Zes
“Waar blijft hij nu?” vraag ik aan el señor, ondertussen kloppend op de lege plek naast mij.
“Ja, het duurt lang. Ga hem maar halen,” volgt het antwoord.
We lachen samen om zoveel onverantwoord opvoedkundig gedrag. Net op dat moment komt een klein mannetje met omhoogstaand Bart Simpsonkapsel slaapwandelend onze kamer binnengelopen. Hij kent het ritueel.
“Hoi lieverd, ben je daar eindelijk, het duurde lang vannacht,” wordt hij begroet. “Doe maar even een plas,” en hij loopt slaapwandelend door naar de badkamer. Automatisch spoelt hij door en doet het licht uit. Hij kruipt aan mijn kant het bed in. Zijn kussen ligt al klaar.
Dit ritueel is maanden geleden begonnen toen Caesar bang werd ‘s nachts. Monsters, boeven en malos (slechteriken) zag hij op zijn kamer.
Hij zocht een veilig heenkomen. En vond dat bij ons. Heel erg hebben wij ons daar niet tegen verzet. De regel is dat hij elke avond in zijn eigen bed begint en als hij later in de nacht bang is, naar ons toe mag komen. En er lijkt nog geen einde te komen aan zijn angst, tot groot genoegen van beide partijen. We maken er zelfs grappen over.
“Als papa en mama vannacht bang zijn, mogen wij dan bij jou in bed?”
In zijn Emotionele-intelligentieklasje komt het thema ‘angst’ regelmatig aan bod. Laatst kwam hij uit het klasje met een flesje glitterwater.
De gouden glitter stond symbool voor een geluksmoment. Hij had zelf een moment mogen bedenken en toen de glitter aan het water mogen toevoegen. Als hij het flesje schudt, gaat het fonkelen. Het geluksgevoel komt dan direct weer terug. En zijn angst zal verdwijnen. Hij moet het ‘s avonds naast zijn bed zetten.
Die avond kijken we samen naar het flesje.
“Goed idee hè, van de juf,” zeg ik.
“Ja, zeker,” beaamt hij. “Maar het werkt alleen als ik iets niet zo bang vind,” voegt hij eraan toe. “Als ik echt héél bang bent, moet ik nog gewoon naar jullie komen.”
“Ja,” vind ik ook.
Die avond is hij echt heel bang.
De week erna vraagt de juf kennelijk of het flesje geholpen heeft. Bij leerling C niet. Onderweg naar huis blijkt de juf meer ijzers in het vuur te hebben. We hebben duidelijk met een pro van doen.
“Als vannacht de malos komen, hebt ik een plan. Ik gaat boven in mijn stapelbed liggen en dan kunnen ze me niet zien,” doet Caesar zijn laatst opgedane wijsheid uit de doeken.
Zit wat in, denk ik, Mexicaanse malos zijn dikwijls niet meer dan twee turven hoog.¬
‘s Avonds zitten we op de rand van zijn bed. Mijn voeten bungelen niet maar staan gewoon op de grond. In goed overleg is besloten dat we de truc met het stapelbed deze week nog niet uitvoeren. Volgende week gaan we echter starten, houden we elkaar serieus voor.
Genietend lig ik ineengeklemd tussen mijn twee mannen. Het is vijf uur ‘s nachts, maar ik voel me bijzonder alive-and-kicking. Ik bedenk dat we een manier moeten vinden om de spijltjes van Carmens bed te saboteren. Belangrijk is dat de poes zodra ze kan staan, naar ons toe kan komen. Misschien moeten we een schuine plank installeren waarover ze als het ware rollend haar bed kan verlaten. Turnmatje eronder en ze kan zich – als we de deuren openlaten – kruipend bij ons melden. Altijd bereid haar vervolgens in onze gezellige gezinsmand te tillen.
Ik reken uit hoe lang ik dit maximaal nog kan meemaken, verstrengeld liggen tussen grote én kleine ledematen in bed. Nog lang genoeg, becijfer ik een zo gunstig mogelijke uitkomst. El señor kijkt mij tevreden aan. We draaien ons weer om. Nog tijd genoeg om bang te zijn dat het bed ooit leger raakt.
Toch kan ik de slaap niet vatten. Alles wat je zo koestert wil je beschermen. En dat wordt wat lastiger hier in Mexico, denk ik soms. Al heeft zelfs het gevaar hier vaak een enorm slapstickniveau. Gisteren las ik weer zo’n bizar verhaal in de krant. Er zaten twee politieagenten in hun auto te posten op een van de drukkere kruispunten in Mexico City. Die dag was er nog weinig spannends gebeurd. Totdat er een grote suv voorbij denderde. Ha! Een snelheidsovertreding, dachten de agenten verheugd.
Vol gas volgden ze de snelheidsduivel en wisten hem uiteindelijk bij het eerstvolgende stoplicht aan te houden.
De bestuurder en bijrijder keken verbaasd op, showden toen hun eigen politiepenning aan hun collega’s en maakten nadat het misverstand was opgehelderd aanstalten hun tocht verder voort te zetten. Totdat er een geluid uit de kofferbak leek te komen. Reden voor de politieagenten die hun kennelijke collega’s tot staan hadden gebracht, om toch even een blik in de trunk te werpen.
Ha! Een geknevelde en geblinddoekte zakenman lag achterin. Por qué?
(waarom?). Daar hadden de snel door de mand vallende ‘agenten geen bevredigend antwoord op. De echte politiemannen rekenden de twee neppers dus onmiddellijk in en verijdelden daarmee de ontvoeringspoging van de hevig geschrokken zakenman.
Op dat moment verscheen er een andere auto ten tonele. Drie agenten stapten uit. Showden hun penning en eisten de onmiddellijke vrijlating van de nep-agenten. Orders waren orders en zij zouden zich er verder over ontfermen. De twee politiemannen wier dag zo saai was begonnen, aarzelden geen moment en rekenden ook de drie handlangers in. Hier nemen ze het good cop-bad cop-principe wel érg letterlijk.♦