Twaalf
‘Karim leeft,’ meldde Joessef toen hij de slaapkamer van Sheherazade binnenkwam.
Met een vermoeid gezicht lag Sheherazade op haar bed. Haar man zat naast haar. Ze slaakte een zucht van verlichting en liet zich zachtjes tegen Michels schouder glijden.
Evenals alle inwoners van Kaïro had ze het nieuws over de nederlaag bij Sjebreiss en de chaotische terugtocht van Moerad hei vernomen. Sindsdien had ze in een toestand van verdwazing geleefd, gekweld door de angst het kind dat ze droeg te zullen verliezen en door de vrees dat Karim iets ernstigs zou zijn overkomen. Ze slaakte opnieuw een zucht alsof haar borst zich gedeeltelijk uit de beklemming had bevrijd.
‘Ik heb mijn informatie uit de mond van Elfi bei zelf,’ verklaarde Joessef. ‘Hij heeft me verzekerd dat de meeste matrozen van de flottielje veilig en wel zijn. Helaas kan van de cavalerie niet hetzelfde worden gezegd. Er zouden driehonderd man zijn gesneuveld.’
‘Mijn ouders?’ vroeg Michel angstig. ‘Is het u gelukt ze te bereiken?’
‘Wees gerust. Vanavond nog zullen ze bij ons zijn. Maar het heeft me veel moeite gekost ze over te halen, ze waren van plan naar Minieh te vertrekken en hun intrek te nemen bij je oom.’
‘God zij geprezen. Al mijn dankbaarheid gaat naar u uit, vader.’
‘Wat gaat er nu gebeuren?’ vroeg Sheherazade zwakjes.
‘Ik heb er geen idee van, mijn dochter. Ik ben erg bang dat de komende dagen onheil zullen brengen.’
‘Ze gaan toch wel vechten! Ze zullen Kaïro toch niet als een rijpe vrucht laten vallen!’
‘Ik moet zeggen dat op dit ogenblik de grootste verwarring heerst. We weten dat de vijand op weg is, maar het is onbekend aan welke kant van de rivier hij zal opduiken. Ik heb menen te begrijpen dat de mamelukken hebben besloten op de beide oevers voor Kaïro verschansingen op te werpen. Ibrahim zal het bevel voeren op de rechteroever, Moerad op de linker. De hele bevolking...’
Joessef werd in de rede gevallen door Sheherazade. ‘Moerad? Zou dat betekenen dat de flottielje opnieuw slag gaat leveren?’
‘Het heeft zich in Sjebreiss heel goed gehouden, naar het schijnt. Ik zie niet in waarom Moerad het niet zou inzetten.’
‘Tja,’ zei Sheherazade met een lege uitdrukking in haar ogen.
Geïntrigeerd keek Michel haar aan. Opnieuw die kwestie van de flottielje. Waarom voor den donder interesseerden die paar sjebeks haar zo? Hij nam zich heilig voor haar ernaar te vragen zodra de gelegenheid zich voordeed.
‘Hoe reageert het volk?’ vroeg Michel, die weer meester over zichzelf werd.
‘De markten zijn gesloten, de gekste geruchten doen de ronde. De sjerif van de sjerifs is op de citadel geklommen en heeft daar de grote vlag laten uitsteken Daarna is hij naar Boelaq gegaan onder begeleiding van een paar duizend met stokken en knuppels gewapende mannen die gebeden zongen en tot Allah baden om hun de overwinning op de Fransen te schenken.’
Sheherazade kwam zwakjes overeind en leunde tegen het hoofdeinde van het bed. ‘En de christenen? De Europeanen over wie Rosetti het had? Zijn zij aangevallen?’
‘Voor zover ik weet niet. De meeste westerlingen zijn nu in de citadel geïnterneerd. Andere, en dat is misschien wel het meest verbazingwekkende, hebben bescherming gevonden in het huis van dame Nafissa.’69
‘Europeanen bij dame Nafissa!’ merkte Michel verbaasd op. ‘Dat is ongehoord. Toch geen Fransen!’
‘Vergis je niet. Ze heeft haar huis voor iedereen opengesteld. Ook voor Fransen.
Waarom heeft ze dat gedaan? Haar man is toch met die mensen in gevecht verwikkeld?’
