FASE ÉÉN

Het eerste probleem dat iemand die depressief is het hoofd moet bieden – dat wat mijn geliefde psychoanalyticus klinisch ‘fase één’ noemde – is de erkenning en de daaruit voortkomende acceptatie van zijn neerslachtigheid. Als je kiespijn hebt, wordt de pijn gecodeerd en geeft deze nauwkeurig het punt aan waar je tandarts moet ingrijpen. Maar depressie wordt vaak verward met een kortstondig onbehagen of vermoeidheid. Ik had het echter helemaal niet verkeerd begrepen. Het was me meteen duidelijk geweest wat me overkwam, maar niettemin hielp dat besef niet om me uit de slee te trekken waarop ik de afgrond in gleed.

Google.

‘Depressie.’

Het was beter om de vijand te kennen.

Depressie is een psychologische toestand waarin triestheid deel uitmaakt van het dagelijks leven, als een mist die geen enkel straaltje licht doorlaat. Alles lijkt ver weg en nutteloos, zoals wanneer je in de mist loopt. Het wordt vaak gekenmerkt door een overmatige behoefte aan slaap en door plotselinge stemmingswisselingen. Ons organisme produceert enkele substanties, zoals dopamine en serotonine, die dienen om het humeur en de afwisselende toestand van waken en rusten te reguleren; als de productie van deze substanties afneemt, kan dit leiden tot een gevaarlijke verandering van onze levensenergie. Depressie verschilt daarmee van algemene stemmingswisselingen, die kunnen voortkomen uit vervelende levensomstandigheden, niet zozeer vanwege de intensiteit, maar vooral vanwege de aanhoudendheid en het slechte vermogen om te reageren als iemand erdoor getroffen wordt.

De algemene opvatting is dat depressie een ‘moderne’ vorm van neerslachtigheid is.

Niets is minder waar.

De eerste beschrijvingen van depressie dateren maar liefst van vijfduizend jaar geleden, ze zijn te vinden op oude Egyptische papyrusrollen, waarop klinische omschrijvingen en verslagen staan van talloze zelfmoorden door middel van verdrinking in de Nijl in het tijdperk van de farao’s.

Ook in de Bijbel zijn zeer expliciete verwijzingen naar de kwaal in kwestie te vinden. In Prediker beweert Qohelet: ‘Daarom kreeg ik een afkeer van het leven, want kwaad scheen mij het werk dat onder de zon geschiedt: het is alles ijdelheid en het najagen van wind.’ En dan is er het ‘ijdelheid der ijdelheden’, dat door vele gedichten en recentere liedjes bekend is geworden.

De eerste wetenschappelijke beschrijving van depressie komt van Hippocrates, de Griekse arts en filosoof uit het jaar 400 voor Christus, die de term ‘melancholie’ heeft bedacht in de veronderstelling dat het veroorzaakt werd door een overschot aan zwarte gal dat in de hersenen van de depressieve persoon bleef zitten. Hij zat er niet ver naast, dat gevoel geeft het inderdaad.

Bij de vakgroep Psychiatrische Wetenschap en Psychologische Geneeskunde van de universiteit La Sapienza in Rome hebben ze sinds kort een zeer efficiënte methode ontwikkeld om de ernst van een depressieve toestand te bepalen: de lachindex. Een depressief persoon ondergaat een verandering in zijn normale neiging tot glimlachen, met een direct verband tussen het onvermogen zich te amuseren en de mate van ernst van de ziekte. Ik geloof dat de vakgroep mijn vader nooit heeft gekend: de minst depressieve man uit de geschiedenis en tegelijkertijd degene die het minst geneigd is tot lachen, vanwege het volkomen gebrek aan gevoel voor humor in zijn DNA. Bij mij werkt de methode echter perfect. Ik hou van lachen en hou er ook van om mensen aan het lachen te maken. Maar sinds die tragische kerst kon ik tijdens mijn verwoede zaprondje op Laurel en Hardy stuiten en dan vond ik ze slechts een sufkop en een dikkerd die rampzalige ongelukken in huis veroorzaakten. Daarna schoot me te binnen dat ze dood waren en werd ik overspoeld door een oneindige droefheid.

‘Laurel en Hardy zijn dood.’

