Week 2
8 januari

Nog 358 dagen te gaan…

Thuis
Flood Street, Richmond

08.03 uur

De nachtmerrie verdween langzaam toen tot me doordrong dat het gejammer niet uit de donkere en eenzame plaats kwam die al jaren door mijn dromen spookte, maar dat het een langsrijdende sirene was.

In de afgelopen week waren mijn blauwe plekken minder erg geworden en de wond op mijn hand begon te helen. Mijn hoofd tolde van de onbeantwoorde vragen. Ik wilde weten waarom mijn zwemvest niet had gewerkt en wie onze boot met opzet had beschadigd. Was het gevaar waar pap het in zijn brief over had me gevolgd naar de vredige rust van Treachery Bay?

De vreemde waarschuwingen van die idiote vent lieten me ook niet los. Maar ik had de eerste week van de eerste maand overleefd. Nog 358 dagen te gaan.

10.07 uur

Nadat ik had gedoucht, ging ik naar de keuken om te eten. Ik hoorde Rafe in de gang lopen en vroeg me af wat hij in ons huis deed. Met een uitpuilende boodschappentas en post onder zijn arm liep hij de keuken in. Hij pakte een brood en volkorenbolletjes en legde die op het aanrecht.

Rafe gaf mam de post toen ze door de deur van de bijkeuken kwam lopen. ‘Deze zijn voor jou, Win,’ zei hij. ‘Ze hebben de hele nacht in de brievenbus gelegen. Maar deze…’ Hij pauzeerde en keek naar mij. ‘Deze hou ik. Die is voor mij. Die is van het ziekenhuis.’

Hij had een grote envelop in zijn hand die eruitzag of hij vol zat met papieren. Toen hij hem in zijn tas liet glijden, ving ik een glimp op van de voorkant. Op de envelop stond mijn naam!

‘Hé, dat pakje is voor mij,’ zei ik. Het moesten paps tekeningen zijn, van dokter Edmundson.

‘Onzin. Het zijn officiële papieren. Je weet dat ik de zaken waarneem voor je moeder.’

‘Maar mijn naam staat erop. Kijk zelf maar!’

Rafe keek me met een strenge, vaste blik doordringend aan. ‘Je verbeeldt je maar wat, Cal,’ snauwde hij.

Ik staarde onbewogen terug. Toen ik klein was, voelde ik me door hem geïntimideerd, maar dat was lang geleden. ‘Mijn naam staat erop,’ herhaalde ik en ik deed een uitval naar de tas.

Rafe zwaaide hem wild buiten mijn bereik, verloor door zijn gewonde voet zijn evenwicht en viel hard achterover op de keukenvloer. De sinaasappels uit de boodschappentas vlogen alle kanten op.

‘Cal!’ gilde mijn moeder. Ze schoot toe om hem overeind te helpen. ‘Wat mankeert jou in vredesnaam?’

Ze keken me allebei vol afschuw aan. Het was niet mijn bedoeling geweest hem pijn te doen; die gek was over zijn eigen benen gevallen. Dat wilde ik zeggen, maar ik wist dat het geen zin had.

Terwijl hij opstond, keek Rafe me vuil aan. Hij wendde zich tot mijn moeder. ‘Je hoeft je niet te haasten, Win,’ zei hij. Mij negeerde hij. ‘We hebben pas om drie uur een afspraak bij de notaris. Ik moet nog snel een paar dingen doen en de boodschappen thuis afleveren. Ik zie je hier over een paar uur.’ Rafe raapte zijn sinaasappels bij elkaar, gooide ze terug in de tas met de envelop en vertrok. De deur sloeg hij met een klap achter zich dicht.

‘Cal!’ Mam schreeuwde alweer tegen me. ‘Wat mankeert jou? Waarom maak je het je oom zo moeilijk? Weet je hoe ellendig het voor me zou zijn als hij er niet was om te helpen?’

‘Mam, op die envelop stond míjn naam.’

Ze keek me aan. ‘Waarom zou het ziekenhuis jou in vredesnaam een brief schrijven? Alle rekeningen en andere communicatie lopen via mij of Rafe.’ Ze pauzeerde en haalde een paar keer diep adem. ‘Hoor eens, het spijt me, Cal,’ ging ze verder. ‘Ik weet dat het moeilijk voor je is dat Rafe alle dingen doet die pap vroeger deed. Maar we kunnen niet veranderen wat er is gebeurd. Hoe graag we dat ook willen. Zo staan de zaken er nu eenmaal voor. Je mag je boosheid niet op Rafe afreageren. We mogen blij zijn dat er iemand is die voor ons zorgt.’

Ik had geen trek meer in mijn ontbijt, dus stond ik op en liep de keuken uit.

Ik wist dat mam hulpeloos aan het aanrecht stond en me nakeek. Ik mocht niet van haar verwachten dat ze het begreep, maar ik wist wat ik had gezien. Rafe zou de boodschappentas met míjn envelop erin mee naar huis nemen. Op de een of andere manier moest ik te pakken zien te krijgen wat van mij was.

