Vroeger en nu

De afgelopen periode was ik nogal terneergeslagen. Niets nieuws onder de zon, zul je zeggen. Eén keer werd ik om drie uur ‘s-nachts wakker. Terwijl ik naar het plafond lag te staren, realiseerde ik me ineens dat ik al achtentwintig jaar en zeven maanden oud was. Ik was dus al een eind op weg naar de negenentwintig.

En dat besefte je toen pas? zul je vragen.

Ja, echt waar. Soms word je zo in beslag genomen door alles wat er om je heen gebeurt dat je je niet goed kunt concentreren. En dan slaat ineens de waarheid toe. Dan krijg je een panic attack, met alle hartkloppingen en benauwdheidsaanvallen van dien.

Ik liet een elektrocardiogram maken, kreeg twee maal veertig gram Inderal, en alles was weer in orde. Niets bijzonders, dat overkomt me ongeveer één keer in de zes maanden. Of denken jullie soms dat ik niets anders doe dan plezier maken en tegen heilige huisjes schoppen? Nee, hoor. Op sommige momenten moet de rijdende trein gestopt worden. Of nee, het is de rollende steen die gestopt moet worden. Of…Nou ja, hoe het ook zij, er is iets wat gestopt moet worden.

Op het dieptepunt van mijn depressie viel mijn oog op een schrift dat nog dateerde uit mijn studententijd. De herinnering aan het verleden maakte me er niet bepaald vrolijker op, want ik raakte er alleen nog maar meer van doordrongen dat ik alweer zeven jaar geleden was afgestudeerd en twaalf jaar geleden met mijn studie was begonnen. Toen was Nancy Agram nog maar twaalf!

Ik bladerde door het schrift, dat voor een deel was gevuld met dagboeknotities. Onbenullige kanttekeningen, zoals:

Toen ik vandaag de hrander in het chemielokaal aanstak, heh ik per ongeluk een gat in Oelahs hoofddoek gebrand. Gelukkig merkte ze het pas toen we in de bus zaten. En ook nog een geluk dat de man die achter haar zat net een sigaret opstak, zodat ze niet mij, maar hem aanvloog. Des te beter! Die heeft zijn straf wel gehad en zal het nooit meer in zijn hoofd halen om in de bus te gaan roken.

Op een andere pagina:

Vandaag heb ik bij toxicologie een muis ingespoten met een oplossing van water en zout, of misschien was het cyanide. De naald ging door de buik van de muis heen, kwam via zijn rug weer naar buiten en drong in mijn vinger. Wat zouden de symptomen van een cyanidevergiftiging zijn? God beware me.

Het grootste deel van het schrift bestond uit dat soort onschuldige voorvallen. Het tweede deel was gevuld met wensen van medestudentes:

Ter herinnering aan goede en slechte tijden. Vergeet me niet. De jaren gaan voorbij en zullen nooit meer terugkomen.

En meer van dat soort holle frasen.

In het derde deel stonden mijn gedichten. Ja, vroeger schreef ik poëzie; ik was een dichteres. Geen grote, maar als ik in die tijd Sja’baan Abd ar-Rahiem* had ontmoet, hadden we een goed team kunnen vormen.

≡ Egyptische schlagerzanger.

Mijn vroegste gedichten waren geschreven in het Hoogarabisch. Het eerste heette ‘Als de regendruppels vallen’. Dat had ik geschreven tijdens een tentamen biochemie, toen de tent waarin de examens werden afgenomen was gescheurd en mijn papier nat was geworden van de regen. Ik had hemel en aarde moeten bewegen om een nieuw vel papier te krijgen. In tegenstelling tot het eerste blad, dat ik blanco had gelaten, beschreef ik het tweede wel – met een zelfgemaakt gedicht. Natuurlijk zakte ik voor het tentamen, en terecht. Toch was het gedicht kennelijk in de smaak gevallen bij professor Sjams, want hij heeft me uiteindelijk nog een 1 gegeven, in plaats van de 0 die ik verdiende.

Alle studenten van mijn jaar wisten dat ik gedichten schreef en ik werd bekend op de hele faculteit. Op een keer vroeg een vriendin me een gedicht voor haar te schrijven, dat ze aan een medestudent wilde geven. Ze hadden kort iets met elkaar gehad, waarna het op een vervelende manier was uitgegaan. En jullie kennen me, ik help anderen graag uit de brand.

Het meisje zat in mijn section en haar naam was Ghada. Alle jongens liepen haar achterna, tot ze aan die ene was blijven hangen. Kort daarna had hij haar de bons gegeven en vervolgens niet meer naar haar omgekeken. Het meisje was er kapot van. Ze kwam naar me toe en vroeg me een gedicht voor haar te schrijven waarin ik de jongen flink op zijn nummer moest zetten, zodat hij zou beseffen wat voor ellendeling hij was en hoe bij zonder zij was. Vol overtuiging zette ik me aan het schrijven en produceerde een gedicht dat ik nog steeds als mijn beste poëtische werk beschouw:

Ik ben Ghada, weet je dat niet meer?

Ik geef wijze lessen en goede raad

Aan minnaars die lijden aan hartezeer

En aan hen die het water in de ogen staat

Zij die hun koffie bitter dronken,

Lachen als ik hun mijn raad heb geschonken

Nu drinken zij hun koffie zoet

Maar helaas heb ik voor mijn wijsheid geboet

Ik raakte als een vis in je netten verstrikt

En ‘s-nachts werd ik door mijn tranen verstikt

Je hartstocht was sterk,

Als een schot in het doel

Maar de keeper houdt hem tegen

Nu ik geen liefde meer voel

Bride, 1998

O, wat een schitterend stuk poëzie! Hoe had een begaafde dichteres als ik haar talent zo kunnen verkwanselen? Ghada gaf het gedicht aan de jongen en kort daarna besloot hij zich te laten overplaatsen van Mahalla naar Beni Sueif. Ik moet er wel bij zeggen dat ze al drie, vier keer de banden van zijn auto leeg had laten lopen, dat ze ze twee of drie keer had doorgesneden en dat ze hem ongeveer vierhonderdtwintig berichtjes per dag stuurde. Maar het gedicht heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijnvertrek. Woorden werken immers als kogels.

Het tweede gedicht stamt uit mijn ‘dialectperiode’. Toen ik het weer las, rolde ik zowat om van het lachen. O, Bride toch! Het was alsof je toen al aanvoelde wat je allemaal nog te wachten stond, alsof je door een vergrootglas naar de toekomst keek. Lees maar, hier volgt een fragment:

Ik wil geen ridder op het witte paard, en ook niet op een ezel

Ik wil geen casanova, en ook geen spierbundel

Ik wil geen romantische dromer, die dag en nacht van me houdt

Ik wil een beschaafde, verstandige man,

met wie ik mijn gedachten delen kan

Bride 1999

Tjonge! Ik heb meer inzicht dan de Egyptische regering!