3 januari

Nog 363 dagen te gaan…

11.21 uur

Ik belde Boges. Ik móést hem vertellen wat er allemaal was gebeurd. Hij wist vast niet wat hij hoorde.

Boges is mijn beste vriend van school. We zijn al maatjes sinds hij tien jaar geleden op de kleuterschool mijn klas kwam binnenwandelen, met zijn rare handbeschilderde houten boterhamtrommeltje en zijn heb-ik-wat-van-je-aan-houding. Hij komt uit Oekraïne en is een stuk groter dan ik, zwaarder en gespierder en zo’n beetje alles aan hem is rond. We zijn nogal competitief, maar op de een of andere manier is er nooit iemand die wint. Ik ben lichter en sneller, maar hij is slimmer. Hij is de beste van de klas en al maakt hij er voortdurend een zooitje van, hij komt ermee weg omdat de leraren hem een soort excentriek genie vinden.

‘Er is bij ons ingebroken,’ vertelde ik. ‘Ze hebben het hele huis overhoopgehaald, maar ik weet niet of ze wel iets hebben meegenomen. Er lijkt niets te ontbreken en het enige waarvan we denken dat het weg is, is er misschien wel nooit geweest.’ Ik hoorde een enorme klap aan de andere kant van de lijn.

Boges vloekte en rommelde met de telefoon. ‘Wacht effe,’ riep hij.

Boges doorzoekt altijd de vuilnisbelt op zoek naar dingen die hij kan repareren en hergebruiken. Hij repareert laptops, computers, camera’s en telefoons en krijgt allerlei soorten motoren weer aan de praat. Daarna verkoopt hij ze op eBay en verdient zo een vermogen. Hij was zeker juist met iets heel ingewikkelds bezig.

‘Gast,’ zei Boges, die weer aan de telefoon kwam. ‘Ik snap je niet helemaal. Effe langzaam, ja?’

Ik vertelde hem over de inbraak en het lege juwelenkistje in de koffer. ‘En Rafe ging er helemaal door uit zijn dak,’ zei ik. ‘Alsof hij iets weet wat wij niet weten.’

‘Je oom gaat overal van uit zijn dak,’ zei Boges. ‘Dat vertel jij me tenminste altijd. Hij is in elk geval niet rustig wanneer je hem nodig hebt.’

Hij had gelijk. Rafe was tamelijk nerveus en ook nogal op zichzelf; het tegenovergestelde van pap. Gabi en ik hadden nooit veel met hem te maken gehad, voordat pap vorig jaar ziek werd. Ik begon me alweer schuldig te voelen over mijn houding. Ik wist dat hij zijn best deed om mam te helpen, maar ik kon dat nare gevoel niet van me afschudden.

Ik wilde Boges net vertellen wat er was gebeurd sinds ik hem voor het laatst had gezien op oudejaarsdag, die idioot op straat en de ramp in de Treachery Bay, maar ik werd onderbroken door de komst van onze buren. ‘Sorry, ik moet ophangen, Boges. Spreek je morgen.’

18.42 uur

Marjorie en Graham van hiernaast kwamen ons die middag helpen; we ruimden met z’n allen de boel op en brachten ons huis weer terug in de normale staat. Ze bestelden pizza’s voor ons voor het eten en ’s avonds zag het huis er weer min of meer net zo uit als toen we vorige week vertrokken. Mam wist niet hoe ze hen moest bedanken.

‘Daar zijn we buren voor, Win,’ zei Marjorie toen mam bij de voordeur afscheid nam van haar en Graham.

Ook Rafe ging naar huis. Ik keek door het raam hoe hij naar zijn auto liep toen mam me vanuit de keuken riep. ‘Ik wil even met je praten, Cal.’

Gabi was voor de tv in slaap gevallen. Ik legde een deken over haar heen en ging toen in de keuken naast mam op een kruk zitten.

‘Er zijn niet veel kinderen van jouw leeftijd die zoiets meemaken als jij van de week in zee,’ zei mam. ‘Dat je niet weet of je het zult overleven of niet.’ Haar ogen vulden zich met tranen en ik liet toe dat ze mijn haar achter mijn oren stopte.

Anders maken we altijd ruzie over mijn haar en tijdens de vakantie was het flink gegroeid.

Ze zweeg even. ‘Door die inbraak en zo hebben we helemaal geen tijd gehad om te praten over wat er is gebeurd. Ik wil weten of het wel goed met je gaat, Cal. Zeker na alles wat je al had meegemaakt… het verlies van je vader.’ Ze zuchtte. Haar gezicht stond zo verdrietig en verslagen. ‘Ik wil dat je het tegen me zegt als er dingen zijn die je dwarszitten. Wat het ook is, oké? Nou, laat me nu eens naar die hand kijken.’

Mam haalde het verband eraf en trok het gaasje met zalf van de wond. De zwelling was al minder. Ze pakte een schoon verband uit haar zak en keek naar me alsof ze verwachtte dat ik iets zou zeggen.

‘Maak je over mij niet druk,’ zei ik en ik haalde mijn schouders op. ‘Met mij gaat het uitstekend.’