11.22 uur

‘Oom Rafe en ik moeten dus vanmiddag om drie uur bij de notaris zijn,’ zei mam, die zacht naar mijn deur toe gelopen was. ‘Ik ga nu al weg, want ik heb nog het een en ander te doen in de stad. Ik ben om een uur of zes wel weer thuis, Cal, maar voor het geval het laat wordt: er staat lasagne in de koelkast. Wil jij het fort bewaken tot ik weer thuis ben?’

‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Wij redden het wel.’

‘Ik vind het helemaal niet leuk als je laat thuiskomt, mam,’ zei Gabi, die het laatste deel van ons gesprek had opgevangen. Ze slofte met haar voeten over de grond, liet haar hoofd hangen en stak haar armen naar voren, als een zombie. ‘Het is hier zóóó saai. Mag ik naar Ashley?’

‘Dat is goed, maar wel eerst aan haar moeder vragen.’

‘Heb ik al gedaan,’ zei Gabi en ze gooide haar haren naar achteren.

Mooi zo, dacht ik. Mam weg en geen klein zusje dat vragen loopt te stellen. Perfecte omstandigheden voor wat speurwerk.

11.30 uur

Ik belde Boges. ‘Ik heb je hulp nodig.’

11.55 uur

Ashley en haar moeder hadden net Gabi opgehaald toen mijn mobiel ging. Ik pakte hem en ging naar mijn kamer.

‘Spreek ik met Callum Ormond?’ vroeg een vrouwenstem. Het was een stem die ik niet herkende.

‘Ja, met wie spreek ik?’

‘Je kent me niet, maar ik heb in het ziekenhuis je vader verpleegd… Ik vond hem een erg aardige man.’

‘Heeft u mijn vader gekend?’ Mijn maag maakte een sprongetje. ‘Bent u verpleegkundige?’

‘Nee, niet meer. Zeg hoor eens, het klinkt misschien een beetje geheimzinnig, maar ik moet je echt spreken. Je vader heeft me iets gegeven dat voor jou is.’

Pap kon niet meer praten toen hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Hoe had hij haar dan kunnen vragen iets aan mij te geven? Ik aarzelde. Wie was deze vrouw?

‘Mijn vader kon niet meer praten,’ zei ik.

‘Dat is waar,’ beaamde ze, ‘maar er zijn meer manieren dan praten om iemand te vertellen wat je wilt.’

Waar had ze het over?

‘Wat heeft hij u gegeven?’

‘Ik wil liever niet te veel zeggen, zeker niet telefonisch. Kun je morgen naar het grafmonument in Memorial Park komen? Weet je wat ik bedoel?’

Ik kende Memorial Park. Het lag in een buitenwijk van de stad, net over de brug. Ik was er met pap een paar keer langs gereden en had het gebouw met de bogen wel eens gezien. ‘Ja, dat ken ik wel.’

‘Kun je daar morgenavond om negen uur zijn? Ik heb een late dienst en kan niet eerder weg. Ik zal je niet lang ophouden.’

‘Kan het niet eerder? Of op een andere dag?’

‘Het spijt me, maar dat kan niet. En ik wil mijn baan niet op het spel zetten. Ik zal je mijn mobiele nummer geven voor het geval het misloopt.’

‘Hoe bedoelt u, mislopen?’ vroeg ik.

‘Ik bedoel gewoon als je contact met me wilt opnemen.’

Er was iets eigenaardigs aan haar stem, maar ik wist niet precies wat. Ik schreef haar nummer op.

‘Hoe heet u? Hoe kan ik u herkennen?’

‘Ik heet Jennifer, Jennifer Smith. Tot morgen in het park.’

Voor ik nog iets kon zeggen, had ze de verbinding verbroken. Ik had helemaal geen zin om ’s avonds laat een vreemde te gaan ontmoeten in een park, maar als ik wilde hebben wat pap haar had gegeven, móést ik wel gaan. Ik had alle mogelijke aanwijzingen rondom het geheim van pap nodig.

14.09 uur

Ik zat nog na te denken over het geheimzinnige telefoontje van Jennifer Smith en vroeg me af of het eigenlijk wel haar echte naam was, toen ik mijn mobiel pakte en Boges een berichtje stuurde:

klaar voor klus om 15u?

ik wel

cu bij doelwit

Het huis van Rafe
Surfside Street, Dolphin Point

15.03 uur

‘Oké,’ zei Boges toen we voor het huis van Rafe stonden. Het was een modern gebouw van twee verdiepingen, waar hij een paar jaar geleden was gaan wonen nadat mijn tante, zijn vrouw, was overleden. Daarvandaan runde hij nu zijn ontwerpbureau.

‘Je oom moet wel schatrijk zijn,’ zei Boges toen hij om zich heen keek naar de herenhuizen van Dolphin Point. ‘Nou, wat is het plan?’

