FASE DRIE
Depressie kan in zeventig à tachtig procent van de gevallen doeltreffend worden behandeld zonder lang en onnodig lijden. Maar er zijn er niet veel die dat weten. Voor de duidelijkheid: het is geen karaktertrek, al kan het soms erfelijk zijn. Die vriend van je die een beetje chagrijnig doet, is niet depressief, evenmin als die andere vriend die nooit praat tijdens het eten. Die zijn hooguit verlegen en introvert.
Depressie is een echte ziekte die iedereen kan treffen, ook de meest vooraanstaande figuren en de levendigste, meest briljante intellectuelen; sterker nog, bij die laatste groep is het percentage nog hoger. Het is van belang om dat te benadrukken, want iemand die aan een depressie lijdt, voelt zich vaak schuldig en denkt dat zijn onvermogen om actie te ondernemen te wijten is aan luiheid of onbekwaamheid, en soms doet hij net of hij het wel in zijn eentje redt omdat hij niet accepteert dat hij ziek is. Je bewust worden van het feit dat het om een ziekte als vele andere gaat, is de eerste stap naar het aanvaarden dat je hulp moet vragen: iemand met een blindedarmontsteking zal geen seconde denken dat die vanzelf geneest. Maar goed, deze redenering van een paar regels kostte mij ruim vijf maanden. Vijf maanden volledig stuurloos, waardoor ik een slechter mens was geworden. Een man waar niet mee te leven viel. De afwezigheid van Ulisse was duidelijk merkbaar, zowel vanuit affectief als uit organisatorisch oogpunt. Doordat ik voor een ander levend wezen moest zorgen, was ik gedwongen geweest een minimum aan sociale vaardigheden en decorum in stand te houden. Zo was ik gedwongen om minstens drie keer per dag naar buiten te gaan en me daarvoor aan te kleden en af en toe te wassen. Maar toen mijn vriend dood was, liet ik me gaan.
De enige die ik vrij vaak bleef zien was mijn ex-vrouw, Giulia, vanwege problemen die onze kinderen veroorzaakten. Meestal ging ik haar in de boekwinkel opzoeken, een plek waar ik dol op ben, een van de weinige familiebedrijven in Rome. Op een ochtend nodigde ze me, moe van mijn voortdurende klaagzangen, uit om thee te komen drinken in ons oude huis.
Ik was er al bijna een jaar niet geweest. Er was bijna niets veranderd, afgezien van de afwezigheid van onze oude foto’s in de boekenkast en op de koelkast. Uit de rest sprak een verleden dat niet meer bestond. In een ogenblik uitgeveegd, als krijt van een schoolbord waardoor er slechts een nauwelijks waarneembare, vervelende veeg achterblijft. Ik herinnerde me de herkomst van elk meubelstuk, elk schilderij, elk boek. Een huis is een enorme harddisk van je leven, die ook sporen bevat van vergeten en misschien ook onbelangrijke episoden. Alleen de geur was iets veranderd. De geur van een huis is een uniek aroma, een mengeling van die van de bewoners en die van de meubels. Sinds ik er niet meer woonde, was de mengeling duidelijk veranderd. Mijn vervanger, of vervangers, rookten. Een niet-roker bespeurt meteen de nicotine die in de omgeving trekt, als een hond die truffel ruikt. Ook mijn ex-vrouw had een andere geur, die veel minder aantrekkelijk voor me was. Of misschien was mijn reukvermogen veranderd. Ik zal het nooit weten.
We gingen samen zitten, in gezelschap van een kopje bergamotthee. Giulia wist alles van me, al hadden we er niet over gepraat. Mijn neerslachtigheid stond in duidelijke letters op de wallen onder mijn ogen en in mijn nieuwe rimpels geschreven.
‘Waarom zoek je geen hulp?’
‘Niemand heeft tijd voor me.’
‘Ik heb het niet over een vriend. Ik bedoel een arts, een deskundige.’