Een zin die niet logisch is. Laurel en Hardy kunnen niet sterven. Ik huilde urenlang om hun overlijden. Toen mijn vriend Alessandro me belde en vroeg waarom ik zo snikte, antwoordde ik door mijn tranen heen: ‘Omdat Laurel dood is!’ Hij dacht dat ik een grap maakte en hing op. Ik bleef urenlang wanhopig treuren om het overlijden van de twee Amerikaanse komieken. Nadat ik was opgehouden met om hen te janken, schoot me te binnen dat ook Charlie Chaplin dood is en begon ik opnieuw.

Mijn zenuwstelsel was onherroepelijk op tilt geslagen. Als een flipperkast waar je iets te hard met je heup tegenaan bent gestoten.

De diagnose was helemaal niet moeilijk.

Ik was officieel depressief.

Op 7 januari, bij mijn terugkeer op kantoor, merkte Marta meteen dat er iets was.

‘Hé, je lijkt een beetje moe. Heb je soms iets met een vrouw die je energie opzuigt?’

Ik koos voor het makkelijkste antwoord, dat minder uitleg zou vergen.

‘Ja.’

‘Goed zo!’

‘Hoe was je cruise?’

‘Fantastisch! Ik heb het met de kapitein en een animator gedaan en ben verloofd met een architect uit Verona.’

Mijn zus verloochende zich nooit: eerlijk en zonder omhaal van woorden. Ik vroeg niet eens naar die vermeende verloofde. Na hooguit een week zou hij verdampt zijn als morgendauw in de augustuszon.

Ik probeerde me op mijn werk te concentreren. Dat lukte niet. Ik keek catatonisch naar de cursor op mijn computerscherm. Na een kwartier ging de screensaver aan. Ik keek eindeloos naar de felle, kleurige krabbels.

Marta kwam de kamer binnen om me eraan te herinneren dat ik om twaalf uur een hoorzitting had. Ik sleepte me het kantoor uit. Ik liet me door een taxi tot vlak voor de rechtbank brengen. Ik woonde verveeld de hogerberoepszitting bij van een arme barhoudster wier bedrieglijke compagnon al het geld achterover had gedrukt. Ik adviseerde haar het erbij te laten zitten en zich onmiddellijk gewonnen te geven.

‘Mevrouwtje,’ legde ik uit, ‘in Italië winnen criminelen altijd.’

Ze keek me aan alsof ik gek was. Gek was ik niet, maar zeker wel een beetje verdwaasd. Ik ging lopend terug naar kantoor. Daar deed ik bijna twee uur over. Ik negeerde mijn mobiele telefoon, die onderweg talloze keren ging. Ik had met de toewijding van een veertienjarige verschillende beltonen op mijn iPhone gezet. Telefoontje, sms, whatsapp, telefoontje, telefoontje, mail, whatsapp, sms, sms, sms, telefoontje, mail. De vier gemiste oproepen waren allemaal van mijn zus. Ik was twee afspraken misgelopen. Lekker belangrijk.

Kijk, daar wachtte ik op. Lekker belangrijk is de grootste vijand van elke zichzelf respecterende depressieveling. Als er iets misgaat en je begint ‘lekker belangrijk’ te denken, wil dat zeggen dat de ijsberg waar je tegenaan bent gebotst je hele zijkant heeft verwoest en dat je schipbreuk lijdt. Als lekker belangrijk om de hoek komt kijken, zit je echt in de problemen.

Lekker belangrijk is de indicator van gebrek aan respect voor jezelf en je naasten. Hoe vaker je in de loop van de dag ‘lekker belangrijk’ zegt of denkt, hoe dichter je bij de rand van de zelfvernietiging bent.

‘Hé, de wc stroomt over!’

‘Lekker belangrijk!’

‘Hé, Roma heeft verloren!’

‘Lekker belangrijk!’

‘Hé, ze hebben je creditcard geskimd!’

‘Lekker belangrijk!’

‘Hé, ze hebben je auto bekrast!’

‘Lekker belangrijk!’

‘Hé, je bent in je pyjama van huis gegaan!’

‘Lekker belangrijk!’

Als je zelfs niet meer van slag bent als je je mobiele telefoon bent verloren met al je belangrijke contacten erin, het allerergste wat je kan overkomen, en je leven één gigantisch lekker belangrijk wordt, moet je hulp vragen. En ik had gelukkig heel veel lieve mensen die me een reddingsboei konden toewerpen om me te behoeden voor de psychologische golven die me overspoelden.