‘Ik ga naar binnen om de envelop te zoeken. Ik heb gezien dat mijn naam erop stond en ik weet zeker dat de tekeningen erin zaten die dokter Edmundson me had beloofd te sturen. Ik hoop maar dat Rafe hier is geweest en ze thuis heeft gelaten. We hebben in elk geval twee uur de tijd om te zoeken; zo lang heeft hij wel nodig voor de afspraak met de notaris in de stad en om thuis te komen.’

Boges knikte, een beetje afgeleid door een heldergele Ferrari die in de buurt stond.

‘Ik werd daarstraks gebeld door een vrouw,’ ging ik verder. ‘Ze zei dat ze voor pap heeft gezorgd toen hij in het ziekenhuis lag en dat ze me iets wil laten zien. Ik heb morgenavond met haar afgesproken in Memorial Park.’

‘Morgenávond? En wie is die vrouw?’

‘Iemand die Jennifer Smith heet.’

‘Iemand die Jennifer Smith heet!’ Boges schoot in de lach. ‘Ik weet het niet hoor, Cal… Zou je dat wel doen?’

‘Ik heb geen keus.’

‘Nee, maar het zou een valstrik kunnen zijn. Vergeet de waarschuwingen van je vader niet. Hij had het in zijn brief over een gevaarlijke vrouw, weet je nog?’

‘Ik weet het. De vrouw die hij op de historische conferentie in Ierland heeft ontmoet…’

‘Juist, die. Wat als zij het is? Wat doe je dan?’

‘Hard wegrennen,’ zei ik als grapje.

‘Ik weet niet, het klinkt schimmig. Ik zou wel met je mee willen, maar ik moet werken.’

Als hij niet studeerde of aan zijn elektronica prutste, hielp Boges een oom van hem die een schoonmaakbedrijf had. Als zijn moeder last had van haar rug, nam Boges het werk soms van haar over.

‘Maak je niet druk. Ik red me wel,’ zei ik. De laatste tijd beloofde ik een heleboel dingen waarvan ik niet wist of ik me eraan kon houden. ‘Nu heb ik je hier buiten nodig.’ Ik wees naar de ingang van het huis van Rafe. ‘Hou je ogen open. Probeer uit het zicht te blijven en stuur een sms’je als ik weg moet, oké? Ik wil niet gepakt worden.’ Ik gooide mijn rugzak over het ijzeren hek en klom er zelf snel achteraan.

15.10 uur

Door de schuifdeuren aan de achterkant glipte ik het huis binnen. De sleutel had ik uit mams toilettafel ‘geleend’.

Het was gek om hier te zijn, alleen in dit lege huis. Het was zo’n indrukwekkende woning dat ik me afvroeg waarom Rafe ons hier nooit uitnodigde. Ik was er maar een paar keer geweest, maar het huis zou perfect zijn voor de zondagse barbecues en cricket in de achtertuin, zeker toen pap er nog was.

15.13 uur

De geur van de sigaren van Rafe was zo sterk dat het leek of hij in de kamer ernaast was. In zo’n groot, leeg huis moest je je wel eenzaam voelen, dacht ik. De twijfel sloeg weer toe. Misschien probeerde Rafe me echt te beschermen. Maar waarom zei hij er dan niets over? Als ik oud genoeg was om het werk van pap af te maken, wat het ook was dat ik voor hem moest doen, hoefde Rafe me toch niet als een klein kind te behandelen? Ik wist niet wat ik ervan moest denken.

Ik begon mijn zoektocht in de keuken. Tot mijn opluchting zag ik de sinaasappels in een fruitschaal op tafel liggen. De boodschappentas, nu leeg, stond ernaast op een kruk. Ik trok de keukenladen open, voelde in het vriesvak van de koelkast, keek in alle kasten… niets.

Vervolgens ging ik naar het grote kantoor, waar Rafe altijd aan zijn schuine tekentafel zat te werken. Ik keek rond op zijn bureau, bij zijn computer en bij het kopieerapparaat en de printer die op een lage plank stonden. Het enige wat ik vond waren mappen met bonnetjes, opdrachten voor nieuwe huizen en blauwdrukken.

Snel controleerde ik de papieren die op zijn bureau lagen en toen ik een half verstopt velletje zag met in het handschrift van Rafe ‘Ormond’ erop, trok ik dat onmiddellijk tevoorschijn.

Het Ormond-raadsel? Wat was dat nou weer? Er waren zo veel dingen in onze familie die je als Het Ormond-raadsel? raadsel zou kunnen aanmerken. Zoals de geheimzinnige virusinfectie die alle verbindingen in mijn vaders hersenen had aangetast en die hem zo snel noodlottig was geworden. Of de aaneenschakeling van pech en ongeluk die ons achtervolgde sinds zijn dood. De waarschuwing over de Ormond-singulariteit en het feit dat iemand aan onze visboot had geknoeid. Dat mijn zwemvest niet meer werkte. De inbraak…

Je kon het beter de Ormond-vloek noemen.

Ik richtte mijn aandacht op drie plastic opbergdozen met rode deksels. Ik doorzocht ze, maar vond alleen oude plantkundeboeken, vol met briefjes met aantekeningen en diagrammen, en nog meer tekenpapieren van Rafe.