‘Zeg je nou dat ik therapie nodig heb?’
‘Precies.’
Kijk eens aan, ik had het kritische punt bereikt. Het keerpunt voor iedereen die depressief is. Als anderen zeggen: ‘Je moet je laten behandelen.’
Ik keek naar Giulia: in haar ogen stond geen boosaardigheid, noch medelijden. Gewoon een oud, stoffig gevoel waardoor ze zich gedwongen voelde voor me te zorgen, al was het maar tien minuten.
‘Ga naar een psychoanalyticus,’ voegde ze eraan toe.
‘Ik ben nog nooit in therapie geweest, dat weet je.’
‘Dan is nu het moment om daarmee te beginnen. Ik ken een heel goede. Hij is ook arts.’
‘Wat is het verschil?’
‘Een psychoanalyticus mag geen medicijnen voorschrijven. Degene die ik je voorstel, is ook psychiater.’
‘Ik ben niet gek en ik heb geen medicijnen nodig. Het gaat prima.’
‘Dat zie ik.’
Er viel een stilte.
Elk ander woord zou overbodig zijn.
Ik wist dat ze gelijk had.
Zonder een spier te vertrekken schreef Giulia een naam en een telefoonnummer op een papiertje. Ze dwong me het briefje met het mobiele nummer van dokter Borromeo in mijn zak te doen. Daarna stuurde ze me weg. Ze moest terug naar de boekwinkel.
De daaropvolgende dagen negeerde ik haar voorstel een tikkeltje arrogant. Daarna, nadat ik een hele nacht had gehuild om het overlijden van Massimo Troisi, toetste ik uiteindelijk toch dat verdraaide nummer in. Hoe de eerste sessie verliep, weten jullie al. En jullie hebben vast ook wel aangevoeld dat de sessies daarna iets nuttiger en constructiever waren. De psychoanalytische bever had, ondanks mijn aanvankelijke argwaan en zijn aangeboren antipathie, verstand van zaken.
De afspraken volgden elkaar snel op en algauw vierden we onze tiende sessie. We waren klaar met het verkennen van de trauma’s uit het verleden, mijn leven en de fasen voorafgaand aan mijn neerslachtigheid. Nu werd ik gedwongen om vooruit te kijken, op gevoel navigerend als een schipbreukeling op zoek naar een stukje vaste grond dat de monotonie van de horizon doorbreekt.
‘Zie je, Diego,’ zei Don Chuck tegen me, ‘je moet nooit denken dat je alleen bent. Er zijn er echt velen die dezelfde kwellingen doorstaan. Bedenk dat er alleen al in Italië bijna vijf miljoen depressieve mensen zijn. Meer vrouwen dan mannen.’
‘Hoe komt dat?’
‘Volgens mij omdat vrouwen makkelijker naar de dokter gaan. Mannen hebben bijna allemaal een sterk ontwikkeld meerderwaardigheidscomplex: ik ben sterk en ik red het zelf wel. Herken je dat?’
‘Nee,’ loog ik glashard. Liegen tegen je eigen therapeut is niet echt een briljante strategie.
Hij keek me aan met de houding van iemand die je niet in de maling kunt nemen.
‘Heb je ooit huilbuien?’
‘Elke dag.’
‘Sla je maaltijden over?’
‘Laten we zeggen dat ik wat onregelmatig eet.’
‘Maar wel gezond? Normaal?’
‘Vooral tussendoortjes.’
‘Klassiek geval. Het kind waar we het al over hebben gehad neemt de overhand. Ik stel me zo voor dat je moeder nooit een tussendoortje voor je kocht.’
‘Dat was streng verboden bij ons thuis. Mijn vader was sporter en mijn moeder een gezondheidsfreak, dus maakt u de optelsom maar. Ze gaf me belegde broodjes mee voor in de pauze, of stopte zelfs een blik risotto met groenten in mijn schooltas, alsof ik een soldaat was.’
