De tweede
Net als het eerste verhaal behoort het volgende ook tot het tragikomische genre. Ja, jullie zullen ook om me moeten lachen, dat zul je zien. Wat zal ik er eens van zeggen? Dat ik een lief meisje ben. Daar bedoel ik dus mee dat ik kwetsbaar en hulpeloos ben (wat een knap, hulpeloos meisje loopt daar!). Nee, please, niet nu al gaan lachen alsjeblieft!
Alleen mama en ik kennen dit verhaal. Ik heb het verder aan niemand in mijn omgeving verteld, dus jullie kunnen er goede sier mee maken tegenover jullie vrienden:
Het verhaal van de tweede bruidegom voor Bride
Leest dat, mensen!
Ahum. Dan nu de proloog. Weten jullie hoe een meisje zich voelt als ze op straat loopt en merkt dat iemand haar leuk vindt? Ik bedoel dus niet dat ze wordt lastiggevallen of zo. Nee, er is eerder sprake van ‘chemie’, zoals buitenlanders dat zeggen. Er zijn trouwens veel huwelijken die zo beginnen. Een jongen ziet een meisje op straat, volgt haar, en als hij weet waar ze woont, doet hij navraag naar haar en verlooft zich met haar.
Mijn neef heeft het zo aangepakt. Toen hij haar voor het eerst aansprak, gaf het meisje hem een klap in zijn gezicht. Hij heeft nog drie dagen met striemen op zijn wangen gelopen, maar hij was in de wolken, want nu wist hij zeker dat het een fatsoenlijk meisje was. Kort daarna heeft hij zich met haar verloofd. Toen ze eenmaal getrouwd waren, bleek dat ze bazig en bemoeizuchtig was, maar hij is nog steeds dolgelukkig met haar en prijst de dag waarop hij haar voor het eerst zag.
∗
Hoe het ook zij, ik was op weg naar mijn werk toen ik die chemie voelde waar ik het net over had. Ik voelde doordringende blikken in mijn rug boren. Ik wilde niet te veel opvallen, dus draaide ik me razendsnel om, en wat ik toen zag…Een Don Juan in alle opzichten! Met zijn zwarte aktetas, zijn pak, zijn stropdas en zijn zonnebril zag hij eruit als een van die modellen uit de promotiefilmpjes voor de Generatie van de Toekomst van Gamal Mubarak.*
≡ Een soort padvinderij, opgericht door de zoon van de huidige president.
Je weet wel: Jongens, hier zijn we! Herinner je je die slogan nog?
Om een lang verhaal kort te maken, het was een woestknappe man en mijn hart sloeg op hol vanaf het eerste moment dat ik hem zag. Na een paar minuten kwam de minibus. Ik stapte in en hij volgde me. Waarom zou zo’n snelle gozer de bus nemen? Er moest iets niet in orde zijn.
En toen ging hij nog naast me zitten ook! Jippiiiiiiie! Natuurlijk vreesde ik dat hij me zou lastigvallen, want dan zou ik niet voor mezelf instaan; ik zou schijt hebben aan Gamal Mubarak, zijn Generatie van de Toekomst en alles wat erbij hoorde en het hele stel zonder onderscheid in elkaar timmeren.
Maar hij viel me niet lastig. In plaats daarvan boog hij zich ongeveer halverwege de rit naar me toe en vroeg me op ernstige toon: “Mag ik u iets vragen?”
Jullie kennen me nog niet, maar als iemand me aanspreekt met ‘u’, dan ben ik verkocht. Niet dat dat het er trouwens gemakkelijker op maakt. Ik probeerde zo onverschillig mogelijk te kijken en vroeg: “Wat wilt u weten?”
“Ik wilde u alleen maar vragen of u gebonden bent. Zo te zien bent u niet verloofd of getrouwd, want u draagt geen ring. Maar ik moet het zeker weten.”
Weer dat ‘u’. Jippiiiiie!
“Het is niet gepast om over dat soort dingen in het openbaar te spreken. Bovendien ken ik u niet en ik ben er niet aan gewend om met mensen te praten die ik nog nooit heb gezien.”
“En als ik u nu leuk vind en ik me officieel wil komen voorstellen, wat moet ik dan doen? Eerlijk gezegd volg ik u al een tijd, maar ik durf u nu pas aan te spreken.”
O, wat fantastisch! Hij volgt me al een tijd. Hij valt voor me! Maar waarom? Nu moet ik mijn hoofd koel houden en niet toegeven.