In de andere kamers beneden was ik zo klaar. Onder het rode deksel van nog een plastic doos zaten de persoonlijke papieren van Rafe en nog meer boeken over bloeiende planten en varens. Pap had me verteld dat Rafe plantkunde had gestudeerd aan de universiteit, jaren geleden, maar ik had me nooit gerealiseerd hoe belangrijk dat voor hem was.

15.20 uur

Ik sloop naar boven en keek om me heen. De slaapkamer van Rafe was aan de achterkant van het huis en keek uit over de tuin. Voor ik daar naar binnen ging, doorzocht ik de andere twee slaapkamers, zonder succes. Ze roken en zagen eruit alsof ze maanden niet open waren geweest.

In Rafe’s kamer begon ik met de kleerkasten. Ik zag een hele serie jasjes die netjes op een rijtje hingen. Alle zakken waren leeg.

Daarna controleerde ik zijn ladekast, maar opnieuw vond ik niks. Van de envelop was geen spoor te bekennen.

Wat kon hij ermee hebben gedaan, vroeg ik me af. Stel je voor dat hij hem nog steeds bij zich had en dat ik dit allemaal voor niets deed.

Ik moest doorgaan. De enige plek waar ik nog niet gezocht had, waren de twee nachtkastjes naast zijn bed. Op het ene kastje lag een stapel geschiedenisboeken met bovenop een of andere doktersrekening. In het laatje eronder zaten alleen zakdoeken, een halfvol doosje sigaren en een reisgids. Ik keek naar het kastje aan de andere kant van het bed. Mijn laatste hoop. Als ik dat doorzocht had, moest ik hier weg.

15.29 uur

WEGWEZEN!

Maakte Boges een grapje?

Rafe en mijn moeder zaten toch zeker nog op het kantoor bij de notaris?

Ik rende de gang door en keek uit het raam.

Rafe liep op de oprit!

Ik stond als aan de grond genageld. Koortsachtig probeerde ik te bedenken wat ik moest doen. Als ik er nu vandoor ging, lukte het me misschien nog net om naar beneden te komen en door de schuifdeuren naar buiten te rennen, voor hij boven was. Maar als ik dat deed, zou ik nooit weten wat er in het laatste laatje lag.

Ik rende terug, de gang door naar de slaapkamer van Rafe. Ik móést het weten.

Ik liet me op mijn knieën vallen en trok het latje open. Daar lag hij. De envelop was inderdaad aan mij geadresseerd en in de linkerbovenhoek stond de naam van het ziekenhuis.

Snel pakte ik hem. Ik moest ervandoor, maar bleef als verlamd staan en staarde naar wat er onder de envelop lag. Nog nooit had ik er een van zo dichtbij gezien. Voorzichtig pakte ik hem op, gehypnotiseerd door het blauwzwarte staal. Hij was veel zwaarder dan ik me had voorgesteld. Het gewicht en het serienummer van vier cijfers dat aan de linker kant stond, overtuigden me ervan dat het geen nepding was.

Waar had Rafe dat ding in hemelsnaam voor nodig? Schiet nou op, hield ik mezelf voor en ik richtte mijn aandacht weer op de envelop. Ik zag dat hij was opengemaakt en hij voelde een stuk lichter dan hij eerder had geleken. Er zat, zoals ik had verwacht, een brief in van de neuroloog. Geen tekeningen.

Er klonken geluiden van beneden.

Rafe was binnen!

Ik propte de brief terug in de envelop. Ik hoopte maar dat Rafe in de zitkamer zou blijven, zodat ik de voordeur uit kon glippen.

Ik bleef doodstil staan; ik probeerde naar zijn voetstappen te luisteren zodat ik wist waar hij was en wat hij deed. Maar toen hoorde ik zijn zware hinkpas de trap op komen.

Wanhopig keek ik om me heen. Er was geen manier om nog weg te komen. Als ik de gang op rende, zou ik hem boven aan de trap tegenkomen. Ik moest me verstoppen. Ik schoof de envelop terug in de la en sloot die. De enige plek waar ik me kon verbergen, was de smalle ruimte tussen de muur en de andere kant van het bed. Ik schoot erheen, liet me op de grond vallen en probeerde onder het bed te schuiven. Dat was te laag; ik zou er nooit onder passen, dus bleef ik plat op de grond liggen, dicht tegen het stoffige tapijt aan gedrukt, en bad dat hij me niet zou zien als hij de slaapkamer binnenkwam…

Ik hield mijn adem in en probeerde mijn bonkende hart tot rust te brengen. Zijn voetstappen klonken luider en luider, tot ik zeker wist dat hij in de kamer was. Door de kier tussen de onderkant van het bed en het vloerkleed zag ik zijn zwarte schoen en het verband om zijn linkervoet. Ik probeerde me nog platter te drukken. Wat deed hij nou?

Er kwam een stofje in mijn neus. Ik bewoog voorzichtig met mijn neusvleugels; ik mocht niet niezen. Niet nu. Ik klemde mijn lippen op elkaar, te bang om te ademen. En wat ik in het nachtkastje van Rafe had gezien, vergrootte mijn angst alleen maar.

