NOG MEER PRAATJES

Nadat ik vijf potjes jokeren op rij tegen twee professionele valsspelers had verloren, keken we samen om acht uur naar het nieuws. Dat op kanaal één, zoals ze vroeger zeiden. Het waren jaren waarin ik een hele nieuwsuitzending, vanaf de begintune tot aan de sport, niet kon verdragen. Vroeger was het een heilig moment, had het een soort religieuze functie in de eetkamers van alle Italiaanse gezinnen: je vader luisterde met oprechte belangstelling naar wat er die dag was gebeurd, je moeder dekte de tafel met één oog op het scherm gericht (niet mijn moeder, welteverstaan, maar moeders in het algemeen) en jij keek nieuwsgierig naar dat enige venster op de wereld dat je vertelde wat er buiten jouw appartementengebouw en het schoolplein gebeurde. Internet bestond niet, dus was er echt geen andere manier om het laatste nieuws over oorlogen, incidenten en roddels te verkrijgen, de drie dingen die ons ook vandaag de dag nog het meest interesseren. De nieuwslezer werd een familielid dat bij ons at, net zoals de omroepsters die meteen daarna kwamen en die om onverklaarbare redenen tantes leken, al waren ze amper dertig. Nu de nieuwsberichten in real time worden getwitterd is het televisienieuws onvermijdelijk ouwe koek en zit het vol feiten die al gebeurd, becommentarieerd en soms ook al vergeten zijn. Het is een in verval geraakt en inmiddels ouderwets symbool van de vorige eeuw.

Massimiliano las mijn gedachten.

‘Hoelang is het geleden dat je naar het nieuws keek zonder iets anders te doen?’

‘Ik kan het me niet eens meer herinneren, misschien leefden mijn opa en oma toen nog wel.’

‘Mis je ze?’

‘Mijn grootouders of de nieuwsuitzendingen?’

Ik zei het als grapje; ik had heel goed begrepen wat hij vroeg, maar altijd als ik over mijn grootouders sprak, moest ik huilen. En ik wilde absoluut niet in huilen uitbarsten bij twee mensen die ik pas drie uur kende. Dat leek me echt een beetje té vertrouwelijk.

‘Je grootouders,’ verduidelijkte Massimiliano.

Niks hoor, ik kon de vraag niet omzeilen.

‘Ja, elke dag. Telkens wanneer mijn telefoon gaat, hoop ik dat ik hun naam in het schermpje zie verschijnen. Ik weet dat het stom lijkt, maar...’

‘Maar dat is het niet. Waarom heb je ze dan niet bij de dingen gezet waar je het meest van houdt?’

Ik aarzelde.

‘Omdat ze...’

‘Omdat ze dood zijn? Vind je dat voldoende reden?’

Hij had gelijk, dat was het niet. In wezen doen mijn grootouders zelfs nu nog meer voor me dan veel mensen voor wie ik veel genegenheid koester. Veel dingen die ik weet en heb, en die me in staat stellen te overleven, heb ik aan hen te danken.

‘Ook ik was heel verknocht aan mijn grootouders,’ zei Giannandrea. ‘Mijn favoriete grootouders zitten nog in de gevangenis. Ze komen over een jaar en twee maanden vrij.’

‘Aha.’ Ik wist niet wat ik moest zeggen. Massimiliano, die het verhaal duidelijk al kende, vertrok geen spier.

‘Maar ja, er moet toch iemand grootouders in de gevangenis hebben, statistisch gezien,’ verduidelijkte mijn lantaarnachtige nieuwe vriend.

‘En... waarom zitten ze?’ vroeg ik verlegen.

‘Zwendel, gewapende roofoverval, valsheid in geschrifte, dat soort dingen.’

‘O, dus niets... heel ergs.’ Moeilijk om iets te zeggen onder deze omstandigheden. ‘En de andere twee?’

‘Die zijn op vrije voeten, ze zijn naar Argentinië verhuisd toen ik tien was. Het zijn boeren, geloof ik. Ik hoor nooit iets van ze.’

Giannandrea had voldoende reden om zo triest te zijn. En waarschijnlijk was het vertrek van zijn vrouw de spreekwoordelijke laatste druppel.

Ditmaal was ik degene die het initiatief nam.

‘Wie gaat er mee vis eten in Fiumicino?’

Het voorstel werd met een eensluidend ja aangenomen.

Een uur later zaten we al op het terras van een restaurant op de kade, omhuld door de doordringende frituurlucht die zo naar zomer ruikt.

Ik bestelde mijn lievelingsgerecht, inktvisjes alla luciana, dat niet de naam is van de mevrouw die het gerecht heeft bedacht en dus niet met een hoofdletter geschreven hoeft te worden. Het heet zo omdat het bereid werd door de vissers uit Santa Lucia, een historische wijk in Napels. Ja, inderdaad, toen ik klein was, was ik een van die irritante kinderen die altijd naar het waarom vragen; ik weet dat jullie dat denken en er niet meer tegen kunnen.

Onder het eten bleven we kletsen.

‘Weet je nog welke personen ik eerder heb genoemd?’ vroeg ik aan Massimiliano. ‘Op de lijst, bedoel ik.’

