter vandaan? Het is toch oorlog. Overal is toch ongeluk. Door uw schuld!’
Op het moment waarop de man wilde reageren, deed Sheherazade haar ogen half open. ‘Mama... ik heb zo’n pijn...’
‘Maak je geen zorgen, meisje, alles komt goed.’
Michel en Nabil waren ook naar de kamer gekomen. Het duurde even voordat ze de verklaringen die hun werden gegeven hadden verwerkt.
‘De Kopt!’ stelde Nabil onmiddellijk voor. ‘Dokter Sjehab. Het is een oude idioot, maar hij is onze enige kans. Misschien is hij niet uit Gizeh weggegaan.’ ‘Wilt u misschien dat we u escorteren,’ stelde de soldaat voor. ‘Onze voorhoede is in de buurt en u zou kunnen worden aangehouden.’
Nabil wierp hem een minachtende blik toe en rende naar buiten.
***
‘Het is ernstig,’ mompelde de oude dokter met een somber gezicht. ‘Heel ernstig. Met heel veel moeite heb ik het bloeden tot staan gebracht. Ze heeft veel bloed verloren.’
‘Ze gaat niet dood, hè. Beloof het me, ik smeek u.’
‘Sett Sjedid, helaas kan ik daarover geen uitspraak doen. Het leven is in Gods hand. Alleen Hij beslist over ons lot.’
‘Dat is onnozel!’ riep Michel opstandig. ‘Onnozel! God heeft daar niets mee te maken. U verschuilt zich achter het noodlot om uw incompetentie niet te hoeven erkennen. U moet haar redden. Het moet!’
‘Het kind is hoe dan ook niet meer te redden. Dat weet u.’
‘En wilt u soms dat ook de moeder sterft!’
‘Rustig, Michel,’ zei Joessef. ‘Dokter Sjehab doet wat hij kan.’
‘En wat hij kan is niet genoeg,’ zei Nabil, elk woord beklemtonend. Bars boorde hij zijn blik in de ogen van de dokter. ‘Uw mening?’
‘De tijd zijn werk laten doen,’ zei hij met een ongelukkig gezicht.
Michel ontplofte. ‘De tijd! Sinds wanneer is tijd een middel tegen de dood?’
‘Tijd is vaak de beste remedie.’
‘Haar opereren. Heeft u dat overwogen?’
‘Het is een mogelijkheid. Inderdaad. Maar...’
‘Natuurlijk bent u daar niet toe in staat.’
‘Ik wijs u erop dat ik geen chirurg ben. Ik ben maar een gewone dokter.’
‘Zeg liever dat u een ezel bent,’ zei Nabil op beledigende toon, waarbij hij misprijzend grijnste. ‘Dat verbaast me niet van u. U bent niet anders dan alle andere Kopten in dit land. Jullie zijn alleen maar geschikt om de rol van intendant, lakei en vulgaire belastinginner te spelen. Jullie laten je door de Osmanen betalen. Jullie verzamelen kolossale rijkdommen door voor jullie meesters te kruipen, maar niemand zuigt de fellah meer uit dan jullie, niemand kijkt meer op hem neer. Terecht beschouwen de beis jullie als hun narren.7’’ Natuurlijk, jullie kunnen je er altijd op beroemen dat jullie de navel van Egypte zijn. De vermaarde rechtstreekse afstammelingen van de farao’s.76 Maar voor de rest...’
‘Hoe durft u! Ik verbied u zo te spreken! Geen woord meer, ik accepteer het niet!’ Meteen stopte de dokter zijn instrumenten in een leren tasje en liep met grote stappen in de richting van de deur.
Nadia maakte een vaag gebaar om hem tegen te houden.
‘Laat hem,’ zuchtte Joessef. ‘Nabil heeft gelijk. Die man is incompetent.’
De vrouw barstte in tranen uit. ‘Wie zal nu mijn kind redden?’
***
Tegen het eind van de middag kwam de soldaat naar Sabah terug. Deze keer was hij alleen. Hij was komen informeren naar de toestand van Sheherazade - als een buurman, zo verklaarde hij, want nauwelijks een uur eerder had het hoofdkwartier zijn intrek genomen in het verlaten paleis van Moerad bei.