‘Je hebt de Blanke nooit goed gekend, Michel,’ was Sheherazades reactie. ‘Maar ze is een uitzonderlijke persoonlijkheid. Ik denk dat ze de vreemdelingen haar hulp heeft aangeboden omdat ze van mening is dat de burgers niet hoeven te lijden onder een oorlog waartoe de machthebbers hebben besloten. Bovendien weet iedereen dat ze een hart van goud heeft. Hoe vaak heeft ze niet voor Charles Magallon bemiddeld?’
‘Maar toch... Ik vraag me af hoe Moerad zou reageren als hij erachter mocht komen.’
‘Zoals hij altijd heeft gedaan,’ zei Joessef. ‘Hij zal schreeuwen, met zijn armen zwaaien en ten slotte bezwijken voor de uitleg van zijn favoriete vrouw.’
‘En wij, vader?’ vroeg Sheherazade. ‘Lopen wij geen gevaar als we hier blijven?
‘We gaan niet van Sabah weg,’ was het enige antwoord van de oude man.
Even bleef het stil.
‘De hoeveelste is het vandaag?’ vroeg Sheherazade nog.
‘20 juli. Hoezo?’
De jonge vrouw streek zacht met haar handpalm over haar buik. ‘Over een week kom ik in mijn vierde maand.’
***
De dag van de 21ste beloofde zachter te worden dan de voorafgaande. Voor het eerst sinds verscheidene weken had Sheherazade bij het ontwaken honger als een paard. De misselijkheid waarvan ze de laatste tijd bijna voortdurend last had gehad, was verdwenen, ze had weer kleur op haar wangen gekregen.
Ze sprong uit bed, schoof de fluwelen gordijnen open.
Voor haar ogen lag Sabah te schitteren in een stralende zon. Het gebladerte van de palmbomen trilde nauwelijks merkbaar. Een zwerm witte duiven trok een streep langs de intens blauwe hemel.
Ze zette bet raam wijd open en snoof diep de bedwelmende geur van de aarde op. Over het landschap heerste een zeldzame sereniteit, een sfeer van veiligheid die nog werd versterkt door de verre maar geruststellende aanwezigheid van de piramiden.
De mensen zijn bang voor de tijd. De tijd is bang voor de piramiden. Altijd had deze zin haar bekoord. Ze zou toch eens de herkomst ervan moeten zien terug te vinden.
Op deze schitterende omgeving had de oorlog geen greep. Haar vader had gelijk.
Hier, op Sabah, zou de dood nooit doordringen. Sabah was een boven alle andere bevoorrechte oase.
Nog even bleef ze met alle aandacht naar het landschap kijken. Op het moment waarop ze haar blik wilde afwenden, deed zich iets voor dat haar intrigeerde. Aan de horizon was iets nieuws verschenen. Een dikke zandwolk die opsteeg ten noorden van de stenen reuzen. Hij moest wel tamelijk groot zijn als hij vanhier te zien was.
Sheherazade fronste haar voorhoofd. Weer de chamsine? Dat zou vreemd zijn. Die wind had de hele maand juni gewaaid. Ze keek naar de bomen. Er stond wel een briesje, maar niet sterk genoeg om zoveel zand op te werpen. Misschien een karavaan... Bedoeïenen?
Ze schoot een djellaba aan, schoof sandalen aan haar voeten en liep de trap af naar de keuken.
Het was ongeveer 11 uur ’s ochtends.
***
In de zandwolk die Sheherazade had waargenomen, bij het dorp Imbaba, kon kolonel Chalbrand zweren dat hij had gehoord: ‘Vanaf deze piramiden kijken veertig eeuwen op u neer en zij zullen uw overwinning toejuichen!’
Croisier beweerde dat alleen het eerste deel van de zin was uitgesproken.
Beauharnais: ‘Vooruit, en denk hardop dat vanaf deze monumenten veertig eeuwen ons aankijken.’
Bernoyer hoorde niets, hij was te ver van de plek waar die scène zich afspeelde.70
Hoe dan ook, zelfs als hij dichter bij de opperbevelhebber was geweest, zou dit niets hebben veranderd. Hij was met zijn gedachten ergens anders, gefascineerd door de lijn van goud en staal die de zesduizend man van Moerad kort daarvoor hadden getrokken.
Sheherazade werkte een laatste hap foel en eieren naar binnen en zette haar tanden in een laatste snee serailbrood.71
Ze rekte zich nog eens uit en bedacht dat het tijd werd om naar de rest van de familie, die in de tuin zat, te gaan.