Ik ben een gemiddelde Italiaan, dus natuurlijk was de eerste die ik belde mijn moeder.

‘Hoi mam, ik ben depressief.’

‘Goed, dank je, en jij?’

Zoals gewoonlijk gaf ze antwoord zonder te luisteren.

‘Weet je, ik ben de laatste tijd een beetje depressief.’

‘O, oké, en voor de rest? Heb je die lekkage in de keuken al verholpen?’

Ik ben dol op de manier waarop mijn moeder de wereld om haar heen zonder enige moeite opzijschuift. Ik trad in details in een poging haar aandacht te trekken.

‘Mama, ik kom al bijna een maand mijn huis niet uit, alleen om naar kantoor te gaan. Ik doe niets, ik heb nergens zin in, ik staar soms de hele dag naar het plafond. Ik slaap wel zestien uur achter elkaar en ben altijd moe. Het gaat niet goed met me.’

‘Het zal de wisseling van de seizoenen wel zijn. Heb je al ginseng geprobeerd?’

Ik wist niet of ik nu wel of niet moest ophangen en net moest doen alsof de lijn wegviel. Mijn moeder ging onverstoorbaar verder, zonder me ook maar de kans te geven om te reageren.

‘Ook koninginnenbrood is niet slecht, maar dat bevat veel calorieën, dus pas op, want de laatste keer vond ik je wat dikker geworden.’

‘Luister, mama, ik heb geen problemen met mijn voeding, het is eerder mentaal dan fysiek.’

‘Misschien heb je te veel gewerkt.’

‘Ik heb niet te veel gewerkt, met kerst heb ik het kantoor zelfs twee weken gesloten.’

‘Dan heb je volgens mij kou gevat en verwaarloos je een griepje. Ga naar de apotheek, koop een doosje Tachipirine 1000, neem er eentje en dan slaap je vannacht lekker.’

Ik gaf het op. Vooral aan de telefoon was mijn moeder onwankelbaar. Haar manier van redeneren is een middeleeuws fort zonder ophaalbrug.

‘Mama, vind je het goed als ik kom lunchen?’

‘Ik heb een afspraak bij de kapper om te kleuren.’

‘Zullen we dan vanavond samen eten?’

‘Nee, er komen twee vrienden naar ons toe die alleen vandaag in Italië zijn.’

‘Morgen?’

‘Morgen ga ik een week naar een collega die op Malta zit, had ik dat niet verteld? Riccardo gaat niet mee, want hij vindt het niet leuk.’

Dat had ze me wel verteld. Alleen had mijn depressie mijn mentale agenda gewist. Ik leefde in één enkele ellenlange dag zonder zonsondergangen en zonder dageraad, als op de poolcirkel.

‘Dan spreken we elkaar na Malta wel. Als ik dan nog leef.’

‘Prima. Kleed je warm aan. Kusjes.’

Klik.

Eentje minder.

Het was de beurt aan Alessandro, mijn beste vriend. Mijn eerste echte vriend. Van vlees en bloed, bedoel ik.

Toen ik klein was, had ik wel een denkbeeldig vriendje. Of eigenlijk, om precies te zijn, een denkbeeldige vader. Roger Moore.

Roger Moore was begin jaren zeventig Simon Templar, daarna werd hij Brett Sinclair in The Persuaders, waarna hij de kroon op zijn schitterende carrière zette door zeven gedenkwaardige keren James Bond te vertolken. Voor mijn generatie was Roger Moore de held bij uitstek, de vader die je had willen hebben. Zo gezegd, zo gedaan. Een telefoontje naar mijn fantasie et voilà, jarenlang stelde ik me voor dat ik echt 007 als vader had. De beroemde Britse acteur kwam me, als hij in Italië was, tussen twee films door even opzoeken en dan dronken we op mijn kamer samen thee met melk. We kletsten veel. Roger sprak uitstekend Italiaans en gaf me vaak raad. We zagen elkaar min of meer tot de derde klas van de basisschool, tot we elkaar uit het oog verloren. Jammer. Gelukkig kwam ik in de eerste klas van de middenschool Alessandro tegen. Het was vriendschap op het eerste gezicht.

