De zevende

Ik denk dat de tijd die ik ‘s-ochtends kwijt ben om de afstand van de deur van het appartement naar de ingang van het flatgebouw af te leggen, het slechtste moment van de dag is…Of nee, ik kan misschien beter zeggen dat het één van de slechtste momenten is, want de concurrentie is zo moordend dat ik eigenlijk niet kan beoordelen of het ene deel beter is dan het andere…Nou ja, hoe het ook zij, boven aan de lijst staat, met een kleine voorsprong, mijn dagelijkse tocht van de deur van ons appartement naar de voordeur van ons flatgebouw. De reden daarvan is dat ik onderweg meestal al mijn teerbeminde buren tegenkom.

Voor de meeste mensen spelen de buren een grote rol in het dagelijkse leven, maar voor sommigen zijn ze totaal onbelangrijk. In mijn geval zijn ze van het sociale, affectieve, geïnteresseerde en meelevende type. Kortom, ze zijn niet te harden.

Doordat ze zich overal mee bemoeien en alles willen weten, zorgen ze voor het noodzakelijke evenwicht in mijn leven, want een normaal mens kan niet altijd opgewekt en optimistisch zijn. (Wat zei je? Ja, ik ben van nature een optimist, mag het?) Maar het leven heeft nu eenmaal ook onaangename kanten, die worden gevoed door onvrede. Met andere woorden: soms heb je een halfleeg glas nodig om het halfvolle te compenseren. Anders kan het volle glas overlopen en dan word je nat, en dan zouden de mensen kunnen denken dat je het in je…Ach, laat ook maar zitten. Terug naar ons onderwerp.

Het stukje van de deur naar de trap, dat niet meer dan een minuut in beslag zou moeten nemen, kost me elke dag wel een kwartier. Terwijl de minuten voorbijkruipen, voel ik een zware druk op mijn borst en kost het me steeds meer moeite om adem te halen. Ik heb datzelfde gevoel als ik naar een dom praatprogramma zit te kijken. De vrouwen houden me tegen, kussen me en zeggen, terwijl ze meewarige smakgeluidjes maken:

“Het komt heus wel goed, liefje!”

“Trek het je niet aan. Het zijn altijd de fatsoenlijke meisjes die overblijven.”

“En? Nog steeds niets?”

“Nog steeds niet?”

“Geen nieuws?”

“En? Nog niets?”

“En?”

Het zal je niet verbazen dat de drie letters die ik het meest haat in het alfabet (waarvan ik even niet meer weet hoeveel letters het telt), de ‘n’, de ‘o’ en de ‘g’ zijn.

De mannen zijn trouwens minstens zo volhardend en opdringerig als de vrouwen. Die houden me niet alleen tegen, maar uiten ook nog allerlei vrome wensen, waarop ik steevast antwoord met ‘amen’. Zij roepen de hulp van God in en ik zeg ‘amen’.

“Moge God je de juiste man schenken, meisje.”

“Aaaaaaamen!”

“Moge God ervoor zorgendat je familie tevreden over je is.”

“Aaaaaaamen!”

“Moge je met Gods steun ergens twee pakken gesubsidieerde melk voor onze baby vinden.”

“Waar moet ik die in godsnaam vandaan halen?”

Het ergste zijn de dagen waarop ik Amani tegenkom. Amani is drie jaar jonger dan ik en ze is de moeder van Hind, die nu zes jaar oud is. Jaja…Ze was negentien toen ze trouwde. Destijds vond ik haar lachwekkend en dacht ik dat ze niet helemaal goed snik was. Meisjes van die leeftijd hadden toch geen idee van trouwen en van de verantwoordelijkheden van het leven? Laat staan dat ze de juiste man konden kiezen.

Naarmate de tijd verstreek werd het spreekwoord ‘wie te veel over anderen kletst, kan de klap verwachten’ bewaarheid. Dat spreekwoord komt niet van mij, maar dat heeft de moeder van Amani een keer tegen me gezegd toen ik de trap afkwam. Ze wilde nog steeds wraak op me nemen omdat ik nee had gezegd tegen de broer van de man van Amani en daarbij wat onzinnige dingen had gebromd over juiste keuzes en geschikte leeftijden en dat soort geblaat.