In de schaduw van het met wijnranken begroeide prieel waren Joessef en Michel verdiept in een spelletje triktrak. Nabil zat tussen de twee mannen en leek de punten te tellen. Nadia zat te praten met Amira en Georges Sjalhoeb, die, zoals afgesproken, de vorige avond waren gekomen.
Nadia stond spontaan op toen ze haar dochter in het oog kreeg. ‘Mijn liefje... Waarom ben je opgestaan? Vind je dat niet onverstandig?’
‘Laat haar toch,’ bromde Joessef. ‘Dat ze hier is betekent dat ze sterk genoeg is. Een beetje frisse lucht zal haar geen kwaad doen.’
‘Kom bij ons zitten,’ stelde Michel voor terwijl hij een paar kussens op het bankje tegen de muur legde.
Met half geloken ogen rekte Sheherazade zich uit als een luie poes. ‘Ik heb het gevoel dat ik weer tot leven kom...’ Parmantig wees ze naar Michel. ‘Ik waarschuw je. Met de volgende baby wachten we minstens twee jaar.’
Michel streek haar liefdevol over haar voorhoofd. ‘Daar spelen we een partijtje dammen om, als je dat wilt. De winnaar beslist.’
‘In dat geval staat het vast,’ antwoordde ze zelfverzekerd. ‘We zullen twee jaar wachten.’
‘Ya bent!72’ zei Joessef berispend. ‘Het is niet aan jou om over dat soort dingen te beslissen! Respecteer je man zoals het behoort!’
‘Kwel haar toch niet langer,’ protesteerde George. ‘Je weet best dat ze het niet serieus meent.’
Sheherazade haalde haar schouders op en deed haar ogen weer dicht.
***
Karim vroeg zich af of de marine het ook nu weer zou winnen. Sinds de schepen van Papas Oglou hun posities hadden ingenomen in de luwte van het dorp Imbaba, had zich een onberedeneerde angst van hem meester gemaakt.
Toch had hij gerust moeten zijn. Op de rechteroever van de rivier stond Ibrahim bei met zijn tweeduizend mamelukken, op de linkeroever Moerad met zijn mannen. Pasja Said Aboe Bakr en twaalfduizend janitsaren dekten de wallen van Kaïro. Van belang waren vooral de veertig stuks geschut die naast elkaar langs de oevers stonden opgesteld.
Ondanks al die macht wilde de steen die op zijn maag lag maar niet verdwijnen. Waren de Fransen tot nu toe niet het sterkst gebleken? Zonder dat hij precies wist waarom, gingen zijn gedachten uit naar Sheherazade. Wat zou ze op dit ogenblik aan het doen zijn? Was ze nog op Sabah? Of had ze met haar familie een schuilplaats in de citadel gevonden?
Hij streek met beide handen over de lade van het kanon, en vond het brons kouder dan ooit.
***
‘Waarachtig! Waar ik al bang voor was!’ riep Sheherazade uit. ‘De chamsine is weer opgestoken.’
Het groepje keek naar het noorden, waar de hemel donkergrijs was. ‘Inderdaad,’ bevestigde Nadia. ‘Het lijkt wel of de wind opsteekt.’
‘De chamsine, in deze tijd van het jaar?’ zei Nabil verbaasd. ‘Wel raar, of niet soms?’
‘Misschien is het alleen maar een zandstorm,’ suggereerde Michel. En zonder er verder over te denken gooide hij de dobbelstenen.
‘Heeft iemand nog iets uit Kaïro gehoord?’ vroeg Sheherazade.
Joessef, de net zijn stenen verschoof, schudde zijn hoofd.
‘De Fransen zijn allemaal in de Nijl verdronken!’ zei Nabil op narrige toon.
‘Of verslonden door de sfinxen,’ merkte Amira Sjalhoeb op.
Op haar woorden volgde een donderend geroffel.
Ze verstijfden allen.
Het liep tegen drie uur ’s middags.
***
‘Op uw plaats!’
De officieren gaven de soldaten die zich in de tuinen van Besjtil hadden verspreid om druiven en granaatappelen te plukken, het bevel zich te verzamelen.
In een paar seconden vormden de divisies Reynier en Desaix carrés van zes rijen dik.
François Bernoyer, die zijn blik nog steeds gericht hield op de fonkelende ruiters van Moerad bei, was ervan overtuigd dat de vijand na de ervaring bij Sjebreiss zijn tactiek zou wijzigen. Tot zijn grote verbazing was daarvan geen sprake.