Oom Rafe leek er maar gewoon te staan. Hij pakte iets uit het nachtkastje. Ik hoopte dat het niet mijn envelop was.

Ik zag de zwarte schoen en de gezwachtelde voet wegdraaien, waarna Rafe over het kleed naar de deur liep. Terwijl hij de deur uit liep, meende ik iets op het bed te horen vallen. Hij had iets terug de kamer in gegooid.

De voetstappen gingen de trap af.

Ik realiseerde me dat ik nog steeds mijn adem inhield en blies opgelucht uit.

Ik wachtte tot ik de voordeur open en dicht hoorde gaan. Langzaam kroop ik achter het bed vandaan.

Op het bed lag een sleutel. Het leek een voordeursleutel en er zat een labeltje aan. De sleutel kwam me bekend voor, maar ik kon me niet herinneren waarvan. Ik pakte hem, stak hem in mijn zak en draaide me om, om nog een keer in het laatje van het nachtkastje te kijken.

De rekening die boven op het stapeltje boeken had gelegen, was weg. Dat was kennelijk waarvoor Rafe was teruggekomen. Ik trok de la opnieuw open, in de verwachting dat de envelop ook weg zou zijn, maar die lag er nog. Op dat moment viel me op dat er iets anders weg was…

15.44 uur

‘Waarom heb je hem niet tegengehouden? Hij had me bijna betrapt!’ In de hoek van de tuin sleepte ik Boges achter de struik vandaan waar hij zich verstopt had.

‘Hij liep al op het tuinpad voor ik hem goed en wel in de gaten had. Jij zei dat hij nog eeuwen weg zou blijven! Wat moest hij trouwens binnen?’

‘Hij was een paar dingen vergeten en die heeft hij gepakt. Daarna is hij weer weggegaan. Dit heeft hij op het bed gegooid.’

‘Waarvan is die?’

‘Weet ik niet.’

‘Nou, hij is in elk geval weer weg,’ zei Boges. ‘Hij ging in de richting van de stad. Je ziet er niet uit. Heb je de envelop gevonden?’

‘Ja. En hij was inderdaad aan mij geadresseerd. Er zit een brief in van paps dokter, maar de tekeningen zijn weg. En ik heb nog iets gevonden in Rafe’s slaapkamer…’ Ik haalde diep adem. ‘Mijn oom heeft een pistool.’

15.49 uur

Boges knipperde met zijn ogen. ‘Een pistool! Waarom? Wat moet hij met een pistool?’

‘Ik weet het niet, maar hij heeft het meegenomen. Ik weet zeker dat die vent niet te vertrouwen is. Ik ga weer naar binnen. Wacht je hier op me?’

15.57 uur

Deze keer liep ik rechtstreeks naar de slaapkamer. Ik haalde de brief uit de envelop en rende naar beneden, naar het kopieerapparaat.

De brief was van dokter Edmundson, een geweldige arts die we hadden leren kennen toen pap werd opgenomen in de neurologische kliniek. Later, toen ze pap naar het ziekenhuis hadden gebracht, kwam dokter Edmundson dagelijks bij hem op bezoek, nog steeds in de hoop het mysterie te kunnen ontrafelen en het dodelijke virus te identificeren.

Ik keek op van de brief en herinnerde me hoe de dokter ons vorig jaar had uitgelegd wat er aan de hand was. ‘Tom kan nog steeds overweg met abstracte concepten, of ideeën die in zijn gedachten te maken hebben met wat hij wil overbrengen, al kennen wij de verbanden niet,’ had hij gezegd. ‘De gebruikelijke manieren om te communiceren, praten en schrijven, staan hem niet meer ter beschikking, maar waarom dat is, weten we niet. Je vader heeft niet zijn verstand verloren. Hij gebruikt alle verbindingen in zijn hersenen die het virus nog intact heeft gelaten. Het is als een code die we niet altijd kunnen begrijpen. Gisteren bijvoorbeeld: Tom wilde een boek en pakte toen zijn leesbril. Het is net alsof hij niet rechtstreeks bij datgene kan komen wat hij bedoelt, maar wel iets kan tekenen wat ermee te maken heeft. Iets wat één of twee stappen verwijderd is van het onderwerp dat hij wil aansnijden.’

St. Luke’s Ziekenhuis

Beste Cal,

Toen we na de dood van je vader zijn kamer opruimden, kwam een lid van de staf deze tekeningen van je vader tegen. Ze herinnerde zich dat Tom er heel stellig over was geweest dat alleen jij ze mocht zien; deze verpleegkundige wist op een heel bijzondere manier met je vader te communiceren. Sinds die tijd ben ik steeds van plan geweest ze je te sturen. Het spijt me dat het zo lang heeft geduurd. Ik zou ze al wel eerder aan je oom hebben meegegeven, maar tot mijn schande moet ik bekennen dat ik ze niet kon vinden toen hij hier was om de laatste, verdrietige, zaken te regelen. Ik kwam ze tegen in een map die ik onlangs wilde opruimen. Ik denk dat dit de laatste tekeningen zijn die je vader heeft gemaakt voordat hij de beheersing over zijn motoriek helemaal kwijtraakte.

