29 januari

Nog 337 dagen te gaan…

Onderduikadres
St. Johns Street 38

10.29 uur

Mijn mobiel ging. Ik keek op het schermpje.

Boges!

‘Ze houden me niet meer in de gaten. Ik denk dat ik het er wel op kan wagen naar je toe te komen. Wat heb je nodig?’

‘Meer kleren,’ zei ik snel nadenkend. ‘En meer eten en drinken.’

Het betekende veel voor me dat ik zo’n goede vriend had. Ik weet niet wat ik zonder zijn hulp had gemoeten.

Het zou niet lang duren voor al mijn vrienden weer naar school gingen. Wat zouden zij ervan vinden? Zij zouden de berichtgeving toch zeker niet geloven?

Binnenkort deden ze weer dezelfde normale, alledaagse dingen die ik de laatste tien jaar ook had gedaan, terwijl ik gedwongen was om als een misdadiger voortvluchtig te blijven.

11.45 uur

Boges staarde me aan toen hij het vervallen huis binnenkwam. Hij wees op de piercings in mijn lip en wenkbrauw en de tatoeages in mijn nek en op mijn armen. ‘Wat is er in vredesnaam met jou gebeurd?’ vroeg hij.

Ik raakte even de piercings aan en wierp een blik op de tatoeages. ‘Die zijn niet echt,’ zei ik. ‘Ik moest een paar dingen veranderen. Ik weet dat het nergens op lijkt, maar voor nu moet het maar even.’

‘Je ziet er vreselijk uit.’

‘En jij bent een stuk zwaarder geworden,’ zei ik toen ik zag hoe dik hij was.

‘En bedankt.’ Boges schudde zijn hoofd en lachte. ‘Ik wilde geen tas meenemen, behalve deze.’ Hij hield een plastic tas met boodschappen voor me op. ‘Dus heb ik een paar extra lagen kleren aangetrokken. Nu kan ik ze uittrekken en aan jou geven.’

Kijk, dat is nou mijn vriend Boges.

12.05 uur

Weer staarden we naar de tekeningen die voor ons op de vloer lagen.

‘Zie je het?’ Ik wees Boges op de speelkaarten.

‘Ja, dat is een winnende combinatie,’ zei Boges. ‘Blackjack.’

We keken elkaar aan.

Ik keek eens wat beter naar mijn vriend. ‘Gaat het wel goed?’ vroeg ik. ‘Je ziet een beetje bleek.’

‘Dat komt door de hitte,’ zei Boges. ‘Wat is hier gebeurd?’ Hij keek om zich heen naar het gescheurde behang.

‘Ach, gewoon, een beetje aan het opknappen geweest.’

15.29 uur

We zaten al uren over de tekeningen gebogen en probeerden de blackjack-tekening te snappen. Wat maakte het uit? Blackjack. Het zou toeval kunnen zijn. Mijn ogen deden pijn en mijn hersens waren net een dweil.

We zouden nooit achter de betekenis van de tekeningen komen. Als die er al was. Mijn vader had tenslotte, zo bedacht ik, een virus gehad dat zijn hersenen aantastte. Wie kon er nou weten wat er in hem omging?

De tekeningen, die een tijdje geleden nog zo opwindend hadden geleken, die iets schenen te betekenen, interesseerden me absoluut niet meer. De engel leek niets meer dan een morsdode afbeelding uit een oorlog die al meer dan negentig jaar voorbij was.

‘We lijken wel gek dat we denken dat deze plaatjes iets te betekenen hebben.’

‘Kom op, man,’ zei Boges. ‘Je voelt je gewoon beroerd. Zelfs de dokter heeft gezegd dat de tekeningen iets voor je vader betekenden. Hoe zit het eigenlijk met de rest van de familie? Hebben die geen interessante informatie over jullie? Wie kan er nog meer iets weten over het Ormond-raadsel?’

‘Zo veel andere familieleden heb ik niet, alleen een stokoude oudoom die ergens op het platteland woont. En een oudtante die ik nog nooit heb gezien.’ Aan die oudoom had ik alleen wat vage herinneringen. Het was de oom van wie mijn vader zijn liefde voor het vliegen had geërfd. Pap zei altijd dat hij nogal excentriek was.

Ik wreef over mijn schouder. ‘Ik heb hem eeuwen geleden bezeerd, maar hij doet nog steeds pijn.’

Boges onderzocht mijn schouder. ‘Hij is een beetje opgezwollen.’

‘Ik overleef het wel.’

‘Hier blijven is niet goed,’ zei Boges. ‘Je moet er nodig eens helemaal uit. En een stokoude oudoom lijkt me precies iemand die veel weet over de familie. Die gaat al zo lang mee.’

Ik moet er niet erg enthousiast uit hebben gezien, want Boges praatte maar door in een poging me te overtuigen. Het hielp niet. ‘Ik weet niet eens waar hij woont,’ zei ik.

‘Zeg dan waar ik zijn adres kan vinden,’ zei Boges. ‘Dan zoek ik het vanavond voor je op.’

Ik beschreef een klein boekje dat mam op het aanrecht bij de telefoon had liggen. Ik was er vrij zeker van dat het daarin zou staan.

21.40 uur

Later die avond, toen ik buiten op de veranda zat en me afvroeg hoe ik op het platteland moest komen, werden mijn gedachten onderbroken door een sms’je van Boges.

Lig al uren over te geven, ziek als een hond. Misschien over paar uur beter.

Ik kon niet wachten. Ik zou in mijn eigen huis moeten inbreken.