Week 5
30 januari

Nog 336 dagen te gaan…

Thuis
Flood Street, Richmond

01.13 uur

Weggedoken in de jas die ik van Boges had gekregen, ging ik die nacht op weg naar huis. Ik bewoog me snel en stil en was voortdurend op mijn hoede voor oplettende ogen.

Tegen de tijd dat ik bij onze straat was en om de hoek keek, was ik op van de zenuwen. En toen ik plotseling verblind werd door de koplampen van een auto die mijn kant uit reed, dook ik opzij de dichtstbijzijnde tuin in en hurkte neer tot hij voorbij was. Waarschijnlijk was het niets, maar ik vertrouwde niks en niemand meer.

Ik kroop in de richting van ons huis en zag tot mijn opluchting dat de enige auto die er stond die van mijn moeder was.

Toen ik dichterbij kwam, zag ik tot mijn schrik een TE HUUR-bord in de tuin. Mam had het huis te huur aangeboden. Maar waar moesten zij en Gabi dan wonen? De moed zonk me in de schoenen. Ik kon wel raden waar ze heen zouden gaan: het huis van Rafe. Bij de gedachte werd ik al misselijk.

Ik sloop om het huis heen naar de achtertuin. Gelukkig lag de sleutel onder de pot met de cactus er nog steeds.

Zo geruisloos als ik kon liet ik mezelf binnen. Alles was stil en donker, maar ik wist dat mam boven lag te slapen.

Ik moest door de woonkamer om in de keuken te komen en toen ik daar eenmaal was, zocht ik op gevoel naar het kleine boekje naast de telefoon. Ik hield het in het zwakke licht van de maan en sloeg de bladzijden om, tot ik het adres van oudoom Bartolomeus had gevonden. Ik pakte een papiersnipper uit de prullenbak en schreef het op.

Achter me klonk een laag, grommend geluid.

Geschrokken draaide ik me om.

Had mam nu ineens een hond? Een waakhond?

Ik stond doodstil en durfde geen vin te verroeren. Maar toen raakten mijn ogen nog iets beter aan de duisternis gewend.

01.20 uur

Vlak voor me lag oom Rafe op de bank. Hij snurkte alsof hij een heel bos moest omzagen. Toen ik binnen was gekomen, had de rugleuning van de bank hem aan het oog onttrokken, maar als hij nu zijn ogen zou opendoen, zou hij me recht aankijken.

Ik schoof de keuken uit zonder dat ik zelfs maar adem durfde te halen en gleed langs de slapende man terwijl ik hem goed in de gaten bleef houden.

Er klonk een ander geluid achter me en toen ik me omdraaide, zag ik mijn moeder de trap af komen.

Geluidloos deed ik een pas naar achteren en verstopte me in de hoek achter de hoge boekenkast. Ik hield mijn adem in, doodsbenauwd dat ze me zou horen. Ze liep door de woonkamer en bleef toen staan omdat iets op de schoorsteenmantel haar aandacht trok. Ze pakte een ingelijste foto van Gabi en mij die begin vorig jaar was genomen, nog voor pap naar Ierland ging. Mam bleef er lang naar staren. Ik zag dat ze in haar andere hand de foto van mijn vader had die altijd naast haar bed stond.

Ik kon niets anders doen dan daar blijven staan en getuige zijn van de pijn en het verdriet van mijn moeder. Mam en ik hadden alle twee zo goed als alles verloren en ik was niet eens in staat om haar te troosten.

De tranen sprongen me in de ogen.

Na een poosje draaide ze zich om en ging weer naar boven, de foto’s tegen haar hart aan gedrukt.

Kon ik nu maar naar boven lopen en gewoon in mijn eigen bed kruipen. Misschien moest ik mezelf aangeven, zodat het achter de rug was, dacht ik. Op dat moment viel mijn oog op een foto van mijn ouders, een kiekje dat ze een paar jaar geleden op vakantie hadden gemaakt. Zelfs in het zwakke licht leken de donkere ogen van pap recht in de mijne te kijken. Ze herinnerden me eraan dat ik beloofd had voor het gezin te zorgen, dat ik mezelf beloofd had het mysterie van de tekeningen en het Ormondraadsel op te lossen. En terwijl ik daar in het donker stond, deed ik nog een belofte. De belofte dat ik op een dag dit huis zou binnenlopen, het maakte niet uit wie het had gehuurd, en dat ik de bewoners zou uitkopen en het huis zou teruggeven aan mam. Dan zou alles weer zijn zoals vroeger. Nee, het zou beter worden, veel beter dan het ooit was geweest. Het zou zijn of pap bij ons terug was, want ik was nu vastbeslotener dan ooit om erachter te komen welk geweldig geheim hij aan het ontrafelen was geweest. Wat het ons ook zou brengen, het zou ons altijd aan zijn aanwezigheid herinneren.

Op het moment dat ik me dat voornam, voelde ik een nieuwe kracht en vastberadenheid in mijn botten. De situatie leek nu misschien tamelijk hopeloos, maar als er een manier was om het op te lossen, zou ik die vinden.

Onderduikadres
St. Johns Street 38

22.14 uur

Ik was wakker en at nog wat koude bonen in tomatensaus. Ik had een aantal belangrijke beloftes gedaan waar ik me aan moest houden. Ik had het adres van mijn oudoom en ik moest me gaan klaarmaken om op reis te gaan. Het enige wat ik nodig had, was een kaart en vervoer. Maar eerst moest ik Boges spreken.

Ik pakte net mijn rugzak in toen ik een berichtje van hem kreeg.

Gaat beter, maar ze houden me in de gaten. Heb je het adres? Zie je morgen om 2, waar we vroeger gingen krijten. Neem ze mee.

Ik wist meteen welke plek Boges bedoelde en wat hij wilde dat ik meenam. In groep acht gingen we altijd naar een parkeergarage om een beetje rond te hangen en stomme dingen op de muren te schrijven.

Mijn reis moest nog een dag worden uitgesteld.

Heb het adres. Cool. Cu daar.