De vierde

Neem een blanco vel voor je en pak je pen, want ik wil je een belangrijke vraag stellen: “Noem vijf overeenkomsten tussen tante Sjoekriyya en Al-Qaida.”

Wat? Geven jullie het nu al op? Oké, hier zijn de opvallendste overeenkomsten die ik heb gevonden.

Ten eerste: of je het nu met ze eens bent of niet (met Al-Qaida zou je het trouwens nog eens kunnen zijn, maar met tante Bemoeial is dat uitgesloten), het is een onomstotelijk feit dat ze allebei ontploffingen veroorzaken, vernielingen aanrichten en in de meeste gevallen een bloedbad achterlaten.

Ten tweede: voor zowel de een als de ander kun je je een maand, twee maanden, drie maanden en misschien wel een jaar verstoppen, maar uiteindelijk duiken ze altijd weer op, met nog zwaarder geschut dan daarvoor.

Ten derde: alle twee zijn ze het onderwerp van complottheorieën. Soms denken we dat Al-Qaida een Amerikaanse uitvinding is en soms vermoeden we dat tante Bemoeial al die ellende aanricht omdat ze vroeger een oogje op papa heeft gehad en nu haar kans grijpt om wraak te nemen en hem een hoge bloeddruk te bezorgen.

Ten vierde en ten vijfde: bedenk dat zelf maar, ik kom er even niet meer op.

Ik zit op de Moekattam-berg en tegenover me zit Kariem Moetasjahtaf, de heroemde acteur. Zijn ogen zijn rood van het huilen en hij zegt: “Ik smeek het je, Bride, je moet met me trouwen. Ik kan niet meer zonder je leven.”

Ik weet niet wat ik tegen je moet zeggen, Kariem. De zaak ligt niet in mijn handen.”

Oké, maar ik hegrijp niet waarom je vader zo’n hekel aan me heeft.”

Wat kan ik eraan doen, Kariem? Ik heb het geprobeerd, ik heb het echt geprobeerd, maar het is hopeloos.”

Laat mij dan een keer met hem praten. Ik weet zeker dat ik hem kan overtuigen.”

Hoe wil je dat dan doen, Kariem? Je weet toch dat mijn vader er niets van begrijpt’?

Oké, maar ik kan er toch ook niets aan doen dat je vader heeft gezien hoe ik Minna in haar rode nachthemd* omhelsde?

≡ Populaire Egyptische actrice. Een rood nachthemd geldt als extra verleidelijk.

Nou, papa is niet de enige, heel Egypte heeft je gezien!

Dat is waar, maar wat kan ik eraan doen?

Er is maar één oplossing.”

En dat is?

Dat je Minna voortaan thuis laat.”

Ineens begint de Moekattam te schudden.

Bride, o, Bride…

Ja, Kariem, hier ben ik.”

“Over welke Kariem heb je het in godsnaam? Toch niet weer die vervloekte Kariem Abd al-Aziez? Die man maakt je nog eens stapelgek!”

“Wie staat daar zo aan de berg te schudden?”

“Welke berg? Kom, word wakker, ik ben het, mama! Kom, sta op meisje. Tante Bemoei…Sjoekriyya is hier. Ze moet je nodig spreken.”

Ineens was ik klaarwakker.

“Moet ik alleen voor tante Bemoeial van de Moekattam komen en Kariem achterlaten?”

“Maar meisje toch, wat ben jij onbeleefd. Sta op, kleed je aan, gooi een plens water in je gezicht en kom gedag zeggen.”

O Veroveraar, O Alwetende, Edelmoedige God die ons in alles voorziet, ik kom al.

Toen ik binnenkwam, zat tante Bemoeial in onze bescheiden salon op me te wachten, alsof ze wortel had geschoten.

“Hoe gaat het met u, tante?”

“Hallo, schoonheid. Ik zal er niet te veel woorden aan vuilmaken, Bride, maar ik heb nu toch iets voor je gevonden!”

“Jaja, ik weet het al. Een man die alles begrijpt, met een vader die zijn zoon in zijn eentje op de wereld heeft gezet.”

“Wat zeg je nu weer allemaal, Bride. Ik meen het serieus. Het is echt een hele knappe jongen, daar lopen er geen twee van rond!”

“Sinds die jongen van de Generatie van de Toekomst heb ik mijn bekomst van mooie mannen.”