Dagen, maanden en jaren verstreken, en het werd steeds duidelijker dat mijn woorden in de categorie ‘sciencefiction’ thuishoorden. Inmiddels heeft Amani dus een dochter – Hind – en in haar buik zit de kleine Moe’min, die elk moment geboren kan worden.

Jullie moeten weten dat Amani en haar man Foefoe – hij heet eigenlijk Abd al-Fattaah of zoiets – als twee druppels water op elkaar lijken. Op een schaal van 1 op 10 scoren zij 12,5. Hun grootste probleem is hun eeuwige strijd over het huishoudgeld, het schoolgeld van hun dochter en de uitgaven voor de make-up die ze allebei gebruiken.*

≡ Hieruit blijkt dat Foefoe een travestiet is.

Verder laat hun karakter weinig te raden over. Amani gedraagt zich als een muntstuk met een gat erin: van buiten glimt ze, maar van binnen is ze leeg. En Foefoe is net een biljet van tien piaster: hij bestaat wel, maar hij is volkomen overbodig.*

≡ Biljetten van tien piaster zijn tegenwoordig niets meer waard. Je hebt er dus niets aan.

Hoe zachtjes ik ook door de gang sluip, in de hoop dat niemand me zal zien of horen, op de een of andere manier gaat hun deur altijd open als ik langsloop. Het liefst zou ik op zulke momenten op de trapleuning gaan zitten en mezelf naar beneden laten glijden, maar dat kan natuurlijk niet, want ik ben tenslotte een gerespecteerde apothekeres. Wat zou ik moeten beginnen als iemand me zou betrappen?

Maar goed, op een dag gebeurde waar ik bang voor was. Ik zag Amani langsrennen, met Hind aan haar hand, en haar buik met baby Moe’min erin naar voren gestoken. Kennelijk lag de baby op zijn ruggetje en met gekruiste beentjes, want haar buik had een rare vorm.

“Lopen, Hind. Ik word gek van je!” zei ze tegen haar dochtertje. “Jij en je broer halen het bloed onder mijn nagels vandaan…Hé, Bride? Hoe gaat het met je, liefje?”

“Hallo, Amani, hoe gaat het met jou?”

“Hind maakt me knettergek en de baby wil er maar niet uit komen. Het lijkt wel een steen! Trouwens, over stenen gesproken, maak jij nog vorderingen?”

Ik slikte mijn verachting in, omdat het me op dat moment beter uitkwam. Bovendien had ik geen tijd voor lange gesprekken, dus zei ik: “Ik hoop voor je dat alles goed komt, Amani, maar mag ik er nu even langs?”

“Hé, wacht eens even…Als jij destijds niet zo koppig was geweest en Foefoe’s broer had geaccepteerd, dan had je er nu heel anders voor gestaan.”

“De dingen gaan zoals ze gaan, Amani. Wat doe je eraan?”

“Zoals je zegt, de dingen gaan zoals ze gaan en het kan nog best goed komen. Foefoe vertelde me pas over iemand…Helemaal jouw type.”

“Dat kan ik me niet voorstellen.”

“Meisje, wees toch niet zo pessimistisch. Hij heeft goede manieren en hij is heel gelovig en plichtsgetrouw. Foefoe was het er eerst niet mee eens, vanwege dat gedoe van de vorige keer, maar ik heb hem onder druk gezet.”

Ik keek naar haar enorme lichaam.

“Jij hebt hem onder druk gezet en hij leeft nog?”

“Hahahahaha. Nou, Bridejehebtwel gevoel voor humor, hoor! Is aanstaande donderdag oké? Dan kom ik met hem en zijn ouders bij jullie langs. Trek iets leuks aan, maar liever geen make-up, want zoals ik al zei is hij nogal gelovig.”

“Goed, maar dan mogen jullie je ook niet opmaken.”

“Wat? Oké, oké. Maar ik vind wel dat jij wat minder pietluttig moet zijn. We gunnen ze toch niet dat ze weer over je kunnen kletsen?”

“Weer? Hoe bedoel je?”

“Laat maar zitten. Hahaha. Mensen zijn nu eenmaal wreed.”

“Over wreed gesproken. Hoe gaat het eigenlijk met je moeder?”

“Heel goed. Ik moest je de groeten doen.”

“Doe haar de groeten terug, en ik hoop dat ze ooit krijgt wat ze verdient.”