‘Mmm,’ zei hij bevestigend, terwijl hij smikkelde van het brood, dat gekleurd was door de saus van zijn gesauteerde mosselen.

‘Dat zijn dezelfde mensen aan wie ik hulp vroeg toen het niet goed met me ging.’

‘En hebben ze je geholpen?’

‘Nee. De een had geen tijd, de ander geen zin, de volgende onderschatte hoe slecht ik me voelde. Kortom, ze hebben me in mijn eentje laten aanmodderen.’

‘Wat erg.’

‘En toch hou ik van ze. Echt. Ik zou bijna alles doen voor ieder van hen.’

‘Zou,’ merkte Massimiliano op terwijl hij smakelijk op een tamelijk grote venusschelp zoog.

‘Sorry?’

‘Ik zeg: zou. Ik bedoel, “ik zou alles voor ze doen” is heel iets anders dan “ik doe alles voor ze” of “ik heb alles voor ze gedaan”.’

Ik volgde het niet. Giannandrea bemoeide zich ermee, met zijn nuchtere kijk.

‘Massimiliano bedoelt dat je van die mensen houdt, oké, daar twijfelen we niet aan, maar heb je ooit echt iets goeds voor ze gedaan?’

‘Natuurlijk!’ Ik voelde me in het nauw gedreven, omringd door twee onderzoekers van mijn gepijnigde geest.

‘Wanneer dan?’ vroeg Giannandrea, terwijl hij zichzelf nog wat wijn inschonk.

‘Wanneer? Miljoenen keren!’

‘Zoals?’ Ook Massimiliano hield niet op. Het leek wel zo’n verhoor uit een Amerikaanse film, met de good cop en de bad cop.

‘Zoals... Nou, ik onderhoud mijn kinderen bijvoorbeeld al bijna twintig jaar!’

‘Dat telt niet! Dat is bij de wet verplicht,’ reageerde de oud-politieman.

‘Nou, goed dan, vorig jaar heb ik Loredana geholpen met verhuizen, in februari heb ik mijn oude Golf aan mijn vader gegeven en ik heb een keer vijftigduizend lire aan Alessandro geleend, die hij me nooit heeft teruggegeven! En ik heb er ook niet om gevraagd, dus laat duidelijk zijn dat ik niet zwaar til aan dat soort dingen!’

‘Toch weet je het na minstens vijftien jaar nog, want de lire is al een tijdje niet meer in omloop,’ merkte Giannandrea fijntjes op.

‘Trouwens, zie je dat je weer over spullen begint?’ vervolgde Massimiliano. ‘Spullen of geld. Dat is een teken.’

‘Ik snap niet waar je naartoe wilt.’

‘Ik bedoel te zeggen: heb je ooit echt iets opgegeven voor een van hen? Heb je wel eens tijd in ze gestoken om alleen te zorgen dat de kwaliteit van hun leven daarmee werd verbeterd? Heb je echt iets goeds voor ze gedaan? Of hou je alleen van ze? Het is heel makkelijk om van iemand te houden. Het is gratis, soms komt het gewoon vanzelf en we hoeven er niet eens tijd of geld in te steken. Het moeilijke is niet iemand lief te hebben, maar echt iets liefs voor diegene te doen. Dat is een subtiel, maar wezenlijk verschil.’

‘Dat zei Jezus ook,’ voegde Giannandrea eraan toe. ‘En die waardeer ik niet vanwege alles wat zijn bedrijf de eeuwen daarna heeft gedaan, maar ik moet toegeven dat hij wel wat goede dingen heeft gezegd.’

‘Wat betekent het woord “liefdadigheid” in wezen?’ preciseerde Massimiliano. ‘Het gaat om een lieve daad verrichten, maar tegenwoordig is het bijna synoniem aan “geld geven aan een ander die het harder nodig heeft”. Geld geven is makkelijk en snel. Een lieve daad verrichten is een ander verhaal. Zoals mensen die een kind op afstand adopteren om hun handen er niet aan vuil te maken. Adopteer het kind liever echt, dan zul je zien dat het een veel beter leven heeft in jouw verwarmde woonkamer. En, ongelofelijk genoeg, jij zelf ook.’

‘Ondanks de reserves van boven vermenigvuldigde Jezus toch geen geld,’ beweerde Giannandrea. ‘Terwijl hij dat wel had gekund, als hij had gewild. Het zal toch moeilijker zijn om vissen te vermenigvuldigen dan geld, of niet soms?’

Lieve daden. Liefdadigheid. Het klopte, daar had ik nooit bij stilgestaan, dat de lieve daden die ik had verricht voor de mensen die ik liefhad heel vaak, of bijna altijd, te maken hadden gehad met iets wat in geld kon worden uitgedrukt. En inderdaad, op de markt worden geen lieve daden verkocht per kilo. Dat zou heel wat makkelijker zijn.

‘Mag ik twee ons goede daden, alstublieft?’

‘Mag het ietsje meer zijn?’