Toen hij merkte hoe radeloos de familie was en vooral in welke toestand hun dochter verkeerde, slaagde hij erin hen ertoe over te halen de hulp van een van de legerartsen te aanvaarden.
Tegen het vallen van de nacht keerde hij terug in gezelschap van een zekere Desgenettes. François legde uit dat Desgenettes de chef-arts van het leger was.
Een paar uur later kon Desgenettes meedelen dat de jonge vrouw, behoudens complicaties, was gered. De twee mannen trokken zich terug met de zegeningen en de dankbetuigingen van het echtpaar. Pas op het laatste ogenblik, toen de soldaat zijn paard besteeg, kwam Joessef op de gedachte naar de naam van zijn weldoener te vragen. Hij meende iets te verstaan dat leek op Bernoider of Bernoyer. François.
***
De volgende dagen waren voor de hele familie uiterst verdrietig. Herhaaldelijk dachten de mensen die van Sheherazade hielden, dat ze moest worden opgegeven. Na het vertrek van dokter Desgenettes had ze hevige koorts gekregen. Haar voorhoofd gloeide, ze begon te ijlen. Ze stamelde onsamenhangende woorden. Over haar hele lichaam droop ze van het zweet. Haar wangen begonnen in te vallen. Allemaal aanwijzingen dat haar lichaam een strijd uitvocht. De periode van onzekerheid duurde vier dagen, vier eeuwen, waarin op de gezichten van haar naasten de ontwikkeling van haar toestand was af te lezen.
‘Ik zal geen kinderen meer kunnen krijgen...’
Het was op de ochtend van de vijfde dag. Ze had eindelijk geen koorts meer, en hoewel ze nog zeer bleek zag, vertoonden haar gelaatstrekken de eerste tekenen van herstel.
Michel schudde krachtig zijn hoofd. ‘Nee, Sheherazade, je vergist je. Dokter Desgenettes heeft heel andere geluiden laten horen. Wanneer je weer eenmaal op de heen bent, zul je net zo gezond zijn als tevoren.’ Hij legde een vochtige doel. op het voorhoofd van zijn vrouw en streek er vervolgens mee over haar wangen.
Buiten was het klaarlichte dag. De zon stond in het zenit. De krekels lieten zich weer horen. Op Sabah was alles roerloos. En het leek alsof er buiten de muren van het landgoed geen oorlog woedde. De tragedie bij Imbaba had nooit plaats gevonden. Maar het was een illusie die heel snel vervloog zodra het geluid doordrong van de ruiters die over de weg galoppeerden en het gerinkel van de wapenen waarmee de troepenverplaatsingen gepaard gingen, hoorbaar was.
‘Kun je me ooit vergeven...’
‘Sheherazade... Laten we het vergeten, toe? Op dit ogenblik is alleen jouw gezondheid van belang.’
Ze pakte zijn hand en drukte die met de weinige kracht die ze nog overhad. ‘Nee, alsjeblieft. Ik moet het weten. Ik heb je gekwetst. Ik heb je bedrogen.’
‘Je hebt je hart gevolgd. Dat is alles. Vaak wordt de geest door het hart misleid.
‘Ik moet gek geweest zijn. Ik heb het je een keer gezegd: “Ik zal wel geen vrouw als alle anderen zijn...” ’
‘En wat was die dag mijn antwoord? “Sheherazade, spelen en uitdagen zijn je tweede natuur”.’
‘Je vergeet het belangrijkste. Je hebt ook gezegd: “Speel, maar overtuig je er eerst van dat alleen jij de prijs betaalt.” Ik heb gespeeld, Michel, en...’
Hij legde een wijsvinger op haar lippen. ‘Je hebt je prijs betaald, Sheherazade. Een hoge prijs. Misschien wel de hoogste prijs die het een vrouw gegeven is te betalen.’
‘Wij. Wij hebben de prijs betaald. Het kind was ook jouw kind.’ Ze drukte haar hand nog iets steviger in de zijne.
Hij beantwoordde haar handdruk, maar het was onduidelijk of
daaruit zijn genegenheid of zijn wanhoop sprak.