“Nou, en ik hoop voor jou dat alles toch nog goed afloopt, liefje. O, en…kun jij Hind even voor me naar de voordeur dragen?”

Daar gaan we weer: voor wat hoort wat.

“Natuurlijk, Amani. En vergeet niet Foefoe de groeten te doen. En zeg tegen zijn broer dat ik hoop dat hij niet meer kwaad op me is.”

“Loeloe? Welnee, Loeloe is een schatje. Die heeft een hart van goud. Was je maar met hem getrouwd. Je had geen gelukkiger leven kunnen hebben.”

“Hoe is het eigenlijk met die zaak van die ongedekte cheques afgelopen?”

“Dat zal wel goed gaan, denk ik.”

“En die boete wegens dronkenschap?”

“God zal hem helpen.”

“En die ruzie die hij had uitgelokt?”

“Onze-Lieve-Heer zal hem wel vrijpleiten.”

“En dat proces dat zijn vrouw tegen hem heeft aangespannen?”

“God sta hem bij. Maar zal ik je eens iets zeggen? Als ze die scheiding erdoor krijgt, dan is de weg voor jullie weer vrij.”

“Denkje?”

“Natuurlijk, waarom niet?”

Dat was een goede vraag.

Door schade en schande wijs geworden, heb ik geleerd dat ik niet op basis van de informatie van bemiddelaars over een bruidegom moet oordelen. Tot nu toe heb ik van de meest onberispelijke bemiddelaars, zoals tante Bemoeial en uncle Disco, de meest ongeschikte bruidegoms toegeschoven gekregen. Spreek me niet tegen, Bride, zeggen ze dan. Je hebt toch niets te verliezen? Het kan toch nog lukken?

O, dorstige aaaaaarde, die we drenken met ons bloooooooed. We vergieten bloed, zweet en tranen, zodat je je met zegeningen zult vullen*

≡ Lied uit de film al-Ard (De aarde), waarin een boer weigert zijn land te verkopen aan de feodale machthebbers.

Dat lied speelde op de bewuste dag voortdurend door mijn hoofd. Een romantisch, gevoelig deuntje, maar tot mijn grote ergernis was ik de woorden vergeten. Ik probeerde me een van de sentimentele smartlappen van mijn favoriete zangeres Sjafieka te herinneren, maar helaas liet mijn geheugen me in de steek. Uiteindelijk werd het ‘Een minuut van rouw’. Het ritme maakte me rustig, en zo begon ik al neuriënd voorbereidingen te treffen voor de grote dag. Ik haalde al mijn kleren uit de kast, op zoek naar iets geschikts om aan te trekken. Ik ben geen hypocriet. Ik ben niet iemand die haar stijl verandert voor een man – dat zou misleiding, bedrog, opportunisme zijn – maar als ik nu iets neutraals zou kunnen vinden, dan zou het mes aan twee kanten snijden. Ik trok mijn rode pakje uit de kast. Afschuwelijk! Nee, dat kon echt niet! Bovendien bestond er een kans dat deze kandidaat, net zoals de eerste, een Zamalek-aanhanger was. Het aantal Zamalek-fans was de laatste tijd behoorlijk gestegen. Oké, dan misschien mijn fuchsiakleurige pakje. Nee, datwas het ook niet. Alleen vanwege die naam – fuchsia – zou ik volgens de islamitische wet al een straf verdienen. Oké, dan maar het gele pakje? Nee, geel was ordinair. Ik haalde het ene pakje na het andere tevoorschijn, maar geen van alle konden ze mijn goedkeuring wegdragen.

Uiteindelijk vond ik onder in de kast een wit geval met een klein werkje erin. Dat moest de klamboe van mijn grootmoeder zijn. Of was het de parachute waarmee mijn oom in de Oktoberoorlog uit een vliegtuig was gesprongen? Wie durft er te beweren dat er in de Oktoberoorlog geen parachutes waren? Denken jullie soms dat jullie het beter weten dan mijn oom? Hij heeft me zelf verteld dat hij op 6 oktober 1974 met een parachute in de Sinaï is gedropt.*

≡ De datum klopt niet, want de Oktoberoorlog vond plaats in 1973. Dit is een ironische verwijzing naar de vele sterke verhalen die over de oorlog de ronde doen.