De tekeningen waren belangrijk voor je vader en hij wilde dat jij ze zou krijgen. Hij wist wat ze betekenden, al kon hij dat alleen nog maar op deze omslachtige manier overbrengen. Ik weet zeker dat hij hoopte dat jij zou weten uit te puzzelen wat hij je wilde vertellen.

Nogmaals mijn excuses voor het oponthoud. Ik weet hoeveel deze tekeningen voor jou en je familie betekenen. Op een bepaalde manier is het het laatste geschenk van je vader aan jullie. Als je weet wat hij ermee wilde zeggen, zullen ze vast een grote zegen zijn voor het gezin. Tom was een prachtig mens, een geweldige fotograaf en een uitstekende journalist. Je mag trots op hem zijn.

Hartelijke groeten aan je moeder en de rest van de familie.

Ik moest die tekeningen te pakken zien te krijgen en uitvogelen wat ze betekenden. Ik haalde de sleutel die ik van het bed had gepakt tevoorschijn en bestudeerde hem. Ik wist zeker dat ik hem eerder had gezien.

Het gevoel dat pap me in de laatste weken iets duidelijk had proberen te maken, kwam in volle hevigheid terug. De dagen voor zijn dood waren we voortdurend bij hem geweest. Mam en Gabi zaten naast zijn bed, zachtjes pratend en met zijn hand in de hunne. Ik was soms op bed naast hem geklommen. Dan ging ik tegen hem aan liggen met mijn hoofd op zijn borstkas en luisterde naar zijn hartslag. Op die momenten werd ik overvallen door het gevoel dat hij me iets probeerde te vertellen; alsof hij me iets wilde doorseinen met het kloppen van zijn hart. Iets belangrijks. Een waarschuwing.

Mijn ogen vulden zich met tranen, waardoor de woorden op het papier vervaagden. Maar ik mocht nu niet gaan huilen; er was werk aan de winkel.

Ik schoof de brief terug in de envelop, haastte me naar boven en legde hem terug waar ik hem had gevonden. Nogmaals staarde ik naar de plek waar het pistool had gelegen.

Wat zou Rafe met de tekeningen hebben gedaan? En waar had hij het pistool voor nodig? Was het ter bescherming, of had iemand anders juist bescherming nodig?

Het huis van Boges
Dorothy Road, Richmond

16.58 uur

We reden met onze fietsen de smalle veranda op van het oude huis waar Boges woonde en zetten ze bij de voordeur tegen de muur. Boges duwde de deur open en we gingen naar binnen. Zijn oma lag te slapen in de voorste slaapkamer; ze was net zichtbaar door de openstaande deur. Ze lag op een doorgezakt bed en snurkte zachtjes. Boges zei altijd dat ze het oude land nooit echt achter zich had gelaten. Soms hoorde ik hem in het Oekraïens tegen haar praten, net zoals hij tegen zijn moeder deed. Boges was de enige man in huis, net als ik nu, en zorgde voor zijn moeder, die weduwe was.

Boges opende de deur van de vriezer en haalde er een ijsje uit.

‘Hé, wat zijn dat voor manieren?’ Ik hield mijn hand op.

Hij pakte nog een ijsje en gooide het met een boogje naar mij.

In zijn kamer duwde hij zijn zitzak aan de kant. Boges las de kopie van de brief van de dokter. Zonder een woord te zeggen gaf hij hem terug.

‘De specialisten zeiden dat toen het erger werd met pap, de verbindingen in zijn hersenen niet meer goed werkten,’ legde ik uit. ‘Daardoor kon hij niet meer zeggen of schrijven wat hij bedoelde. Hij kon alleen nog tekenen.’

Ik stopte even en vroeg me af of ik verder moest vertellen. ‘Ik denk dat hij probeerde me iets heel belangrijks te zeggen. Hij heeft me ook nog die andere brief geschreven die ik je heb laten zien. Dat was voor hij echt ziek werd, nog in Ierland. Tegen de tijd dat hij thuis was, waren zijn hersenen al aangetast. Weet je, ik had echt zo’n heel sterk gevoel, zeker aan het eind toen hij helemaal verlamd was… en ook niet meer kon tekenen… Dan keek hij me aan en volgde elke beweging die ik maakte. Dokter Edmundson zei dat het mechanische bewegingen waren, dat paps ogen automatisch alles volgden wat bewoog. Ik… ik weet het niet. Volgens mij was er meer aan de hand.’

Boges krabde achter op zijn hoofd. Het kwam niet vaak voor dat hij niets te zeggen had, maar het krabben leek meer en meer en gewoonte te worden. ‘Wat deed je vader eigenlijk precies in Ierland?’ vroeg hij.

‘Hij was er voor een conferentie, maar hij wilde ook familiegeschiedenissen uitzoeken, niet alleen die van onze familie, voor een tv-serie over Ierse gezinnen en hoe die hebben geleefd van de middeleeuwen tot nu.’