‘We moeten erover praten, Michel. Alsjeblieft. Ik wil het.’
Michel stond plotseling op, als iemand die stikte, en liep naar het raam. ‘Wil je het echt?’ En met schorre stem vroeg hij: ‘Zou je me dan kunnen zeggen wat die Karim voor jou betekent?’ Hij was haar antwoord voor, en zei, zich met een ruk omdraaiend: ‘Nee, Sheherazade... Ik geloof niets van de uitleg van je broer. Ik heb die nooit geloofd. Nog minder na wat er is gebeurd.’
Sheherazade sloeg haar vingers in elkaar als een kind dat op een fout wordt betrapt.
‘Je hoeft me geen antwoord te geven. Aan je zwijgen heb ik genoeg.’
‘Ik heb van hem gehouden...’ Ze had het eruit gegooid, het fatale woord dat, uit schroom bijna onhoorbaar, zich in haar had opgedrongen. Ze zei ook nog: ‘Zoals je van iemand kunt houden als je dertien bent.’ Ze had het nog niet gezegd of ze kreeg een hekel aan zichzelf. Haar woorden waren een verhulde bede om vergevingsgezindheid. Erger nog, ze haalden haar liefde omlaag. Ongewild had ze een masker gelegd op andere, intiemere waarheden.
Michel was weer aan de voet van het bed gaan staan. ‘Sindsdien...’
‘Niets. Ik zweer het je. Hij is al meer dan zes jaar geleden van Sabah weggegaan. En...’
‘Hij was bij ons huwelijk.’
Ze drukte haar nagels in haar handpalmen. ‘Ja...’
‘Op jouw uitnodiging.’
Ze knikte bevestigend.
‘Het kasteel van Gizeh... Daar heb je hem weer ontmoet.’
Ze verloor grond onder haar voeten. Vanaf het begin van hun gesprek had Michels gezicht een verandering ondergaan. Zijn mondhoeken trilden licht. Hij was bleker geworden dan zij zelf.
In tegenstelling tot wat ze had verwacht, begon hij over zijn hele lichaam te beven, en zakte naast het bed op de grond. ‘Hoe komt het dat iemand gek van liefde kan worden?’ zei hij, schreeuwend bijna. ‘Waarom? Mijn God, waarom? Waarom blijf je van iemand houden ook al word je voortdurend heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees? De verleiding om te vergeven terwijl je zou moeten haten... De ander uit je leven zou moeten verbannen. Ik bezweer je, Sheherazade, geef me het antwoord als je kunt.’ Hij zakte over haar heen, tastte naar haar hand alsof het hele vertrek opeens in duisternis was gehuld.
Sheherazade was zo geschokt dat ze niet wist wat ze moest doen. Iets schreeuwde haar toe dat ze tegen hem moest praten, hem kalmeren. Ze opende half haar mond, hoewel ze bij voorbaat wist dat ze geen woord zou kunnen uitbrengen.
‘Ik hou van je, Sheherazade. Ik heb altijd van je gehouden en ik weet dat ik altijd van je zal blijven houden, ook al wordt mijn liefde niet beantwoord. Alles zou me ertoe moeten aanzetten dit huis te verlaten, te vertrekken, en toch weigeren mijn benen me verder te dragen dan de drempel van deze kamer. Ik zou moeten optreden als een fiere echtgenoot, en de zwakte die in me zit is de zwakte van een vrouw zonder waardigheid en trots. Ik zou mijn teleurstelling naar je moeten uitschreeuwen, je hart verwonden, proberen je te breken, maar uit mijn mond komen louter woorden van liefde. Alleen door te blijven kan ik je uiteindelijk kwetsen.’
‘Nee, Michel!’ In een hartverscheurende opwelling wierp ze zich tegen de borst van haar man, sloeg haar armen zo stevig mogelijk om hem heen in een poging zijn verdriet te onderdrukken. Ze vervloekte zichzelf om haar onbezonnenheid, haar onverstand, om de vrouw die ze was, en begon de goden te smeken dat het vuur dat over Imbaba was geraasd voor altijd haar herinnering aan Soleimans zoon en diens voornaam zou verbranden.