De zesduizend mamelukken begonnen aan hun wedren naar de dood.
***
Een snijdende gil klonk door het huis.
De zon was bijna onder. Het hele gezin was weer naar binnen gegaan en stond op het punt te gaan eten.
Sheherazade, die al in de eetkamer was, voelde het bloed stollen in haar aderen. ‘Het is Aisja! Het is de dienares,’ riep Sheherazades moeder uit.
Joessef liet de pijp van zijn nargileh vallen. ‘Wat is er in godsnaam gebeurd?’
Nabil en Michel renden bijna tegelijkertijd naar voren en liepen in hun vaart de Soedanese, die hen tegemoet kwam, bijna omver. Aisja viel hun in de armen, onsamenhangende woorden stamelend.
‘Aisja!’ bromde Michel. ‘Kom tot jezelf!’
Omdat ze hem niet leek te verstaan, sleepte hij haar met behulp van Nabil naar een stoel waar ze met haar volle gewicht in neerplofte.
Nadia kwam terug uit de keuken met een glas oranjebloesem in de hand. Ze dwong de dienares een paar druppeltjes te drinken, terwijl Nabil nog steeds probeerde Aisja tot rede te brengen.
Eindelijk leek Aisja zichzelf weer een beetje in de hand te krijgen. Met haar ogen knipperend sloeg ze haar hoofd achterover. ‘Wee ons... Ze hebben de Nijl in brand gestoken...’
‘Ze is gek geworden,’ zei Cfeorges Sjalhoeb. ‘Wat kletst ze nou? De Nijl in brand?’
‘Ik zweer u dat het waar is... Bij de barmhartigheid van de Heer der Werelden... De rivier staat in vuur en vlam. Ik heb het zelf gezien... vanaf het terras...’
Nabil rende als eerste de trap op, gevolgd door de rest van de familie.
Eerst dachten ze dat die arme Aisja de waarheid had gesproken. Het was werkelijk het einde van de wereld. Vlammen schoten van het oppendak van de rivier omhoog naar de hemel. De oevers waren rood, de horizon gloeide; men had kunnen zweren dat de Nijl vanaf de verste verte van zijn bron slechts gesmolten lava meevoerde. Het vuur werd weerspiegeld tot aan de piramiden, tot de hoofdstad waarvan de driehonderd minaretten veranderden in purperen zuilen.
Michels moeder, die een flauwte nabij was, sloeg een kruis. ‘God behoede ons... Aisja had gelijk.’
‘De rivier staat echt in brand,’ zuchtte Nadia, die eveneens een kruis sloeg.
‘Zeg geen domme dingen, vrouw!’ bromde Joessef. ‘De Nijl kan niet in brand vliegen als een gewoon stuk perkament. Nee. Er is iets anders aan de hand.’
‘Dat is zo, vader,’ mompelde Nabil lijkbleek, ‘Het is niet het einde van de wereld, het is het einde van Egypte.’
‘Wat zeg je!’ schreeuwde Sheherazade.
‘Het was Michel die antwoord gaf. ‘Je broer heeft gelijk. Waarschijnlijk zijn de Fransen in de aanval gegaan. Die vlammen moeten van het slagveld komen.’
‘Maar zou het dorp Imbaba dan in brand staan?’ vroeg Joessef.
‘Ik denk het wel.’
***
Michel had het mis.
De divisies Vial en Rampon hadden stormenderhand het dorp Imbaba ingenomen. Maar ze hadden het niet in brand gestoken.
De gloed die de ondergaande zon aan het oog onttrok was de brandende flottielje van Moerad bei. De feloeken, de sjebeks en de inhoud van de schepen verteerden in een apocalyptische vuurzee.
Een paar uur eerder had de fiere mamelukse ruiterij zich te pletter gelopen tegen de uitgestoken bajonetten van de carrés, en de mannen waren bij honderden voor de Franse rijen gevallen.
De overlevenden hadden rechtsomkeert gemaakt en zich vervolgens onvermoeibaar gestort op de carrés van Desaix en Reunier. Toen ze zich weer omkeerden kwamen ze te staan tegenover de divisie Dugua, die hun de weg versperde. Telkens wanneer ze van richting veranderden, kwamen ze onder het vuur van de artillerie te liggen.