‘Ik begrijp het. Laat ik het proberen uit te leggen: nu je afweermechanisme verzwakt is neem je onwillekeurig je toevlucht tot geruststellende gewoonten zoals slapen of eten, waarmee je in dit geval uiting geeft aan onderdrukte verlangens. Kijk je veel tv?’
‘Soms wel de hele dag.’
‘Dat is een normaal symptoom. Televisie is de meest verbreide activiteit waar geen herseninspanning voor nodig is. De apotheose van de passiviteit. In deze periode heb je geen zin om mee te doen en weer de hoofdrolspeler in je eigen leven te worden. Je bent een toeschouwer in een wereld waar anderen toneelspelen. Dat is mij ook overkomen.’
‘Bent u dan ook depressief geweest?’
‘Een paar keer, rond mijn veertigste. Daarna ben ik er, dankzij een aantal medicijnen en vooral dankzij mijn vrouw, bovenop gekomen. Met tien kilo extra die me nu nog steeds gezelschap houden.’
‘Was er ook in uw geval geen enkele aanleiding?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Totaal niet. We hadden net een kind gekregen, maar voor mannen bestaat er geen post-partumdepressie; sterker nog, mannen zijn meestal euforischer omdat ze het gevoel hebben dat ze weer het middelpunt van de aandacht zijn, vergeleken met de zwangerschapsperiode. Maar ik zakte in de afgrond.’
‘Ook bij u tussendoortjes en tv?’
‘Min of meer. In mijn geval was het een voorkeur voor chocola, er bestaan verschillende vormen.’
‘Bent u naar een psycholoog gegaan?’
‘Na een paar maanden ben ik begonnen met sessies bij een heel goede collega die ik niet persoonlijk kende. Die heeft heel wat af gezweet bij mij. Ik zat echt aan de grond. Neem me niet kwalijk, maar mijn psychologische toestand was veel gecompliceerder dan de uwe.’
‘Het moet leuk geweest zijn om therapie te geven aan een therapeut. Jullie kennen alle trucjes.’
Hij glimlachte.
‘De techniek van de paradox bijvoorbeeld, die gebruiken wij advocaten ook.’
Ik zag zijn beschaamde blik. Ik had hem ontmaskerd.
De techniek van de paradox is heel eenvoudig. Als degene die depressief is, of in mijn geval een cliënt, zich beklaagt, hoef je nooit te proberen hem op te peppen, maar doe je juist nog negatiever dan hij, waarbij je op overdreven pessimistische toon over het leven en menselijke relaties praat.
Roept iemand mijn hulp in omdat hij ruzie met zijn broers heeft over een erfenis? Dan vertel ik hem meteen over mijn vreselijke persoonlijke ervaring met een erfenis (uit mijn duim gezogen) en wordt de cliënt meteen milder, omdat hij merkt dat iemand hetzelfde heeft meegemaakt en dat heeft overleefd. Min of meer dezelfde strategie als die mijn wijze therapeut op dat moment volgde, want ik vermoed dat hij nog geen minuut depressief is geweest; zijn voorliefde voor chocola was geloofwaardiger.
‘Weet je dat je geen makkelijke patiënt bent?’ vroeg Don Chuck.
‘Dat weet ik, sorry. Ik kan me niet volledig overgeven.’
‘En je vertelt bijna nooit de waarheid.’
Betrapt.
‘Hoe kan ik je nu helpen als je je niet helemaal openstelt? Niemand verplicht je ertoe om twee uur per week bij mij door te brengen.’
‘Inderdaad...’
‘Rustig maar, ik ben er niet om over je te oordelen of medelijden met je te hebben. Ik ben er om je een handje te helpen. Maar als je tegen me liegt of in deze verhoogde alarmtoestand blijft hangen, kan ik niets doen.’
Ik voelde me net een leerling die voor straf achter het bord moest staan.