Zo retro als ik ben in mijn smaak, van muziek tot kleding, zo modern en trendy is Alessandro. Hij heeft nooit een euro op zak, maar je kunt er iets om verwedden dat hij de nieuwste iPhone in zijn bezit heeft of dat hij zijn vakantie bij een rappersevenement in Australië heeft doorgebracht. Hij kent alle trends ter wereld, ik begin zelfs te vermoeden dat hij ze persoonlijk lanceert via zijn taxiradio. Hij noemt zichzelf graag tassinaro, in Romeins dialect, in plaats van taxichauffeur, want voor hem is de Romeinse cultuur een historische herinnering die niet verloren mag gaan. Met hem een rit door het centrum van de hoofdstad maken is een unieke ervaring. Hij houdt er vooral van om met buitenlandse toeristen te praten, waarbij hij een zelfverzonnen taaltje gebruikt dat een briljante mengeling is van alle talen van de wereld. Hij beweert namelijk, en terecht, dat er in elk land verschillende woorden worden gebruikt die overal begrepen worden. Denk maar aan het Frans: ook als je dat niet beheerst, weet je heel goed wat een trottoir, een croissant, een silhouet, een passe-partout, een voyeur, een rendez-vous of een debacle zijn, om maar wat voorbeelden te noemen. Of neem het Engels; iedereen snapt de betekenis van cartoon, camping, fair play, game, iceberg, gay, basket, network, take-away, underground, young, sandwich, sound, brother, lucky, car en honderden andere universele woorden.

Alessandro heeft op die manier ongeveer drieduizend woorden van wisselende afkomst bij elkaar gestopt en kan daarmee met iedereen een briljant gesprek voeren. Hij is in staat om in een en dezelfde zin een Italiaans lidwoord, een Duits zelfstandig naamwoord, een Frans bijvoeglijk naamwoord en een Spaans werkwoord te gebruiken. Mijn vriend heeft het nieuwe Esperanto verzonnen.

Ik heb bescheiden geopperd om het woord ‘depressie’ aan zijn vocabulaire toe te voegen dat, zoals jullie al weten, vrijwel op elke breedtegraad identiek is. Dankzij zijn communicatieve vaardigheden en zijn passie voor kunst is Alessandro een toeristengids ad honorem, en vaak verlaat hij zijn taxi en vervolgt te voet zijn weg door het historisch centrum, waar hij de toeristen even goed of beter dan een professional vertelt over de overblijfselen van het Forum Romanum of de barokke kerken.

Zijn liefdesleven is altijd een grote puinhoop geweest. Hij heeft drie kinderen, een meisje bij een jeugdliefde en twee jongens bij zijn huidige vrouw, Claudia. Later vertel ik nog verder over hem.

Toen ik hem belde met mijn verzoek om hulp, was hij in het Pantheon met een paar Scandinavische toeristen. Hij vertelde, dat weet ik zeker, over een van zijn stokpaardjes, namelijk waarom het in het Romeinse mausoleum ondanks de grote opening midden in de koepel nooit naar binnen regent, zelfs niet tijdens de hevigste stortbuien. Ik ken zijn uitleg uit mijn hoofd: als het regent, creëert de opening een soort ‘schoorsteeneffect’, oftewel een opwaartse warme luchtstroom die waterdruppels uiteen laat vallen voor ze naar binnen vallen. Zoals jullie zullen begrijpen had mijn vriend het te druk om naar me te luisteren.

‘Sorry, Diego-man, ik bel je zo terug,’ kapte hij me meteen af.

‘Ik bel zo terug’ is de zin die hij het vaakst tegen me heeft gezegd in de ruim dertig jaar dat we elkaar kennen.

‘Ja, maar niet vergeten, ik zit er een beetje doorheen,’ drong ik aan.

‘Rustig maar. Wil je het nummer van een collega van me in Frascati? Ze is heel sportief.’

‘Sportief’ was zijn manier om te zeggen dat de taxichauffeuse in kwestie het met me zou doen zonder enige moeite van mijn kant.

‘Nee, laat maar. Dank je wel. Tot later.’

Zo zit Alessandro in elkaar: een wip, een bord pasta alla carbonara, een beetje lachen met vrienden en alles is over. Een praktische man.

Toen hij me bijna twee dagen later terugbelde, keek ik aandachtig naar de scheuren in het plafond en nam niet op. Hij was te laat.

Daarna probeerde ik het bij Loredana, mijn beste vriendin, die celliste van beroep is. Ik heb verschillende beste vrienden, tot mijn geluk. Iemand zou me helpen. Dat hoopte ik tenminste nog.