En als hij zoiets zegt, moet ik hem wel geloven. Hij zal me toch niet zomaar wat wijsmaken? Even dacht ik vol trots aan mijn oom en zijn heldendaden. Er was zelfs een videospel van gemaakt, dat mijn vader en uncle Disco elke week speelden. Als ik die parachute hier en daar wat zou vermaken, zou het een uiterst geschikte outfit zijn, waarin ik me smetteloos wit aan de bruidegom zou kunnen tonen.*

≡ Wit staat symbool voor vroomheid.

In ieder geval was wit een neutrale kleur en de kans was groot dat dit avontuur goed zou aflopen, want mijn oom had me verteld dat de parachute geluk bracht. Volgens hem werd degene die hem droeg behoed voor het kwaad, zoals hijzelf destijds, toen hij precies boven de grens terecht was gekomen en vier Israëliërs hun geweren op hem hadden gericht. Tijdens de sprong had hij de kogels weten te ontwijken, tot hij veilig op het dak van hun huis in Cairo was geland.

Nadat ik mijn jurk had uitgekozen, wilde ik mijn beautycase pakken, maar ik trok snel mijn hand weer terug. Ik besloot Amani’s raad op te volgen en me niet op te maken. Ik kan je verzekeren dat dat geen gemakkelijke beslissing is voor iemand zoals ik, die nooit zonder make-up de deur uit gaat en, zoals ik jullie al vertelde, niet graag van stijl verandert. Maar nu hield ik mezelf voor dat één dag zonder make-up mijn huid goed zou doen.

Ik verliet mijn kamer om zoals altijd met de schoonmaak te beginnen. In de huiskamer trof ik papa aan, met in zijn ene hand een kopje thee en in zijn andere de krant.

“Goedemorgen.”

“Goedemorgen.”

“Staat er nog iets nieuws in de krant?”

“Jazeker…Verwacht u iemand?”

“Nee, niet echt.”

“Gaatudanweg?”

“Nee, ik ga schoonmaken met mama.”

“O, is uw moeder er ook?”

“Ja, waar zou ze anders zijn?”

“Denkt u nog lang bezig te zijn?”

“Papa, wat is er aan de hand? Ik hoop niet dat dit de eerste tekenen van alzheimer zijn.”

“‘Papa’ zegt u? Over welke papa hebt u het?” Hij kwam dichterbij en bekeek me nog eens aandachtig: “Wie bent u eigenlijk?”

“Papa, ikbenhet, Bride. Ken je me niet meer?”

“Bride, Bride? Ah, nu zie ik het, je bent Bride. Wat heb je jezelf toegetakeld! Heb je je wel opgemaakt? Je ziet er zo vreemd uit.”

“Maak je niet druk, papa. Ik ben alleen een nieuw merk aan het uitproberen.”

Het was maar goed dat de bruidegom me vóór deze ontmoeting nog nooit had gezien. En nu maar hopen dat Amani en Foefoe hun mond zouden houden.

Na de schoonmaakbeurt en nadat ik het hoogstnoodzakelijke aan de heldenparachute had versteld, werd er aangebeld. Papa deed de deur open en zag een aantal mensen staan die hij niet herkende. Pas na de nodige protesten en overredingspogingen wilde hij eindelijk aannemen dat twee van hen Amani en Foefoe waren. “Ik begrijp niet waarom iedereen er ineens zo anders uitziet,” zei hij hoofdschuddend. “Ik denk dat mijn bril aan vervanging toe is.”

Ik kwam met de gebruikelijke schaal met gebakjes de salon binnen en ging discreet naar de gasten zitten kijken. Waren dat Amani en Foefoe? Om je de waarheid te zeggen herkende ik ze alleen aan hun kleren. Zij waren ook wel verbaasd om mij te zien, maar ik stond werkelijk perplex. Vooral Foefoe zag er raar uit. Mijn god, hij leek wel een halve man! Je zag zelfs het begin van een snorretje dat ijverig probeerde zichzelf te bewijzen, al was het op de verkeerde plek. Tussen Foefoe en Amani zat de kleine Hind, die haar ogen in paniek tussen haar vader en haar moeder heen en weer liet gaan, als een pinguïn die op de Zuidpool is ingeslapen en in Benha wakker is geworden. Die dacht vast dat ze ontvoerd was of zo. Wat had ik met dat arme mormeltje te doen!

