Vijfendertig

El señor en ik zitten buiten op ons terras te roken. “Heb je al iets gehoord?” vraagt hij belangstellend over mijn al dan niet op handen zijnde televisiecarrière.

“Nee, en over anderhalve week zitten we al in het vliegtuig. Klote zeg, zo gaat het natuurlijk niet meer lukken. Ik heb zin om die John de Mol zijn nest uit te bellen,” ratel ik.

“Rustig, Eus. Maar je hebt gelijk. Dit schiet voor geen meter op. Misschien moet je gewoon zelf beginnen,” stelt hij voor.

“Ja, maar voor hetzelfde geld hebben ze mij niet nodig en heb ik er veel tijd en energie in gestopt, plus veel kosten gemaakt,” werp ik tegen.

“Nou ja, dan hebben we zelf toch ook leuke filmpjes van ons leven hier,” baant el señor de weg vrij voor dit – zo zal blijken – geestelijk en lichamelijk slopende project.

Ik bel de cameraman en start meteen op maandag. De eerste take vind ik heel spannend. Ik probeer letterlijk mijn opgeschreven tekst te reproduceren; heb uiteraard het script niet goed genoeg bestudeerd, dus het moet drie keer over. Vanaf dat moment besluit ik gewoon mijn verhaal te doen, zonder de tekst exact te volgen.

Ik heb de cameraman maar drie dagen tot mijn beschikking en ga in die tijd acht filmpjes maken. Vanwege praktische overwegingen neem ik de items allemaal door elkaar op, en dat betekent auto in en auto uit, switchen van kleding, en op de ene straathoek praten over restaurants in Mexico en op de andere over veiligheid.

Het contact met de cameraman verloopt nog wat stroef. Wat ik ook doe of zeg voor de camera, hij verblikt of verbloost niet. Ik vind het zo eenzijdig, dat gepraat tegen dat zwarte mega-apparaat; ik heb behoefte aan respons, maar dat krijg ik zero. Ook niet als ik in gebrekkig Spaans de plannen voor de volgende locatie of scène uit de doeken doe.

Als de camera even niet draait, waag ik een poging om echt persoonlijk contact te maken. We zijn de komende dagen toch non-stop in elkaars gezelschap.

“Mijn Spaans is best slecht, hè?” open ik vriendelijk lachend het gesprek.

“Ja.”

Zijn gezicht kent geen enkele uitdrukking.

Einde conversatie.¬

 

Na de eerste filmdag bekijk ik ‘s avonds het resultaat.

“Wow, echt gaaf!” roep ik uit. “Wat vind jij, señor?” vraag ik.

“Ja, het ziet er heel goed uit, Eus. Goed gedaan,” complimenteert el señor mijn inspanningen.

“Ik vind het heel erg meevallen inderdaad, had gedacht dat ik enorm voor schut zou staan. Maar ik kom eigenlijk heel leuk over. Best Irene Moors-achtig,” loop ik over van enthousiasme.

El señor lacht.

“Nog leuker, zelfs. Het is echt Eus-achtig.”¬

 

We gaan het vieren op ons terras. Met een glas prosecco. Ik ben nog steeds diep onder de indruk van mijn eigen televisiekwaliteiten. Zowel als filmmaakster, regisseuse én als presentatrice heb ik mezelf versteld doen staan.

Euforie kan in mijn hoofd echter razendsnel omslaan in stress.

“Hoe moet ik dat straks in Nederland combineren met de kinderen?” mompel ik bezorgd.

“Wat bedoel je?” vraagt el señor.

“Die boekenrubriek voor Koffietijd”, zeg ik zuchtend.

“Wat?!” zegt el señor. “Waar héb je het over?”

“Nou, ik dacht opeens: zo’n nieuw programma, zoeken nog naar hun formule, moet vast zo’n boekenbespreektype bij, en ben nu opeens bang dat ik daarvoor gevraagd ga worden,” leg ik uit.

El señor valt bijna uit zijn stoel. “Sorry, Eus, dat ik je even niet kan volgen. Ik heb net mijn eerste slok prosecco genomen. Wat gebeurt er toch allemaal in dat hoofd van je?”

“Nou, omdat ik het zo goed doe op televisie en zo, ben ik bang dat ik ontdekt ga worden.”

El señor denkt even na. Waarschijnlijk over of hij deze opmerking serieus gaat nemen of niet. Hij is kennelijk mild gestemd, want hij gaat er gewoon in mee.

“Eus, ik zou het niet doen als ik jou was. Ook al is het maar één keer per week, het kost toch heel veel tijd en ik ken jou, je gaat er enorm van balen.”

“Ja, dat denk ik ook. Al is het wel goed voor de verkoop van mijn eigen boeken,” bedenk ik.

“Die mag je daar toch niet gaan zitten aanprijzen,” zegt el señor.

“Oké, dan weet ik dat ik meteen ‘nee’ moet zeggen als iemand het vraagt.”

“Laat iemand nu maar eerst ‘ja’ zeggen tegen dit niet-bestaande project,” antwoordt el señor in alle redelijkheid.

God, wat is hij toch verstandig. En lief.