MISSIE ZES: MARTA
‘Ik wil het advocatenkantoor weer openen.’
Mijn zus Marta keek me midden in haar woonkamer verbijsterd aan.
‘Weet je het zeker? Ben je genezen?’
‘Ik ben op de goede weg, en ik kan niet al het werk weggooien dat ik in de loop der jaren heb verricht.’
‘Goed. Wanneer beginnen we weer?’
‘Wanneer begin ík weer. Jij bent ontslagen.’
‘Maak je een grapje?’
‘Nee.’
‘Waarom dan?’
‘Als je bij mij werkt, heb je geen tijd om je ware passie te volgen.’
‘En dat is?’
‘Hoezo, en dat is? De mode. Hoelang heb je al geen jurk meer getekend?’
‘Eeuwen. Toe, hou op, dat heb ik opgegeven.’
‘Opgeven bestaat niet. Kom met me mee.’
‘Waarnaartoe?’
‘Geen vragen meer stellen.’
Toen ze het bordje PRAATJES zag kon ze zich niet inhouden.
‘Wat is dat voor flauwekul?’
‘Een praatjeswinkel.’
‘Verkopen ze er milkshakes?’
‘Ze verkopen er niets. Hou je mond. We gaan naar binnen.’
Binnen zaten Massimiliano en Giannandrea naar het nieuws te kijken; ik wist dat ik ze daar op dit tijdstip zou aantreffen. Dat was inmiddels vaste prik. Ik stelde ze allebei voor, maar mijn eigenlijke doel was Giannandrea.
‘Hij is een geweldige kleermaker. Een van de laatste die niet is overgestapt op fabriekskleding.’
‘Ik gebruik nog een schaar en een naald. Soms zelfs nog een vingerhoed, en die zijn bijna uitgestorven,’ specificeerde hij trots.
‘Zij ontwerpt jurken.’
‘Ontwierp,’ zei ze afwerend.
‘Waarom kom je niet mee naar de kleermakerij en proberen we er eentje te maken?’
Ik keek hem dankbaar aan.
‘Precies wat ik hoopte dat je zou zeggen, man.’
‘Maar... dat lijkt me toch niet nodig,’ protesteerde mijn zus.
Ik bemoeide me er weer mee.
‘Eventuele kosten komen voor mijn rekening. Ik heb zojuist mijn secretaresse ontslagen, dus hou ik veertienhonderd euro per maand plus onkosten over.’
‘Die secretaresse ben ik,’ verduidelijkte Marta.
Ze stond altijd klaar voor een woordenwisseling. Maar ik kapte haar af.
‘Sorry, maar ze wachten op me met eten. Wisselen jullie maar gegevens uit.’
Ik ging ervandoor. Ik wist zeker dat een depressieve kleermaker en een gereserveerde styliste een explosief mengsel konden creëren dat hun beiden goed zou doen. Dus wie weet.
Ik nam snel een taxi en gaf de naam op die ik in mijn telefoon had gezet. Ik was er nog nooit geweest.
We reden net weg toen ik een telefoontje van Loredana kreeg. Ze huilde.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Het is een klootzak! Hij heeft nog drie vriendinnen!’
‘Wie?’
‘Hoezo, wie? Marco, mijn tennisleraar. Ik kan wel door de grond zakken!’
‘Toe, rustig maar, hoe ben je erachter gekomen?’
‘Door zijn telefoon, natuurlijk!’
Papa had het al gezegd: een tennisleraar is niet te vertrouwen.
‘Wat deed je dan met zijn telefoon?’
‘Gisteravond zijn we uit geweest en hebben we gevreeën. ’s Nachts kwamen er heel veel berichtjes binnen, dus toen hij vanochtend onder de douche stond, heb ik gekeken.’
‘Nooit in iemands telefoon kijken, dat is regel één.’
‘Maar ik heb het tóch gedaan! Shit, ik vond hem echt leuk!’
‘Hoor eens, ik ga bij vrienden eten, wil je mee? Of nee, vergeet dat vraagteken maar, kom gewoon. Over tien minuten ben ik bij je met de taxi.’
‘Twintig, want mijn make-up is doorgelopen en ik moet nog een oppas bellen.’
‘Schiet op.’
Umberto’s huis was een eengezinswoning in een buitenwijk. Toen de taxi Loredana en mij voor het hek afzette, kreeg ik meteen het gevoel dat we in een gelukkige hoek van de wereld beland waren.
Umberto verwelkomde ons in de deuropening.
