Hij houdt van me, hij houdt niet van me

Bij dit onderwerp voel ik me altijd ongemakkelijk.

Nee, het gaat deze keer niet om een bruidegom. Ik heb besloten even een time-out te nemen. Zoals jullie weten beloofde de laatste bruidegom niet veel goeds, en daarom heb ik besloten om een korte pauze te nemen, zodat jullie straks niet in de krant hoeven te lezen dat ik me van een flatgebouw heb gegooid of zoiets.

Allereerst moeten jullie weten dat apothekers anders zijn dan andere mensen. In ons jaar had je geen officiële couples of stelletjes. Op onze overbezette faculteit was de romantiek ver te zoeken. De jongens gebruikten zelfs fysiek geweld om vóór de meisjes de trap te bereiken, en als je in het praktijklokaal even de andere kant opkeek, dan kon het gebeuren dat de eerste de beste zogenaamd politiek bewuste medestudentje stoel had ingepikt en je spullen op de grond had gegooid, omdat hij had besloten het principe van gelijkberechtiging toe te passen.

In de drie lichtingen waar wij contact mee hadden (onze eigen lichting en die voor en na ons) zaten zegge en schrijve zes stelletjes. Ons groepje (waarvan ik optrad als het geweten, waar ik overigens niet trots op ben) had besloten volledig male-free te blijven, zoals we dat noemden in navolging van mijn moeders adviezen die ik kritiekloos had overgenomen.

Oelah, wat deed je daar?

Niks. Samih wilde mijn collegedictaten even inzien.”

Ja, vast! Ben je soms niet goed wijs?

Hoezo? Wat is het probleem?

Weet je dan niet wat er in dat schrift zit?

Collegedictaten, zou ik zeggen. Wat zou er anders in moeten zitten?

Lege bladzijden, mevrouw, lege bladzijden!

Nou en?

Lege bladzijden lenen zich bij uitstek voor het schrijven van brieven. Binnenkort zal die Samih een briefje voor je achterlaten, daarna schrijft hij een gedicht voor je, en voordat je het weet stelt hij voorom een oerfi huwelijk* te sluiten.”

≡ Traditioneel huwelijk, waartoe sommige jongeren hun toevlucht nemen om de strenge regels met betrekking tot seks voor het huwelijk te omzeilen.

O ja? Dat had ik me helemaal niet gerealiseerd.”

Ga dat schrift maar snel terughalen.”

Oelah rent naar de jongen toe, die met een paar vrienden staat te praten, en zegt tegen hem, terwijl ze het schrift uit zijn handen grist: “Geef hier, denk je soms dat ik achterlijk ben? Ik ben niet van dat soort, jongeman!

Voor de jongen is de ramp niet te overzien. Of hij nu alleen wat wilde flirten, of misschien iets serieuzers voor ogen had, door zijn gedrag heeft hij een boycot van minstens de helft van alle groepjes over zich afgeroepen.

Ik kijk Oelah triomfantelijk aan en zeg: “Zo! Wat denkt hij wel niet van ons? Ons groepje zal altijd male-free blijven, want fatsoen gaat boven alles.”

Een keer zat ik met Abier in de microbiology section. Naast haar zat Oemar Mamdoeh, de enige student in ons jaar die misschien nog een fatsoenlijk mens zou kunnen worden. Hij draaide zich naar haar toe en vroeg: “Moet je het preparaat eerst verhitten, of kun je meteen de tinctuur toevoegen?”

Ik zag hoe ze haar mond al opendeed om antwoord te geven, toen ze plotseling merkte dat ik haar vanuit mijn ooghoeken zat te observeren. Geschrokken staarde ze me aan. Toen keek ze weer naar Oemar…De paniek stond in haar ogen te lezen. Ze probeerde opnieuw haar mond te openen, maar ik bleef onverstoorbaar toekijken. Hoe meer ze haar best deed om iets te zeggen, hoe doordringender ik keek, tot ze in huilen uitbarstte, het preparaat op de bench gooide en snikkend het laboratorium uit rende.

Petje af, hoor! Zo goed zijn we dus opgevoed. Ze voelde zich zo schuldig, dat ze in huilen uitbarstte, alleen omdat het één seconde in haar was opgekomen om hem te antwoorden. Bravo, Abier, bravo!

Oemar keek mij aan en vroeg: “Waarom moet ze zo huilen?”