Voor het eerst sinds het begin van de therapie begreep ik dat er een strikte hiërarchie tussen ons bestond. En dat ik niet de baas was.
De vraag die ik al een tijdje verwachtte kwam fel en pijnlijk, als een pistoolschot in het hart.
‘Voel je er iets voor om medicatie te gaan gebruiken naast onze sessies?’
‘Vindt u dat nodig?’
‘Ja.’
‘Wat voor soort medicatie?’
‘Er zijn er verschillende in de handel. Laten we zeggen dat ze allemaal een vervanging zijn voor het slechte functioneren van de verdeling van neurotransmitters in je zenuwstelsel. Te ingewikkeld?’
‘Nee. Bijwerkingen?’
‘Luister, de tricyclische antidepressiva worden gedurende korte perioden ingenomen en laten al drie weken na de eerste inname verbetering zien,’ preciseerde hij, alsof hij de zin uit zijn hoofd kende. ‘Het is goed om te weten dat ze een droge keel, transpiratie, gewichtstoename, duizeligheid, slaperigheid, trillen en rusteloosheid kunnen veroorzaken, naast problemen die te maken hebben met het libido.’
‘O, heel fijn. Meer niet? Pukkels, acne, herpes?’
Als ik er grapjes over kon maken, had ik misschien nog een kans om deze rotperiode te overleven.
Don Chuck glimlachte welwillend.
‘Maak je geen zorgen, niet allemaal tegelijk en niet altijd. Vanwege die bijwerkingen is het gebruik van sommige medicijnen beperkt tot een bepaalde tijdsduur. In hun voordeel kan worden aangemerkt dat ze geen enkele afhankelijkheid of gewenning tot gevolg hebben. In jouw geval zou ik echter liever SSRI gebruiken, die het serotonineniveau in de hersenen verhogen.’
‘Contra-indicaties?’
‘Net als de andere, maar milder. Daarom zijn ze ook bruikbaar voor langduriger behandelingen en geschikt voor mensen van een zekere leeftijd.’
‘Ben ik dan van een zekere leeftijd?’ Ik ontplofte bijna.
‘Je bent zeker geen broekie meer. Maar ook bij deze medicijnen duurt het minstens drie weken voordat het effect merkbaar is. Ik zou vandaag nog beginnen.’
‘Moet dat echt?’
Het valt niet mee om toe te geven dat je psychofarmaca nodig hebt, want daar hadden we het over.
‘Je bent in goed gezelschap, hoor. In Italië is het gebruik van dit soort medicijnen in de afgelopen twintig jaar verdrievoudigd.’
‘Dat lijkt me niet iets om trots op te zijn. Dus we zijn een natie onder invloed van psychofarmaca? Dat verklaart wel een hoop.’
‘Het is geen Italiaanse mode, dat verzeker ik je. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft helaas een wereldwijde verslechtering voorspeld: voor 2020 zal depressie de tweede plaats innemen als oorzaak van arbeidsongeschiktheid, na rugpijn, en zal vijfendertig procent van de wereldbevolking erdoor getroffen worden. Nu is dat twintig procent. De grootste risicogroepen vormen huisvrouwen, gepensioneerden, ambtenaren en arbeiders. Op de laatste plaatsen staan mensen met vrije beroepen en handwerklieden, mensen die niet steeds hetzelfde werk doen. Dus jij bent een uitzondering.’
‘Dank u, ik voel me vereerd. En genezen ze allemaal? Zeg ja, dokter.’
‘De waarheid?’
‘Daarom zijn we hier.’
‘Zo’n vijftien procent van de depressieve mensen die geen behandeling van een specialist krijgen, pleegt uiteindelijk zelfmoord.’
‘Perfect.’
‘De anderen genezen. Bij slechts een heel klein percentage blijft het gevoel van mistroostigheid aanhouden. Degenen die het redden slagen daar vooral in dankzij medicijnen.’
Hij hoefde er niets meer aan toe te voegen. Hij had me overtuigd.