In een laatste opleving en hopend de terugtocht te vergemakkelijken trachtte Moerad de omsingeling te doorbreken en de verbindingsweg naar zijn kamp, die door generaal Rampon werd beheerst, weer open te leggen, maar zijn opzet mislukte. De terugtocht sloeg om in een wilde vlucht. Rondom Moerad vielen mannen en paarden bij bosjes neer. Sommigen renden de Nijl in om te proberen zwemmend de overkant de bereiken. Daarmee gaven ze zich nog meer bloot. Het was geen gevecht meer, maar een ware slachting.
Toen gaf Moerad bevel zijn flottielje in brand te steken.
De schatten die zich aan boord van de schepen bevonden konden beter op de bodem van de rivier rusten dan dat ze de vijand in handen vielen.
***
Bij het vallen van de nacht namen de familie Sjedid en hun vrienden kennis van wat er werkelijk was gebeurd.
De eerste horden vluchtelingen stroomden uit over de weg naar Gizeh. Janitsaren, fellahs, vrouwen en kinderen twijfelden welke kant ze op moesten gaan, naar het oosten of naar het westen. Die nacht trok het grootste deel van de inwoners uit de hoofdstad weg.
In Kaïro hadden de troepen van pasja Aboe Bakr de wallen verlaten en waren met hun vrouwen, slaven en rijkdommen weggevlucht. Ook Ibrahim bei was gevlucht, maar in de richting van de delta. Toen hij vanuit zijn kamp op de andere oever constateerde dat Moerad bei het onderspit dolf, had hij zonder slag te leveren de benen genomen.
Toen de eerste sterren aan de hemel verschenen, was in Kaïro geen enkel wettelijk gezag meer aanwezig. Bij de eerste tekenen van paniek en razernij stegen uit de krochten van de stad slechts de smeekbeden op van oelema’s en soefi’s die hun bestaan in Allahs hand legden.
‘Karim...’ fluisterde Sheherazade. ‘Hij is misschien gewond, of...’
Ze durfde haar zin niet af te maken uit vrees dat het uitspreken van het woord ongeluk over de zoon van Soleiman zou brengen.
Nabil probeerde haar te kalmeren. ‘Wees niet bang. Karim is sterk. Hij is vast en zeker ontkomen.’
Nu hield Michel het niet meer uit. Hij viel zijn zwager in de rede en richtte zich met onverwachte bitsheid tot Sheherazade. ‘Wil je me nu eindelijk eens uitleggen waarom je je zo om die jongeman bekommert? Als hij iemand van je eigen bloed was, zou je niet anders handelen.’
Van haar stuk gebracht door de toon die haar man aansloeg, gaf Sheherazade zonder overtuiging antwoord, zoekend naar het juiste woord. ‘Hij is een vriend. Hij heeft voor ons gewerkt, op Sabah.’
‘Dat zal best, maar hij is toch niet meer dan een ondergeschikte!’
Nabil kwam Sheherazade te hulp. ‘Neem me niet kwalijk dat ik je tegenspreek, mijn vriend, maar Karim was meer dan een ondergeschikte. Hij is in ons midden opgegroeid. Hij is in dit huis geboren. Daarom hebben we hem altijd een beetje als een lid van onze familie beschouwd.’
Michel schudde zijn hoofd. Blijkbaar beviel de uitleg hem niet. Ondanks alles besloot hij er niet op door te gaan.
‘Joessef... misschien zouden we van Sabah weg moeten gaan,’ stelde Nadia schuchter voor. ‘We zouden...’
‘Ik heb het al honderd keer gezegd en ik herhaal het nog maar eens! We gaan hier niet weg! Deze plek is onze grond, niemand zal ons ervan verdrijven. Is dat duidelijk?’ Hij haalde diep adem en richtte zich tot het echtpaar Sjalhoeb. ‘Vrienden, wanneer ik het over ons heb, denk ik ook aan jullie. Maar als jullie menen dat mijn besluit niet zo verstandig is, of als jullie een andere mogelijkheid voor ogen hebben, zijn jullie natuurlijk vrij te handelen naar wat je hart jullie ingeeft.’ Vervolgens wendde hij zich tot Michel. ‘Mijn woorden gelden ook voor jou. Je bent de echtgenoot van mijn dochter, maar sinds jullie door de heilige banden van het huwelijk met elkaar zijn verbonden, ben je ook haar meester. Als je denkt dat je ergens anders veiliger bent, mogen Sheherazade en jij Sabah verlaten.’
Arnira en Georges Sjalhoeb overlegden met elkaar. Michel bleef onbewogen.
‘Wel? Wat is jullie besluit?’