“Hou op! Wat zeg je nou toch allemaal, liefje? Wat is dat nou weer, de Generatie van de Toekomst? Ben je nog niet helemaal wakker of zo?” (Dat was mama, met op elkaar geklemde kaken.)

“Het spijt me, ik ben inderdaad nog niet helemaal wakker. Vertel me eens, tante, hoe oud is hij?”

“Tweeëndertig.”

“En waar woont hij?”

“In Doebai, schatje. Het land van de shopping centers.”

“En waar gaat hij na zijn huwelijk wonen?”

“Ook in Doebai.”

“Oké, en wat voor werk doet hij daar?”

“Vroeger was hij sportassistent, maar omdat hij zo begaafd was, hebben ze hem aangeboden om civiele techniek aan de universiteit te gaan studeren.”

“Meen je dat? Hoe zit dat dan? Mama, hoelang heb ik geslapen? Kan de wereld in één uur zo veranderen?”

“Liefje, ik vertel je alleen wat ze mij hebben gezegd. Als jullie met elkaar kennismaken, kun je hem vragen wat je wilt. Hij komt morgenavond om zeven uur. Deze keer ben ik echt optimistisch, lieve Bride, lieve kind. Je weet toch dat ik net zo veel van jou houd als van mijn eigen dochter Sawsan?”

“Als dat zo is, waarom stel je die bruidegoms dan niet aan Sawsan voor, tante?”

“Haha, die is goed…Dan zie ik je dus morgen om zeven uur, Bride. Wel klaarzitten, hoor!”

Ik had het daarnet toch al over complottheorieën?

Toen tante Bemoeial was vertrokken, begon ik een liedje te zingen en mijn moeder neuriede zachtjes mee: “Ik voel de ramp al naderen, o hemeltje, hemeltjelief!”

De volgende dag leek de klok trager te tikken dan anders, in tegenstelling tot mijn hart, dat zo snel klopte dat mijn hele bestaan op losse schroeven stond. De ontmoeting – mijn ontmoeting met het geluk – was nabij. Ik had lang moeten wachten, maar nu werd mijn geduld eindelijk beloond. Ik zou mijn eerste stappen zetten in dat nieuwe koninkrijk waarin geen ruimte was voor verdriet of tranen. Ik had al genoeg uit de beker van de wanhoop gedronken. Nu was alleen de beker van het geluk nog over, waarmee ik tot het einde der dagen mijn dorst zou kunnen lessen.

Stoooooop!

Gelovenjullie die onzin allemaal?

We zaten die avond om zeven uur klaar, na de gebruikelijke schoonmaakbeurt. Of we lang hebben gewacht? Het werd half acht, acht uur, half negen, negen uur, tien voor half tien…

Papa had het inmiddels op zijn heupen gekregen en zat woedend te knarsetanden – dat is zijn favoriete bezigheid, vooral als er een bruidegom op komst is. De tanden van die man baren me grote zorgen, en het is nog allemaal mijn schuld ook.

Toen hij maar niet ophield met puffen en steunen, nam mama hem mee naar de gang, waar ik ze afwisselend hoorde ruziën en fluisteren (waarschijnlijk om mijn gevoelens niet te kwetsen).

Klootz…die je bent, waarom ben je zo laat, zei ik in gedachten tegen de bruidegom. Waarom heb je me in deze situatie gebracht? Als we voor elkaar bestemd zijn en het lot beschikt dat we samen door het leven zullen gaan, zweer ik bij het gebit van mijn vader dat jij en je familie hiervoor zullen boeten.

Uiteindelijk…werd er om negen uur en vierenveertig minuten aangebeld. Ik vreesde dat papa het er niet bij zou laten zitten en de bruidegom uit pure woede voor de deur zou laten staan. Maar toen mama een meewarig gezicht trok, waarmee ze hem te kennen wilde geven dat ze me dit echt niet konden aandoen, lieten zijn vaderlijke gevoelens en zijn goeiige natuur zich gelden en stond hij zuchtend op om de deur open te doen. Ze kwamen na elkaar binnen: eerst tante Sjoekriyya, gekleed in een wanstaltige jurk, gevolgd door eenmenselijk wezen met maar liefst tweeëndertig tanden.

Mijn god, wat een tanden! Dit was de breedste glimlach die ik ooit in mijn leven had gezien! Ik was er buitengewoon mee ingenomen, maar papa werd juist steeds woedender. Te laat komen en dan nog lachen ook! Hij fronste geërgerd zijn voorhoofd, maar toen mama sussend haar rechterhand op zijn linkerarm legde, berustte hij zuchtend in zijn lot. (Wat een schitterend woordhè, ‘berusten’?)