Maar ik dwaal af. Ik boog dus mijn hoofd en keek naar de grond. Ik had er wel drie uur op geoefend, want normaal gesproken buig ik mijn hoofd voor niemand, ten eerste omdat ik nog nooit op een politiebureau ben geweest (en alleen daar word je geacht naar de grond te kijken), en ten tweede omdat ik degene tegen wie ik praat recht in de ogen wil zien. Bovendien houd ik er niet van om mijn stijl te veranderen. Alhoewel…Ik moet toegeven dat ik al langer de wens koesterde om de kleur van ons tapijt eens wat nader te bestuderen. Het is ook zo’n prachtig tapijt, mensen! Er zit blauw in, en rood…en kijk daar: BS 48! Nee, dat was geen postcode, maar het waren de bruine sandalen maat 48 van de bruidegom.

Oei! Dat kwam hard aan! Was ik echt bereid om met een man te trouwen die sandalen droeg in plaats van schoenen? Was ik al zo diep gezonken?

Maar ach, wat maakte het eigenlijk uit? Ik hoefde ze toch niet te dragen? In dit stadium was ik bereid om met om het even welk meercellig wezen in het huwelijk te treden, als hij me maar weghaalde uit de huwelijksvitrine. Die sandalen zou ik wel overleven. Die konden we te zijner tijd nog wel vervangen. Geen probleem. Ze zeiden dan wel dat de kleren de man maken, maar dat was een ouderwetse opvatting waar ik geen rekening mee kon houden, vooral niet in moeilijke tijden als deze, waarin alles zo snel veranderde.

Langzaam liet ik mijn blik omhooggaan. En nog hoger, en nog hoger. Goed zo, hij droeg een pak en een stropdas. Maar waar was zijn hoofd? Waar zat het hoofd? Ik ben bereid veel concessies te doen, maar trouwen met een man zonder hoofd…! Pas toen ik heel, heel goed keek, zag ik plotseling iets heen en weer schieten…Ja hoor…het waren ogen! Waren mensenogen echt in staat zo snel te bewegen? Maar waar was de rest? Waar waren de mond en de neus gebleven? Ik zag ze niet. Ik zag slechts een grote, harige bal en twee ogen. Overal groeide haar – op zijn slapen, zijn kin en zijn bovenlip – alsof zijn hoofd in een dik, harig verband was gewikkeld. Hij deed me denken aan de holbewoners uit de geschiedenisboekjes. Ik stelde me voor dat hij elk moment kon opspringen om me van de stoel te trekken en naar zijn hol te slepen.

Zo is het genoeg, Bride! Hou je mond en kalmeer een beetje. Dat zou toch al te gek zijn, dat je door een paar haren je huwelijk zou laten bederven? Gebruik je verstand. Wat is er trouwens mis met veel haar? Liever dat dan het omgekeerde. Hoho…Nu niet sarcastisch worden. Kijk liever eens naar Amani. Die offert zich pas op voor de nieuwe generatie. Die heeft haar hele ziel en zaligheid opgegeven om een kinderfokkerij te beginnen.

Naast de bruidegom zaten zijn twee zussen. De een moest voortdurend lachen, zodat het leek alsof ze een en al gebit was. De ander was kennelijk tegen haar zin meegekomen. Ze keek me woedend aan, alsof ze net een exorbitant hoge elektriciteitsrekening van me had ontvangen. Ik ken dat type wel. Of ze was zelf nog niet getrouwd en vatte elk huwelijk dat op deze aarde werd gesloten op als een persoonlijke belediging (ze deed me trouwens aan iemand denken, maar ik kon er niet op komen wie), óf ze had een slecht huwelijk en wilde niet dat haar broer een andere vrouw gelukkig maakte. Maar wat had ik daarmee te maken? Ik kon niet toestaan dat ook maar iets mijn huwelijk in de weg zou staan.

Genoeg hierover. Laat de schepping maar aan de Schepper over, Bride.

Inmiddels had de bruidegom het woord genomen. Zo te horen kwam zijn stem ergens uit het midden van de onderste helft van zijn gezicht.

De bruidegom: “Meneer…Wij zijn mensen die graag door de voordeur binnenkomen. We hebben van Abd al-Fattaah veel goede verhalen over u gehoord.”