‘Je woorden luchten me op,’ antwoordde Georges Sjalhoeb met enige gêne. ‘Ik geef toe dat ik het onderwerp niet ter sprake durfde te brengen. Neem het ons niet kwalijk, mijn vriend, maar ik geloof dat het verstandiger is dat we weggaan. Mijn vrouw en ik vertrekken over een uur. Iets zegt me dat we geen tijd meer te verliezen hebben.’
‘Weggaan van Sabah?’ wierp Nadia tegen. ‘Maar waarheen?’
‘Joessef weet het. Ken broer van mij heeft een huis in het zuiden. In Minieh. Ik denk dat we daar veel veiliger zullen zijn.’
‘Minieh?’ zei Nabil. ‘Dat is meer dan tweehonderd kilometer ver! Wie zegt jullie dat je daar behouden zult aankomen? Binnenkort is heel Egypte één groot slagveld. Neem me niet kwalijk, maar mijn moeder heeft gelijk, het is dwaasheid.’
‘Misschien, mijn jongen. Maar dat neemt niet weg dat op dit moment en in de komende dagen het slagveld in het noorden zal liggen. Kaïro en omgeving zullen de ergste ellende meemaken.’ Heel snel besloot hij: ‘Trouwens, als jullie met ons mee willen gaan, kunnen we...’
Joessef onderbrak hem. ‘Dank je voor je aanbod, maar niets zal me van mening doen veranderen. We blijven op Sabah.’
‘Wij ook,’ liet Michel kalm weten.
Georges stond op en ging voor zijn zoon staan. ‘Weet je het zeker, Michel? Ik ben ervan overtuigd dat in Minieh...’
‘Nee, vader. Ik blijf.’
‘Je vergeet één ding, mijn zoon. Je beslist niet alleen over het bestaan van jou en je vrouw. Het gaat om nog een leven.’
‘Neem me niet kwalijk, Georges, maar ik blijf op Sabah,’ was de prompte reactie van Sheherazade. ‘Trouwens, in mijn huidige toestand zou het kind nooit tegen zo’n lange reis bestand zijn.’
Dit argument nam het laatste restje verzet bij Georges weg. ‘Kom, Amira. We hebben nog net tijd genoeg om onze koffers te pakken.’
Terwijl Joessef opstond om de Sjalhoebs te helpen, pakte Nadia Sheherazades hand en fluisterde: ‘Samira... je zuster, wat zal er van haar worden?’
***
Schuim lag om Safirs neusgaten. Opgezweept door zijn berijdster ijlde het paard zo snel als de wind door de duisternis. Vlakbij waren vaag de contouren van de rivier te zien. Vlammen verlichtten de lemen huisjes van Imbaba.
Toen Sheherazade was aangekomen bij het begin van de zandvlakte die het dorp omringde, klemde ze haar hand nerveus om de teugels.
Was het voorstelbaar? Was dat een slagveld?
Met trillende hand trok ze de sluier die haar haren bedekte recht. Ze kon niets anders doen dan de gruwel tot zich te laten doordringen.
Tussen de honderden verminkte lichamen en de verstijfde paarden die met opengescheurde buik waaruit de ingewanden puilden, her en der verspreid lagen, liepen soldaten af en aan om de lijken van kleding, wapenen en sieraden te beroven.” Iemand zwaaide met een tuig: wie biedt? Er werden bedragen genoemd. Er werd hoger geboden. Er werd gesjacherd. Hier werd een tulband van kasjmier waar het bloed nog aan kleefde bij opbod verkocht. Daar vergulde knopen van een tuniek. Er werd geruild. Een zadel voor een dolk; een dolk voor een donderbus. Iemand prees de lichtvoetigheid van het paard dat hij net had verworven. Iemand anders de zuiverheid van een edelsteen. Een soldaat had een bontjas aangetrokken en maakte een danspasje. Een eindje verder zaten soldaten op hun hurken te eten en te drinken, en boven het gerochel van de stervenden uit klonk onbehouwen gelach,
In die nacht van 21 juli was, onder het kille oog van de sfinx, de vlakte van Imbaba een kermisterrein, een openluchtbazaar geworden.74
‘Hé, jij daar!’
Sheherazade kreeg niet de tijd om te reageren. Handen hadden haar vastgegrepen en op de grond gesmeten. Ze voelde dat het koude staal van een wapen tegen haar voorhoofd en de punt van een bajonet tegen haar buik werden gedrukt.