Ik keek mijn twee gesprekspartners aan alsof het superhelden waren. Gek hoe je binnen een paar uur vrienden kunt worden, terwijl je een eeuw met iemand kunt doorbrengen en toch vreemden voor elkaar blijft.

Massimiliano wilde nog even tegen me tekeergaan.

‘Dan moet je ook niet zeuren als niemand tijd heeft om naar je gemekker te luisteren en je een reddingsboei toe te werpen als je verdrinkt!’

‘Iedereen heeft de vrienden die hij verdient,’ voegde Giannandrea eraan toe, waarna hij vroeg: ‘Heeft iemand zin om een portie gefrituurde vis met me te delen? Ik heb nog een beetje trek.’

Ik gaf geen antwoord. Die twee hadden me binnen een paar minuten onderuitgehaald. En ze hadden gelijk. Groot gelijk. Helaas.

We zaten aan de koffie toen ik mijn besluit meedeelde, waar ik niet lang over na had gedacht maar dat vanzelf was komen opborrelen.

‘Ik ga voor hen allemaal iets goeds doen.’

Nu waren zij degenen die het niet begrepen, dus moest ik het uitleggen.

‘Jullie hebben me overtuigd. Ik heb zoveel vrije tijd, ik heb voorlopig zelfs mijn advocatenkantoor gesloten. Ik wil beginnen met lieve daden verrichten voor de mensen die ik liefheb. Maar in het geheim.’

‘Waarom in het geheim?’ vroeg Massimiliano.

‘Omdat je liefdadigheid niet openlijk rondstrooit. Dat doe je in het geheim.’

‘Dat lijkt me goed. Maar ik snap niet precies wat je in je hoofd hebt.’

‘Ik ook niet, beste vriend. Ik ook niet. Maar ik weet wat ons te doen staat.’

‘Ons?’ vroeg Giannandrea gealarmeerd.

‘Ons. Aangezien jullie me op het idee hebben gebracht, beschouw ik jullie als goedgekeurd. Jullie laten me vast niet alleen op dit gecompliceerde moment in mijn leven. We zijn toch vrienden?’

Ze aarzelden, ze hadden al dit enthousiasme zeker niet verwacht van iemand die achtenveertig uur eerder nog een badkuip had gevuld om zich te verdrinken tussen talkbubbels. En ikzelf eerlijk gezegd ook niet.

‘Nou? Wat hebben jullie anders te doen?’

‘Ik niets,’ zei Giannandrea. ‘Ik heb de kleermakerij, maar daar werken twee dames, ik kan wel wat tijd vrijmaken. Maar ik ben wel depressief.’

‘Ik ook, nou en? Dat is geen excuus. En jij?’ vroeg ik aan Massimiliano.

‘Ik heb de winkel.’

‘Nou ja! Ik wed dat je geen normale vergunning hebt en je je dus niet hoeft te houden aan openingstijden. Je bent geen apotheek. Goed, dat is dan afgesproken; zodra ik weet wat de bedoeling is, houden we een vergadering om de strategie te bespreken. Massimiliano, geef me de menukaart eens.’

Ze keken me aan alsof ik gek was. Van depressief naar gek is hoe dan ook een flinke stap vooruit. De oud-politieman gaf me de menukaart en ik draaide hem om en schreef er iets op.

‘Een paar dagen geleden heb ik op internet een uitspraak van George Bernard Shaw gelezen: “De enige manier om te voorkomen dat je depressief wordt, is ervoor zorgen dat je niet genoeg tijd hebt om je af te vragen of je al dan niet gelukkig bent.” Hij heeft gelijk, we moeten onze dagen vullen.’

‘Maar ik ben niet depressief,’ wierp Massimiliano tegen.

‘Jij bent gepensioneerd, dat is hetzelfde! Allereerst moeten we een lijst van doelwitten maken.’

‘Zoals in Kill Bill,’ merkte Giannandrea op.

‘Precies, maar wij vermoorden ze niet. Dus twee kolommen: één met namen en één met de respectieve problemen.’

Geen tegenwerpingen. Ik ging vlot verder. De problemen van mijn familie en vrienden leken me heel duidelijk.

SIMONA EN LUCA IN SCHEIDING

ALESSANDRO ARTISTIEKE AMBITIES

PICO MAAGDELIJKHEID KWIJTRAKEN

MAMA EENTONIGHEID

LOREDANA TWEELINGZIEL

GIULIA ...

Kijk, voor Giulia wist ik niet wat ik moest opschrijven. Misschien had ik wel een probleem met haar. Het leek op een enorm schuldgevoel. Ik zou er later op terugkomen.

MARTA APATHIE

LAURA RUSTELOOSHEID EN VERSCHILLENDE PROBLEMEN

Misschien was mijn dochter Laura absoluut de meest gecompliceerde, aangezien dat vage ‘verschillende problemen’ een wereld aan implicaties en onbegrip omvatte. Er restte nog één naam, van degene met wie ik de grootste conflictrelatie van allemaal had.

PAPA ONVERMOGEN TOT COMMUNICEREN

Ik keek naar het schema dat op het menu geschreven stond. Het leek me echt een mooi strijdplan. We zouden ons niet vervelen.