We namen plaats in de salon en spraken over van alles en nog wat, behalve over trouwen. Het was tenslotte maar een kennismakingsbezoek, meer niet.

De knappe bruidegom – ja, hij was echt knap – antwoordde op alle vragen met een brede grijns of een schaterende lach. Dan sperde hij zijn mond zo wijd open dat je zijn slokdarm en zijn amandelen kon zien zitten, en als je goed keek kon je misschien zelfs zijn dikke darm zien. Maar hij had een vrolijke uitstraling en een vriendelijk gezicht. Dat was dus wel in orde.

Na enige tijd werd de zitting opgeheven.

Maar hoe moest het nu verder?

Dit was trouwens de eerste bruidegom die niet met lege handen was binnengekomen. Hij had een klein pakje meegebracht en vanaf het eerste moment wilde ik weten wat erin zat.

Toen hij samen met tante Sjoekriyya was vertrokken, gingen papa, mama en ik bij het pakje staan en begonnen er omheen te draaien. Niemand durfde er een vinger naar uit te steken. We leken wel een stel FBI-agenten, die hun twijfels hadden over de tas van een passagier uit Tora Bora. Toen ik mijn nieuwsgierigheid niet meer kon bedwingen, maakte ik het pakketje open.

En wat trof ik aan?

Geduld, geduld. Dat vertel ik na afloop van dit avontuur.

Papa keek me aan en zei: “Wat is dat nou?”

“Ik heb geen idee, papa.”

Mama zei tegen hem: “Hoe moeten wij dat nu weten? Wat weten wij nou van de cadeautjes die bruidegoms bij dit soort gelegenheden meebrengen, Aboe Bride?* Misschien is het wel heel modern om zoiets te doen.”

≡ In de Arabische wereld worden vaders genoemd naar hun oudste zoon of dochter. Aboe in combinatie met een eigen naam betekent ‘vader van…’. Aboe Bride is dus letterlijk ‘vader van Bride’.

Papa keek ons even aan en wierp een blik op het pakje, waarna hij zuchtend zijn schouders ophaalde.

“De volgende keer misschien…”

Jullie zullen je zeker wel afvragen waarom we tijdens de eerste kennismaking geen spijkers met koppen hebben geslagen. Ik zal het jullie vertellen, mensen. Tot nu toe waren alle huwelijkskandidaten al na de eerste keer afgedropen. De mensen begonnen er zelfs over te kletsen. “Er is zeker iets mis met Bride, dat ze allemaal na de eerste keer al wegblijven,” zeiden ze.

Dus hebben we besloten om er voortaan twee zittingen van te maken, zodat ze in ieder geval nog één keer terug moesten komen. Op die manier konden we de mensen er misschien van overtuigen dat we nog niet tot een overeenstemming waren gekomen, of dat wij degenen waren die de kandidaat hadden weggestuurd.

Een domme actie? Ja, inderdaad een domme actie, maar wat doe je eraan? We hebben een spreekwoord dat luidt: “Als je in een land komt waar ze koeien aanbidden, pluk dan wat gras en voer ze.” (Dat spreekwoord gebruiken ze alleen bij ons. Ik heb het van tante Sjoekriyya geleerd.)

Het eerste bezoek was dus, afgezien van dat te laat komen, zonder al te grote schade verlopen.

Dan nu de tweede afspraak…Ik zal jullie bekennen dat we niet om zeven uur klaarzaten, zoals de vorige keer, want inmiddels wisten we dat de bruidegom de tijd van Doebai aanhield. Dus gingen we pas om negen uur zitten wachten. Mensen zijn flexibel.

De bel ging en opnieuw kwam het tweetal achter elkaar binnen. Hetzelfde tafereel als de eerste keer, maar deze keer zag tante Sjoekriyya eruit als een slagschip. Mijn ogen gingen meteen naar de handen van de bruidegom, in de hoop dat hij weer iets had meegebracht. Helaas werd ik teleurgesteld.

De bruidegom ging breed glimlachend zitten en mijn vader vroeg, eveneens glimlachend: “Hoe gaat het, mijnjongen?”

De bruidegom: “Prima hoor, dank u, meneer. Hahaha.”

En mama zei met een stralende lach: “Je had de vorige keer niet al die moeite hoeven doen om iets mee te nemen.”