Papa: “Van wie?”

De bruidegom: “Van Abd al-Fattaah.”

Papa: “Wie is Abd al-Fattaah?”

“Die daar,” zei de bruidegom en wees naar Foefoe, die op zijn beurt achter zich keek.

Foefoe: “Wie? O, je bedoelt mij!”

De bruidegom: “We kennen hem niet rechtstreeks, maar zijn vriend Imaad is mijn neef en die hoorde hem hoog van u opgeven. Ik persoonlijk ben bereid op al uw verzoeken in te gaan.”

Mama onderbrak hem: “Wilt u haar niet eerst beter leren kennen?”

“Waaaaaat?” riep het olijke tweetal als uit één mond, terwijl ze zich zo hard op hun borst sloegen, dat hun botten bijna braken.

Mama: “I…Ik bedoel dus om kennis te maken en zo.”

De bruidegom: “Mevrouw, dat soort dingen doen wij niet. Het gaat ons vooral om de afkomst.”

Die woorden stemden me optimistisch. Geen eindeloze zittingen vol loze beloften, waarin ik urenlang met gebogen hoofd als een blinde naar de grond moest staren. Misschien zou dit eindelijk werken.

Mama: “Toch wil ik graag wat meer van u weten. Wij zijn namelijk niet zo van strikte regels.”

De bruidegom: “Wie wel?”

Mama: “Wat betreft haar werk…”

De bruidegom: “Ze heeft een respectabel beroep. Daar heb ik geen problemen mee.”

Respectabel? Goh, dat wist ik niet.

Mama: “En mag ze haar familie bezoeken?”

De bruidegom: “Natuurlijk, dat is de navelstreng van het leven.”

Mama: “En mag ze uit?”

De bruidegom: “Vanzelfsprekend. Ik houd zelf ook van uitgaan, als het maar naar fatsoenlijke gelegenheden is.”

Mama: “En televisie en internet?”

De bruidegom: “Als ik kan vertrouwen op haar gezonde verstand, waarover ik veel goeds heb gehoord, dan ga ik ervan uit dat ze de juiste keuzes maakt.”

Jongens, is het niet geweldig? Dit is wat je noemt een full option bruidegom!

Mama: “Goed, en hoe zit het met het materiële aspect?”

De bruidegom: “Gelukkig beschik ik over een ruim, volledig ingericht vierkamerappartement, met een grote hal.”

Mama: “Dat is heel mooi. Dus als er, met Gods welnemen, een overeenstemmmg wordt bereikt, dan hoeven we alleen nog maar wat kleine aankopen te doen.”

De bruidegom: “Wat mij betreft worden we het eens en komen we snel tot overeenstemming.” (Jongens toch, wat een zelfvertrouwen!) “En er hoeven geen aankopen meer gedaan te worden.”

Mama: “Maar de meubels en het keukengerei dan?”

De bruidegom: “Zelfs die niet. Alles is aanwezig in het appartement.”

Papa: “Ophouden nu, Oemm Bride. Het is duidelijk dat meneer alles nieuw heeft aangeschaft. Wat willen we nog meer? Als we tot een overeenstemming zijn gekomen…”

De bruidegom: “Wat mij betreft is dat wel in orde.” (Wat een onwankelbaar zelfvertrouwen!) “Maar ik moet wel bekennen dat het keukengerei niet meer helemaal nieuw is.”

Mama begon alweer te pruttelen.

Papa: “Dat lijkt me normaal. U leefde tot nu toe natuurlijk als een vrijgezel, die genoegen nam met het hoognodige.”

Debruidegom: “Nee, zo zit het niet…”

Papa: “Hoe zit het dan? Hebt u alles tweedehands gekocht?”

De bruidegom: “Nee, nee…God verhoede! Zoiets zou ik een fatsoenlijk meisje nooit aandoen.”

Papa: “Maar wat steekt er dan achter?”

Op dat moment hoorden we het alarm van een auto afgaan.

De bruidegom: “Dat zal de mijne wel zijn. Mag ik even naar het balkon om het alarm uit te zetten?”

Papa: “Ja, natuurlijk, ga uw gang.”

De bruidegom liep naar het balkon en papa snelde achter hem aan, gevolgd door Foefoe, Amani en Hind. Iedereen wilde weten wat voor auto hij had. Mama stond op om iets te drinken te halen, zodat ik en zijn twee zussen alleen in de salon achterbleven.