Op dat moment werd er op de deur geklopt. ‘Michel? Sheherazade?’
Ze herkende de stem van Nabil.
Michel gebaarde naar zijn vrouw dat ze antwoord moest geven. Alsof ze een voorgevoel van nog een drama had, vroeg ze pas na enige aarzeling: ‘Wat is er?’
‘Karim. Hij is hier. Gewond.
***
Karim bleef drie dagen op Sabah.
Zijn arm was opengereten door een granaat, zijn bovenlijf verbrand door de vlammen die de flottielje hadden vernietigd, maar hij was erin geslaagd in de nacht van de 21ste van het slagveld weg te vluchten. Vanzelfsprekend was hij eerst van plan geweest naar Sabah te gaan. Maar de Fransen waren begonnen aan hun opmars naar Gizeh en Kaïro. In de hele streek wemelde het van de vijandelijke soldaten. Dus was hij ten koste van ongelooflijke inspanningen naar een kleine oase op drie mijl van Imbaba gelopen. Daar had hij, met dadels als enige voedsel, gewacht tot de troepenbewegingen in intensiteit afnamen. Een bedoeïen had de infectie aan zijn arm verzorgd, maar de brandwonden heelden slecht en bezorgden hem gruwelijke pijnen.
Met zijn onverwachte komst bracht hij recent nieuws uit Kaïro dat hij op de weg naar Sabah had opgevangen.
In de nacht na de slag bij Imbaba waren in de hoofdstad ernstige ongeregeldheden uitgebroken. Aangezien de mamelukken en de notabelen het hazenpad hadden gekozen, was het gewone volk - nu het geen meester meer had en zich verraden voelde - zich te buiten gegaan aan allerlei excessen. De huizen van de beis en de paleizen van de mamelukken waren volledig verwoest evenals de verblijven van de rijke kooplieden van alle naties. Het had nog erger kunnen verlopen en de plundering van de stad had nog langer kunnen doorgaan als een zekere Moestafa bei - de enige openbare functionaris die nog aanwezig was - niet naar het Franse hoofdkwartier in Gizeh was gegaan met de verklaring dat Kaïro zich overgaf.77
Op de 23ste bij het vallen van de nacht trok een detachement onder leiding van een luitenant-generaal, wiens naam Karim zich niet meer herinnerde78, de stad binnen.
De volgende dag deed de opperbevelhebber onder tromgeroffel zijn intrede in de hoofdstad. Het verhaal gaat dat tijdens zijn doortocht het gehuil van vrouwen opklonk uit de harems en dat de lucht bedekt was met rookwolken die door de ramen van de brandende huizen naar buiten kwamen. Volgens de laatste berichten had die generaal zijn intrek genomen in het weelderige huis van Elfi bei aan het Ezbekiehplein, en waren zijn troepen ondergebracht in de woningen van de mamelukken. Maar het merkwaardigste vond Karim de naam van die generaal, een naam met een Italiaanse klank. Napollione. Napollione Buonaparte. Er werd zelfs gefluisterd dat hij niet van Franse, maar van Toscaanse afkomst was. Wat moest een Italiaan aan het hoofd van een Frans leger? Het was een bericht dat de familie Sjedid in hoge mate intrigeerde.
De plundering van de huizen van de mamelukken ging nog steeds door, ook al waren ze door de Fransen verzegeld. De soldaten deden er zelf actief aan mee, en maakten in het algemeen zo de weg vrij voor de Egyptische dieven. Om een eind aan de chaos te maken hadden de veroveraars iemand benoemd tot hoofd van het infanteriekorps dat de rust moest herstellen. Het betrof iemand die Karim bepaald niet onbekend was. Een reus met een moordenaarskop, Barthelemy Serra, geen ander dan de man die een paar maanden eerder Sheherazade bijna van het leven had beroofd."
Bij het aanbreken van de vierde dag ging Karim van Sabah weg om zich naar de hoofdstad te begeven en Papas Oglou te zoeken.
Zolang hij op Sabah was en tot zijn vertrek, bleef Sheherazade om redenen die allen behalve Michel ontgingen, in haar kamer en weigerde ze de zoon van Soleiman terug te zien.