De bruidegom: “Hahaha. Dat was toch niets bijzonders, tante? Iets van bij ons.”

Mama: “Van bij jullie? Kun je dat soort dingen in Doebai krijgen?”

De bruidegom: “Doebai? Waar heeft u het over, tante? Of bedoelt u soms Riaad?”

Mama: “Riaad?”

We staarden allemaal naar tante Sjoekriyya, die steeds benauwder ging kijken en uiteindelijk met een nerveus lachje opmerkte: “Mijn oren zijn niet meer wat ze geweest zijn. Dat zal de leeftijd wel wezen. Het spijt me.”

We keken weer naar de bruidegom, die nog steeds die brede grijns om zijn mond had.

Papa: “Dus je woont in Riaad?”

De bruidegom: “Ja, ik woon en werk daar.”

Papa: “En vind je het prettig daar?”

De bruidegom: “Heel prettig.”

Papa: “En heb je een goede verstandhouding met de Saoedi’s?”

De bruidegom: “Saoedi’s, Saoedi’s, wat voor Saoedi’s bedoelt u, meneer? Ik ken geen Saoedi’s.”

Papa: “Hoe kan dat nou? Hoe kun je nou in Saoedi-Arabië wonen en geen Saoedi’s kennen?”

De bruidegom: “Hahaha! Saoedi-Arabië? Watbedoelt u, meneer?”

Op dat moment pakte tante Bemoeial haar tas en zei: “Ik laat jullie alleen, nu jullie aan elkaar gewend zijn. Hou me op de hoogte.”

Deze keer was het mama die protesteerde: “Wacht eens even, Sjoekriyya. Ga zitten. Waar wil je naartoe? Blijf nog maar even, tot we erachter zijn hoe het zit.” Ze wendde zich weer tot de bruidegom en vroeg: “Wat zei je, beste jongen? Je woont dus in Riaad, maar je kent geen Saoedi’s?”

De bruidegom: “Ja, mevrouw. Hoe zou ik die moeten kennen?”

Mama: “Maar jongen toch, Riaad ligt toch in Saoedi-Arabië?”

De bruidegom: “Hahaha! Dachten jullie dat ik uit Riaad in Saoedi-Arabië kwam?”

“Ja!” riepen we als uit één mond.

De bruidegom: “Welnee, mensen, ik kom uit Riaaaaad! Riaad in Damietta!”

Mama: “Riaad in Damietta? Ik snap er niets van.”

De bruidegom: “Hahaha…”

Mama: “Haal alsjeblieft die grijns van je gezicht, anders zorg ik er persoonlijk voordat je voor de rest van je leven geen glimlach meer over je lippen krijgt. En leg me nu eens uit wat je daar zei.”

De bruidegom: “Oké, ik zal niet meer lachen. Riaad is een dorp in de provincie Damietta.”

Mama: “O ja. En hoe zit het dan met Doebai, en die shopping centers en ik weet niet wat allemaal?”

Papa greep in: “Laat maar zitten. Maar voordat ik jou en dat vrouwspersoon naast je in de fik steek, wil ik weten wat Uwe Excellentie eigenlijk voor werk doet. Sportassistent, of ingenieur?”

De bruidegom stond op en hij had al één been buiten de deur gezet toen papa hem bij zijn arm pakte, terwijl mama tante Bemoeial in haar nekvel greep.

De bruidegom: “De waarheid is dat ik me eerst op de sportacademie had ingeschreven en daarna ‘repetitor’ ben geworden. Maar ik moest alles zo vaak repeteren dat ze me uiteindelijk van de opleiding hebben geschopt. Hahaha. En toen ben ik in de productie gaan werken.”

Papa en mama liepen op Sjoekriyya en de bruidegom af, als vampiers op hun prooi, en zetten hen de deur uit. Zowel op het gezicht van de bruidegom als op dat van tante Bemoeial stond de paniek te lezen. We stonden allemaal boven aan de trap, en toen…haalde ik uit en gaf ze allebei een schop. Gedrieën keken we toe hoe ze in een surrealistische omhelzing naar beneden tuimelden. Tot slot klapten we in onze handen, sloten de deur en staken het licht aan.

Nu willen jullie natuurlijk nog weten wat er in het pakje zat dat de bruidegom bij zijn eerste bezoek had meegebracht: een stuk misjabbik, een halve kilo basboesa met noten en drie stukken gallaasj. Je raadt het al: uit Damietta!