Ik wendde meteen mijn gezicht af. Verbeeldde hij zich soms dat ik wel met hem zou praten? Zover was het dus al gekomen.

Ikzelf had niemand nodig om me in de gaten te houden. Bij mij kon je ervan op aan dat ik iedereen die het waagde me aan te spreken onmiddellijk de mond snoerde.

Dokter?

Ja?”

Mag ik u iets vragen?

Heeft het iets te maken met farmacologie?

Nee.”

Met organische chemie dan?

Nee.”

Met chemische biologie?

Nee.”

Met toxicologie?

Nee.”

Sorry, dan valt er niets tussen ons te zeggen.”

Ongenaakbaar en met trots opgeheven hoofd loop ik weg en laat hem met open mond achter. Hij lijkt precies op onze huismeester Abd Rabboeh, als die naar een Koreaanse tv-serie zitte kijken.

Zo ging het vijf studiejaren lang. We voelden ons veilig en waren volkomen tevreden met onszelf. Kortom, er was geen wolkje aan de lucht, totdat we hoorden dat twee van de zes stelletjes zich hadden verloofd.

Fatima behoorde ook tot ons groepje. In die dagen was ze een zenuwinstorting nabij. Ze was een zwaar geval. Ze was zo jaloers dat ze de hele dag op haar nagels zat te bijten en pas tot rust kwam als ze hoorde dat een van de stelletjes uit elkaar was gegaan, of dat de vader van een meisje volledig uit zijn dak was gegaan nadat hij erachter was gekomen dat zijn dochter al vijf jaar een relatie had en dat zij en haar vriendje zelfs samen een jaar hadden gedoubleerd.

Jarenlang heb ik naar Arabische films gekeken waarin steevast een groepje van drie meisjes een groepje van drie jongens ontmoet. Ze worden verliefd op elkaar en uiteindelijk trouwen de drie stelletjes. Ik heb dat altijd onzin gevonden en mezelf afgevraagd of die lui geen opvoeding hadden gehad. Waar kwam dat onbehoorlijke gedrag anders vandaan?

Je had ook van die films of toneelstukken waarin studenten jonge meisjes overhaalden om een oerfi huwelijk te sluiten en hun vervolgens de bons gaven. Dan wist ik dat ik gelijk had en bleef nog hardnekkiger bij mijn principes.

Nadat we waren afgestudeerd begon het drama van de ‘salonhuwelijken’. Als de ene bruidegom vertrok, kwam de volgende alweer binnen. En soms vertrokken ze zonder dat zich eenvolgende had aangediend. Zo begon de beproeving, waaronder ik nog steeds gebukt ga, zelfs nu ik deze regels schrijf.

Op een keer zaten tante Fadia en ik bij ons thuis te praten. “Als je met een van je medestudenten op de faculteit was getrouwd, dan waren we nu van al die ellende af geweest,” zei ze.

Ojaaaaaaaaaaaaa?

Ik sprong op, als door een wesp gestoken: “Wat bedoel je daar precies mee?”

“Ik bedoel dat er veel meisjes zijn die met medestudenten trouwen. Dus dat ze verliefd worden en zo…”

“Verliefd op wat? Op elkaar? Hoe kom je daar nou bij? Dat is toch ontzettend onbeschaafd? En bovendien: hoe weet ik wat zo’n jongen echt van me wil?”

“Gewoon, als hij rechtdoorzee is en er niet omheen draait, hebben we ons doel bereikt en zijn we van alle ellende af.”

Als, als, als…!

Iedereen kent die onnozele oude zwart-witfilms wel, waarin de held vijfentwintig jaar lang aan amnesie heeft geleden en dan over een bananenschil uitglijdt en tegen een lantaarnpaal op botst, waardoor hij zijn geheugen weer terugkrijgt. Meestal krijg je dan een scène waarin zijn leven als een film aan zijn ogen voorbijtrekt – je weet wel, met van die cirkels die om elkaar heen draaien. Ik had het gevoel dat ik in precies zo’n scène zat!

Ik keek mijn tante verdwaasd aan en gaf geen antwoord.

Waren dan alle denkbeelden die onze ouders ons hadden bijgebracht fout geweest? En hoe zat het met de films van Soe’aad Hoesni en Hasan Joesoef? Deugden die ook niet meer?

Kwam het doordat onze maatschappij twee gezichten had, of kwam het door de manier waarop we waren opgevoed?

Had ik gelijk, of maakte ik alles veel te gecompliceerd?