‘Dit is Loredana, sorry dat ik pas vijf minuten geleden heb gezegd dat ze meekwam, maar het was nogal plotseling.’
‘Ja, sorry,’ zei Loredana. ‘Hij stond erop.’
‘Geen probleem, jullie zullen wel merken dat Paola ruime porties maakt.’
We kamen langs de woonkamer, waar twee kinderen van een jaar of tien zaten. Hij was iets aan het bouwen met meccano, zij was aan het tekenen.
‘Dit zijn Lorenzo en Eva,’ zei Umberto.
De kinderen groetten ons beleefd. Umberto’s vriendin wachtte in de keuken op ons. Om blunders te voorkomen had ik in de taxi al aan Loredana uitgelegd dat ze haar man had verloren aan kanker, en dat Umberto een vriend van hem was geweest, zijn beste vriend zelfs. Paola was een mooie vrouw van in de veertig, heel aardig. Ik zag een foto op het dressoir staan met daarop een corpulente man naast Paola, met de twee kinderen op de arm.
‘Is dat...?’
‘Ja,’ antwoordde Paola rustig. ‘Dat is Lucio, mijn man. Ik weet dat Umberto het je verteld heeft.’
‘Ik vind het heel erg...’ Ik wist niet wat ik verder nog moest zeggen, maar inmiddels was ik in de doodlopende steeg van de condoleances beland.
‘Hij heeft ons twee jaar geleden verlaten. Maar het lijkt net of hij nog steeds bij ons is.’
Ik was aangenaam verrast door de manier waarop dit vreemde gezin de balans had gevonden. De sereniteit die ze uitstraalden leek me authentiek.
De kinderen gingen vroeg naar bed en wij volwassenen hadden een vrolijke avond. Ik moet bekennen dat ik Paola en Umberto benijdde. Ondanks de beproevingen die ze in hun leven hadden gekend, hadden ze het toch gered. En ze hadden het geluk gevonden. Ik zou met veel minder al genoegen nemen.
Na het eten stelde Umberto een potje Taboe voor, een oud gezelschapsspel dat ik altijd leuk had gevonden. Loredana en ik stemden meteen in. Voor wie het niet kent: Taboe is een teamspel, of eigenlijk speel je het twee aan twee. Het doel is om je partner een woord te laten raden, waarbij je andere woorden, die er te makkelijk aan gekoppeld zouden kunnen worden, vermijdt: de taboewoorden. Probeer maar eens het woord ‘depressie’ te raden als je de woorden triestheid, melancholie, Prozac, geestesgesteldheid, ziekte en psychoanalyticus niet mag gebruiken. Wat bij Taboe vooral belangrijk is, is samenwerken. Dus Loredana en ik tegen Paola en Umberto. Na twintig minuten stonden we al flink voor. Tijdens een sensationele ronde had Loredana ‘paleozoïcum’, ‘portret’, ‘verachtelijk’, ‘drukte’ en, ongelofelijk, ‘zelfverloochening’ geraden. We waren een helse machine van vraag en antwoord, van topklasse. Om mentale links te leggen of gelijkaardige woorden te opperen, konden we terugvallen op een gezamenlijk archief dat we hadden opgebouwd in de bijna dertig jaar dat we elkaar kenden. Onze tegenstanders keken ons onthutst aan en hadden er misschien zelfs wel spijt van dat ze het spelletje hadden voorgesteld. We wonnen met gemak, we maakten ze in. Daarna besloten we nog een potje te doen met de mannen tegen de vrouwen. Ik heb het liever niet over de uitslag of het verloop van de wedstrijd. Ik zeg alleen dat mijn nieuwe vriend op een gegeven moment probeerde me het woord ‘dolfijn’ te laten raden en daarbij zei: ‘dier waarvan algemeen bekend is dat het wreed is’. Uiteraard noemde ik tijgers, leeuwen, krokodillen en zelfs draken. Maar geen dolfijnen. Umberto legde me na afloop uit dat een dolfijn helemaal niet zo beminnelijk is als wordt gedacht, maar dat hij zich in werkelijkheid met vis voedt, net als zijn neven de haaien. Het probleem was dat alleen hij dat wist. Beroepsdeformatie van een dierenarts.
Het was een van de betere avonden van deze periode. Paola en Umberto waren vreselijk slecht in Taboe, maar bijzonder in al het andere.
Toen ik terugkeerde naar huis, nadat ik Loredana thuis had gebracht, bedacht ik echt dat ik strontverwend was.