Loredana is technisch bezien mijn ex, maar de laatste keer dat we gemeenschap hadden – wat trouwens ook de eerste keer was – dateert helemaal van 1988, met als medeplichtigen een glaasje te veel en de hormonen van twintigjarigen. Vanaf de dag erna waren we onafscheidelijk. Een authentieke mannenvriendschap, zij het tussen verschillende seksen. Loredana was, misschien nog wel meer dan Alessandro, de afgelopen kwarteeuw mijn vertrouwenspersoon en onze ellenlange omhelzingen hebben me altijd momenten van oprecht geluk bezorgd. Toen ze acht jaar geleden zwanger raakte van een hufter die het presteerde om er tijdens de zwangerschap vandoor te gaan, stond ik haar als meer dan een broer terzijde. In feite bestaat haar hele leven uit een komen en gaan van hufters voor wie ze zichzelf vergat. Een eindeloos toneel waarop afwisselend klootzakken van alle rassen, standen en religies verschenen. Ik weet zeker dat heel wat lezeressen maar al te goed weten wat ik bedoel.

Voor haar veertigste verjaardag parafraseerde ik straffeloos de beroemdste aria van Don Giovanni van Mozart en componeerde een ‘catalogus van klootzakken’ die we met alle vrienden aan haar opdroegen op haar feest, dat bij mij thuis werd gehouden. Loredana was de eerste die erom moest lachen en begeleidde ons zelfs op de cello.

De keizer van de klootzakken was, jawel, ene Filippo die haar met vruchtbare onverantwoordelijkheid zwanger maakte en ervandoor ging. Loredana besloot haar dochter te houden en geen enkele wettige actie te ondernemen voor het erkennen van het vaderschap. Het vaderschap van een klootzak heeft juridisch wel wat waarde, maar in werkelijkheid niet. Ze heeft de kleine Giada in haar eentje opgevoed, met hulp van haar bejaarde, maar kordate ouders en een vertrouwde vriend, en dat was ik uiteraard.

Giada heeft me altijd oom genoemd en ik ben heel trots op die nobele benaming. Voor mij is oom meer waard dan markies, graaf of groothertog. Oom is een erkenning die, als hij je niet ten deel valt wegens familiebanden, een enorme eer is om te krijgen. Oom is ook beter dan papa; het is geen toeval dat Walt Disney (een uitmuntend na-mens uit de vorige eeuw) besloot dat er in zijn fantasie-universum, bevolkt door eenden en muizen, allemaal ooms, tantes, nichtjes en neefjes moesten zijn. De enige uitzondering op de enorme hoeveelheid disneyaanse ooms en tantes is, terecht een oma. De oude Disney had het helemaal begrepen.

Toen ik Loredana belde, was ze met Giada in het zwembad. Een moderne moeder is tegelijkertijd chauffeur, arts, kokkin, huishoudster, juf, secretaresse en duizend andere vermoeiende beroepen. En als je duizend beroepen hebt, zijn de dagen altijd te kort.

‘Is het dringend?’ vroeg ze.

‘Nee, nee. Komt het uit als ik vanavond langskom?’

‘Vanavond breng ik Giada naar een vriendinnetje, waar ze gaat eten. Ik ga iets drinken met Elisa en daarna haal ik haar op.’

Elisa is een vriendin van haar met wie ze altijd op klootzakkenjacht gaat, met uitstekende resultaten.

‘Laten we dan morgen afspreken... ik zit er een beetje doorheen...’

‘Hou op, suffie, je hebt geen enkele reden om erdoorheen te zitten...’

‘Nee, weet ik, maar...’

‘Kom op, we spreken elkaar morgen en dan zetten we onze schouders eronder. Bedenk dat er heel wat mensen zijn die het slechter hebben dan jij.’

Klik!

Goed, op de eerste bladzijde van het Handboek van dingen die je niet moet zeggen tegen iemand die depressief is staan twee zinnen die je absoluut moet vermijden:

‘Je hebt geen enkele reden om erdoorheen te zitten.’

En

‘Bedenk dat er heel wat mensen zijn die het slechter hebben dan jij.’

Dit zijn andere zinnen die averechts werken en streng verboden zijn:

‘Zit niet zo te mekkeren, doe er iets aan.’

‘Iedereen heeft wel eens een rotdag.’

‘Stort je op je werk.’

‘Volgens mij doe je het alleen maar om aandacht te krijgen.’