Op slag verdween de grijns van het gezicht van de eerste en ze keek me nu net zo chagrijnig aan als de ander. Ik kromp angstig ineen, alsof ze me elk moment bij mijn lurven kon pakken (ik weet niet precies wat ‘lurven’ zijn, alleen dat je erbij gepakt kunt worden). Ze stonden op, liepen in mijn richting…o, moedertje lief!…en namen aan weerskanten plaats. Zoals ze daar zaten, deden ze me denken aan de twee leeuwen op de Kasr an-Niel brug in Cairo. Ze bogen zich allebei naar me over en eigenden zich ieder een oor toe. Even leek het erop alsof van plan waren in mijn oren te gaan bijten, maar nee, ze begonnen er heel zachtjes in te fluisteren.

De eerste: “Als ik jou was, zou ik niet met hem trouwen.”

De tweede: “Je zou je totaal niet op je gemak voelen. Geloof me, wij hebben het beste met je voor.”

De eerste: “Jullie passen niet bij elkaar.”

De tweede: “Bovendien kunnen we niet toestaan dat hij met een dokter trouwt.”

De eerste: “Of wil je de dure madam komen uithangen?”

Ik: “Ik ben helemaal geen dure madam.”

De eerste weer: “Sssst, niet zo schreeuwen.”

De tweede: “Als je goed nadenkt, dan weet je heus wel wat goed voor je is.”

De anderen waren nog niet binnen, of de beide vrouwen hielden op met fluisteren en begonnen me kusjes te geven en te knuffelen.

De eerste: “O schatje, wat ben je lief!”

De tweede: “Wat zul jij een geweldige bruid worden!”

De eerste: “We zullen je op handen dragen.”

Die laatste opmerking beviel mama niet. Kennelijk had ze intuïtief aangevoeld dat ze me moest komen redden.

Mama: “Wat hoor ik nu, meneer? Woont u nog bij uw ouders?”

De bruidegom: “Nee, hoor. Ik woon heel ergens anders. Ik weet dat dit voor veel mensen gevoelig ligt…”

Papa: “En wat dan nog als dat appartement zich in het ouderlijk huis bevindt, Oemm Bride? Het is duidelijk dat deze man uit een goede en gerespecteerde familie komt. Dat kun je zo aan die twee jongedames hier zien.”

De bruidegom: “Jongedames, jongedames? Ze hebben allebei drie kinderen, hoor!”

Papa: “O, excuses, meneer, ik bedoelde de dames. Ik hoop hen natuurlijk op den duur beter te leren kennen.”

De eerste: “Dat spreekt voor zich, we gaan toch met uw dochter in hetzelfde appartement wonen?”

Mama: “Waaaaaat? Hoe bedoelt u? Zonet zei u nog dat uw appartement een eind van uw ouderlijk huis stond. Hoe kan het dan dat uw zussen bij u inwonen?”

De bruidegom: “O, dacht u dat dit mijn zussen waren?”

Wij met z’n allen: “Is dat dan niet zo?”

De bruidegom: “Nee. Dit is Tahani, mijn eerste vrouw. En dat is Amal, mijn tweede vrouw. Ik hou me keurig aan de wet. Ik zou nooit met iemand kunnen trouwen zonder dat zij het er allebei mee eens zijn. Ik doe dus niets illegaals.”

Kunnen jullie je indenken wat de Titanic gevoeld moet hebben toen die tegen die ijsberg op botste? Nee, natuurlijk kunnen jullie dat niet, want jullie zullen je meteen afvragen of de Titanic wel gevoel heeft. Maar probeer je er toch eens een voorstelling van te maken. Ook wij waren niet meer in staat om te gillen of te protesteren. We waren zelfs niet bij machte om nog iemand van de trap te werken.

Papa: “Wegwezen, jongeman. Weg jij. Wij hebben hier geen huwbare meisjes.”

De eerste: “Dan wordt er dus niet getrouwd?”

Papa: “Nee!”

De tweede: “Zeker weten?”

Papa: “Ik zei toch dat er niets van in komt?”

“Lulululululululululululululullu,” jubelde het tweetal als uit één mond.

Dat was voor het eerst dat er feestgejubel uit onze nederige zitkamer klonk.