‘Stambomen en zo.’ Boges knikte. ‘Zodat je kunt zien welke tak succesvol is geworden en welke is uitgestorven.’

‘Precies,’ zei ik.

‘Dus tijdens dat onderzoek heeft hij iets ongelooflijks over jouw familie ontdekt. Maar wat?’ Boges keek me strak aan. ‘Die tekeningen zijn belangrijk,’ zei hij. ‘Die wijzen de weg.’

‘De weg waarheen? Naar wat?’

‘Dat is waar we achter moeten zien te komen. Maar eerst moeten we ze nog vinden.’

18.11 uur

De hele weg naar huis dacht ik aan pap. Het was dinsdagavond; vroeger, toen hij nog leefde, trok ik dan mijn uniform van de luchtmachtcadetten aan en gingen we samen naar het vliegveld. Ik had gehoopt over een paar jaar mijn brevet te hebben. Die tijd was voorbij. Alles was veranderd; net als ik.

Thuis
Flood Street, Richmond

18.19 uur

Thuis ging ik rechtstreeks naar mijn kamer. Daar stopte ik de brief en de sleutel goed weg. Ik hoorde mam thuiskomen en liep naar de keuken.

‘Hoe voel je je?’ vroeg ze.

‘Prima,’ zei ik. Ik zat nog steeds aan het gesprek met Boges te denken. ‘Hé mam, heeft pap jou voor hij ziek werd nog iets verteld over een ontdekking die hij zou hebben gedaan over onze familie?’

‘Hoe bedoel je?’

Ik wist zelf eigenlijk niet wat ik bedoelde. ‘Iets ongebruikelijks? Iets wat, nou ja, problemen zou kunnen veroorzaken?’

Mam keek verbaasd. Ze schudde haar hoofd. ‘Voor zover ik weet niet. Waarom vraag je dat?’

‘O, nergens om. Ik vroeg me gewoon af wat pap precies in Ierland heeft gedaan met dat onderzoek naar de familie. Wat wilde de notaris?’

Mam zuchtte. ‘Nog meer formulieren die ondertekend moesten worden. Je vader was niet erg goed in de administratie van z’n zaken. Het is eerlijk gezegd nogal een rommeltje.’ Plotseling begon ze te huilen; met één hand hield ze zich aan het aanrecht vast en met de andere streek ze het haar uit haar ogen.

Ik sloeg mijn armen om haar heen. ‘Mam,’ zei ik. ‘Is er iets wat ik kan doen om te helpen?’

‘Ach Cal, sommige dagen gaat het goed, maar op andere momenten…’

‘Ik weet het,’ zei ik. ‘Dat heb ik ook.’

Ze snoot haar neus en trok haar schouders naar achteren. ‘Ik heb Rafe nog gevraagd naar die envelop die je wilde hebben.’

‘En?’

‘Hij zei dat hij had gezien dat het officiële papieren van het ziekenhuis waren en dat hij ze daarom had meegenomen. Hij wilde je niet overstuur maken.’

‘Zei hij nog wat erin zat?’

‘Kennelijk waren het medische rapporten. Kopieën van de laatste testen die dokter Edmundson heeft gedaan. Voor het vaststellen van het OV, je weet wel, het onbekende virus dat je vader fataal is geworden.’

Wat een leugenaar! ‘En heeft pap het met jou ooit gehad over iets wat het Ormond-raadsel heet?’

‘Wie heeft jou dat verteld?’

Ik schrok me kapot van Rafe’s stem. Razendsnel draaide ik me om.

Hij was stil als een muis achter me aan geslopen en stond in de deuropening, net zoals pap altijd stond, met paps gezicht, alsof hij het had gestolen en scheef had opgezet.

‘Niemand. Ik hoorde er toevallig iets over.’

‘Waar?’

‘Weet ik veel.’ Ik haalde mijn schouders op en probeerde onnozel te kijken.

‘Ik wil weten waar je dat hebt opgepikt.’

‘Rafe?’ onderbrak mam hem. ‘Wat is er met jou? Het lijkt wel een kruisverhoor…’ Ze probeerde er een grapje van te maken, maar Rafe keek me woedend aan. Wist hij dat ik bij hem had ingebroken?’

‘Ik heb er iets over gevonden op internet,’ bedacht ik snel.

‘Kom op, Rafe,’ zei mam. ‘We zijn allemaal op van de zenuwen. Ga zitten, dan maak ik het eten klaar.’

‘Bedankt, Winifred. Ik wilde me niet gedragen als een politieagent, maar ik maak me zorgen over je, Cal.’

‘Je hebt heel veel te verwerken gekregen,’ zei mam. Ze legde een hand op de mijne en keek goedkeurend naar mijn oom. ‘Oom Rafe probeert je alleen maar te helpen, hè Rafe?’

‘Zeker, mijn jongen.’