‘Op jouw leeftijd moet je van het leven genieten en daarmee uit.’

‘Als je zo doet, zorg je dat iedereen om je heen zich ook ellendig voelt.’

‘Je moet meer bidden, vertrouw op God.’

‘Je moet een nieuwe hobby zoeken.’

‘En stel nou dat je iets echt ergs zou overkomen, wat zou je dan doen?’

‘Ga iemand helpen die het harder nodig heeft dan jij, dan hou je wel op met zeuren.’

In de daaropvolgende uren wisten de mensen die ik om hulp vroeg er een paar uit hun hoofd te citeren. Mijn vader slaagde zelfs voor de moeilijke taak om het hele traject af te leggen en ze allemaal uit te spreken. Hij is nooit een goede psycholoog geweest. Behalve mama, papa, Alessandro en Loredana belde ik ook Simona en Luca, twee oude vrienden van me die met elkaar getrouwd zijn, en mijn kinderen Pico en Laura. Niemand had tijd voor me.

Ja, ik weet heus wel dat iemand die depressief is bepaald niet het leukste gezelschap van de wereld is, maar toch had ik deze uitkomst niet verwacht. Ik kwam erachter dat het spreekwoord ‘In nood leer je je vrienden kennen’ een kern van waarheid bevat. Niet dat ik twijfelde aan de genegenheid die mijn vrienden voor me voelden, maar het resultaat was dat niemand me een reddingsboei toewierp om te voorkomen dat ik verdronk. Dat kwam deels doordat niemand dacht dat ik echt aan het verdrinken was. Ik heb het al eerder gezegd, ook ik had mijn hele leven de destructieve kracht van een depressie onderschat. Als ik had gezegd dat ik mijn scheenbeen had gebroken na een val van mijn scooter waren ze allemaal naar mijn ziekbed gesneld, maar depressie kun je niet in het gips doen, dus is het minder beeldend. Je moet het alleen opknappen, al leek het me in die dagen veel aantrekkelijker om weg te zakken in het drijfzand van mijn verzwakte geest.

Dat is het voornaamste probleem van fase één: de zelfvoldaanheid van de emotionele afgrond waar je in blijft steken. Victor Hugo schreef: ‘Melancholie is de gelukzaligheid van het triest zijn.’ Niets is zo waar en zo verontrustend. Ik begon het leuk te vinden om depressief te zijn.

Ik ging nog steeds naar mijn werk, sleepte me door hoorzittingen en pleidooien heen, maar was altijd aan het piekeren. Ik begon op rampzalige wijze zaken en daarmee cliënten te verliezen. Ik was niet meer die defensieve oorlogsmachine die mijn eigen vernietigende naam had gevestigd. Ik was een ondermaatse, verkreukelde advocaat met een afwezige blik geworden. Alles wat ik in de voorgaande jaren had gedaan leek een nutteloze mallemolen van frustraties en gevoelens. Ik had niets goeds opgebouwd in de loop van mijn bestaan. Een bestaan dat bovendien zeker niet gedenkwaardig was, zonder schande en zonder lof. De leraren op de middenschool hadden gelijk gehad toen ze me hadden gebrandmerkt met die beschamende ‘voldoende’, waarmee ze oordeelden dat ik het zelfs niet waard was om het jaar over te doen.

Van een voldoende leerling was ik een voldoende man geworden. Voorbestemd voor een existentiële voldoende.

Tijdens dat alles was Ulisse mijn enige, blaffende reddingsboei. Hij bleef me overladen met liefde alsof ik een ‘goed’ of zelfs ‘zeer goed’ baasje was. Hij gaf me geen cijferlijsten, alleen onvoorwaardelijke hondentederheid. Ik weet inmiddels zeker dat beschermengelen, die door schilders altijd worden afgebeeld als gevleugelde, belachelijke figuren in nachthemden, in werkelijkheid onze hondenvrienden zijn.

Ulisse was de mijne.

Op een ochtend werd ik wakker, scharrelde doelloos wat in huis rond, trok uiteindelijk een verkreukeld pak aan en ging op weg naar kantoor zonder me zelfs maar te scheren.

Als je je altijd hebt geschoren alsof het een initiatie- en verzoeningsrite van de vroege ochtend was en je daar ineens mee ophoudt, is dat een onmiskenbaar teken.

Ik stond op het punt om in de uiterst gevaarlijke fase twee van de depressie te belanden.