“Als u me inderdaad al een tijd volgt, zoals u beweert, dan weet u dus waar ik woon en wie mijn vader is. Alleen met hem heeft het zin om over dit soort onderwerpen te praten. Ik verzoek u me niet meer in verlegenheid te brengen.”
Je hoort het: stevige taal.
“Uw reactie is voor mij het bewijs dat ik de juiste keuze heb gemaakt.”
Dat wilde ik horen! Nu moest alles wel in orde komen. Ik had hem weliswaar op een afstand gehouden, maar tegelijkertijd had ik hem duidelijk gemaakt dat hij met papa moest praten. Ik had hem als het ware de weg gewezen.
Maar toen begon het hulpje van de chauffeur ineens tegen me te schreeuwen.
“Kaartje, dame, of wil je soms voor niks mee?”
Ellendeling die je bent! Doe ik mijn best om me te gedragen zoals het hoort, en dan zet jij me te kakken!
Op het moment dat ik mijn hand in mijn tas wilde steken, haalde mijn bewonderaar snel wat geld tevoorschijn en betaalde mijn kaartje.
“Nee, dat kunt u toch niet menen?”
“Laat me maar. Ik kan niet toestaan dat de vrouw met wie ik ga trouwen betaalt waar ik bij ben.”
Bingo! Hij wil met me trouwen! Dat is dus gepiept, ook al weet ik nog niet eens wat voor werk hij doet, waar hij woont en hoe hij denkt, laat staan of hij artiesten imiteert.
Hij stapte tegelijk met mij uit, keek me aan en zei tegen me: “Ik wilde je helpen…in de minibus bedoel ik…want het is overduidelijkdat je geen geld bij je hebt.”
Ik was woedend. Probeerde hij me te kleineren of zo?
“Het verbaast me niets dat je geen geld bij je hebt,” vervolgde hij. “Het is tenslotte het einde van de maand. Nou, dan heb ik je tenminste een buskaartje bespaard. Geen probleem hoor, graag gedaan.”
Ik keek hem verbluft aan.
“Waar haal je die onzin vandaan? Ik ga nooit het huis uit met minder dan driehonderd pond op zak.”
Misprijzend: “Dat geloof ik niet.”
Het bloed steeg naar mijn hoofd. Ik haalde al het geld dat ik in mijn portemonnee had tevoorschijn om het hem te bewijzen.
“Kijk maar: vijftig, honderd, tweehonderd, tweehonderdtwintig…”
Hij stak zijn hand uit, pakte het geld, keek ernaar en telde het, waarna hij zei: “Ja, nu zie ik het, je hebt dus toch geld bij je.”
Op hetzelfde moment sloot hij zijn hand om de biljetten en propte ze in zijn zak.
“Ik hou ze bij me als souvenir, tot ik bij jullie thuis kom.”
Ik stond perplex en voordat ik kans zag om iets te zeggen, sprong hij achter op een brommer die ons al die tijd was gevolgd, en weg was hij.
Daar stond jullie zuster hem midden op straat na te staren, als het eerste het beste onnozele wicht dat ineens een emmer vuil water over zich heen krijgt. Ik was zo verbluft dat het niet in me opkwam om achter hem aan te rennen, en ik sloeg mezelf niet eens op mijn wangen. Vijf minuten lang bleef ik staan, zonder te weten wat ik moest doen en waar ik naartoe moest. Overal om me heen toeterden auto’s. De chauffeurs zullen wel gedacht hebben dat ik doof was, of gek, of dat ik een bedelaar was die papieren zakdoekjes aan de man probeerde te brengen. De meeste volwassenen die langsliepen volstonden met een vluchtige blik, terwijl de kinderen aan de kleren van hun ouders trokken en vroegen: “Papa, papa, waarom doet die mevrouw zo raar?”
Na een tijdje draaide ik me om en liep met een strak gezicht en mechanische bewegingen naar het ziekenhuis, zoals die robot in oude tekenfilms. Ik ging de apotheek binnen en schoof achter mijn bureau. En toen…Toen barstte ik pas in snikken uit. Mijn collega’s dromden om me heen. “Wat heb je? Wat is er aan de hand? Heeft iemand je lastiggevallen? Ben je aangesproken?”
Tussen mijn tranen en snikken door kwam er maar één zinnetje over mijn lippen: “Ik ben beroofd!”
“Aaaaaach!”