Ik keek naar hem; zijn ogen stonden kil. Ik wilde bijna zeggen dat ik zijn jongen niet was, maar ik klemde mijn kaken op elkaar. Ik wist dat ik mam daarmee overstuur zou maken. Ik rende naar mijn kamer, pakte de laatste brief van pap uit Ierland en ging terug naar de keuken. Mam en Rafe zaten te fluisteren over mij, daar was ik van overtuigd. Ze keken allebei op toen ik zei: ‘Ik ga nog even weg.’

‘Waarheen?’ vroeg mam.

‘Naar Boges.’

‘Maar daar kom je toch net vandaan? Wanneer wil je dan eten?’

‘Ik eet later wel,’ zei ik en ik glipte de deur uit.

Het huis van Boges
Dorothy Road, Richmond

18.41 uur

‘Hij liegt dat hij barst!’ zei ik zodra Boges de voordeur opendeed. ‘Hij heeft gewoon tegen mam gelogen over die envelop die hij heeft gejat.’

‘Nou, dan is dat het bewijs.’

‘Wat voor bewijs?’

‘Het bewijs hoe belangrijk de envelop is. Hoe belangrijk de tekeningen zijn. Je vader schreef dat zijn ontdekking de loop van de geschiedenis zal veranderen. Zoiets zeg je niet zomaar. En die tekeningen waren tot nu toe je enige hoop. Ze zijn je vaders nalatenschap aan jou.’

‘Maar wat kan hij in vredesnaam ontdekt hebben? Die gestoorde vent op straat waarschuwde me steeds voor de Ormond-singulariteit,’ zei ik. ‘Wat kan dat zijn?’

‘Geen idee. Het klinkt wel als iets wat je familie in gevaar kan brengen. De belangen zijn altijd groot als het om veel geld gaat.’

Veel geld. Ik had niet gedacht dat mijn familie ooit te maken zou krijgen met iets waarmee veel geld gemoeid was. ‘Misschien vindt Rafe dat hij de tekeningen had moeten krijgen, niet ik. En heeft hij ze daarom gehouden. Mam zei altijd dat hij jaloers was op pap.’

‘Jaloers? Waarom?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Pap was altijd de sterkste van de twee. Mam denkt dat Rafe dat vreselijk heeft gevonden toen ze opgroeiden. Rivaliteit tussen twee broers, zei ze altijd.’

‘Misschien heeft hij in de envelop gekeken toen hij van de brievenbus naar jullie huis liep,’ opperde Boges. ‘En heeft hij toen de tekeningen gezien en besloten ze zelf te houden. Misschien zou hij ze je later hebben laten zien. Nu zullen we het nooit weten.’

Ik wilde niet dat Rafe de boodschap in de tekeningen eerder zou ontcijferen dan wij. Maar ik had in elk geval het transparante vel papier met de woorden G’managh en Kilfane dat ik in paps koffer had gevonden. Daar wist Rafe niks van. Niet dat ik ook maar enig idee had waar het voor diende en of het überhaupt ergens mee te maken had.

Ik had geen idee wat er met Rafe aan de hand was. Ik wist alleen heel zeker dat ik hem niet vertrouwde.

Thuis
Flood Street, Richmond

20.40 uur

Nadat ik mijn bord eten had opgewarmd, stond Rafe op van het papierwerk waar hij met mam over gebogen had gezeten en volgde me naar mijn kamer.

‘Gaat het weer een beetje?’ vroeg hij. ‘Je moeder heeft gelijk. Je hebt heel wat te verwerken gekregen de laatste tijd.’ Zijn ogen flitsten door mijn kamer en vlogen over mijn bureau, mijn muren en de rommel op de grond.

Ik mompelde iets onverstaanbaars in plaats van dat ik zei: als je in Treachery Bay naar me had geluisterd, zou ik niet zo veel hebben meegemaakt.

‘Het is heel belangrijk, Cal,’ vervolgde hij, ‘dat je je herinnert waar je over het Ormond-raadsel hebt gehoord.’

‘Waarom? Wat is er dan met dat raadsel?’

‘Dat is, eh… dat heeft historische betekenis. Voor mij. Je weet hoe geïnteresseerd ik ben in de familie… en de familiezaken.’

Dat was nieuw voor me. Rafe bemoeide zich nooit zo met ons, tot pap doodging. En bij de zeldzame keren dat we hem zagen, liep hij altijd te zeuren dat pap eens een fatsoenlijke baan moest nemen; gewoon op kantooruren werken bij een krant, in plaats van over de hele wereld heen en weer te vliegen op zoek naar rare verhalen. Pap lachte erom, maar mam, Gabi en ik wilden Rafe het liefst de mond snoeren. Pap was degene die de familie bij elkaar probeerde te houden. Hij vond ons gezin het belangrijkst, wat er ook gebeurde.

‘Ik zou internet proberen,’ zei ik en ik bedacht dat ik dat zelf ook maar eens moest doen.

Rafe bleef even staan en staarde me uitdrukkingsloos aan. Ik draaide me om en begon te eten in de hoop dat hij de wenk zou begrijpen. Ten slotte draaide hij zich om en liep weg. Mijn wantrouwen was er alleen maar groter op geworden.