Negen

“Mama, het is niet goed!” klinkt het stellig vanaf de achterbank. “Het is niet goed,” wordt er nog eens met nadruk herhaald.

“Wat is er niet goed, lieverd?” vraag ik.

“Nou, laat me explicaren (uitleggen),” begint Caesar serieus, zijn NederSpaans doet daar niets aan af.

“Wij zijn van Holanda. In México. Niet in Holanda. Dat is niet goed,” vervolgt hij vurig.

“Hoezo?” spoor ik hem aan.

“Nou, kijk, wij zijn niet van México. Maar van Holanda. Dan moeten wij zijn in Holanda. Dit is niet goed. En de mensen van Francia, zoals Clara, die moeten zijn in Francia. En niet in México.”

Ik houd me zo gedeisd mogelijk om hem vooral niet te laten stoppen met deze interessante uiteenzetting.

“Kijk, wij zijn van Holanda. En wij zijn niet in Holanda. Wij praten Holandés. Ik praat Holandés, Carmen praat – als zij meer anos hebt (ouder is) – Holandés. In México praat iedereen Espanol. Ik snapt het niet. Ik snapt het niet,” verzucht hij.

“Wat snap je niet, lieve beer?” waag ik.

“Ik snapt het gewoon niet waarom wij hier zijn.”

“Waar wil je dan het liefste zijn?” vraag ik naar de bekende weg.

“Ik wilt in Holanda zijn.”

“Maar lieverd, ga je al je vriendjes dan niet missen?”

“Jah, best wel. En dan bent ik ook verdrietig. Maar niet zó erg. Ik huilt dan ‘eh, eh, eh’, zoals Carmen soms doet.”

Even is het stil.

“En ik hebt al vriendjes in Holanda. Oma is mijn vriend. En iedereen van skiën,” somt hij de volwassenen in zijn leven op.

“En ook dat jommetje dat meegaat. Hoe heet hij?”

“Joep,” zeg ik.

“Ja, Joep. Hoeveel anos hebt die?”

“Vier.”

“Ja, dat is dus ook mijn vriend.”

“En naar wat voor school wil je dan in Holanda? Waar ze alleen maar Holandés praten?”

“Nee, dat hoeft niet. Ik wilt best Inglés praten op school. En met sommige kindjes Espanol. Dat vind ik niet erg, met een paar. Als waar ik woont maar iedereen van Holanda is.”

Sinds oma weg is, houdt Caesar zich meer dan ooit bezig met de verschillen tussen de inwoners van zijn nieuwe thuisland en zichzelf. Voor het eerst sinds wij hier wonen is hij er zich van bewust dat hij anders is.

Geen Mexicaan is. Hij begrijpt dus niet wat wij in Mexico doen.

Nu heb ik daar ook weleens last van. Al is dat hoogst zelden. Elke dag is voor mij nog steeds een unieke kans om in een compleet andere wereld dan de mijne te mogen vertoeven, terwijl het toch zo normaal voelt dat ik daar ben. Ik geniet met volle teugen van dit avontuur, dat ongetwijfeld ooit gaat eindigen.

Wat betreft de verschillen tussen de inwoners van ons nieuwe thuisland en onszelf: die zijn er. Generaliserend gesproken zijn Mexicanen socialer, opener, vrolijker en relaxter dan de gemiddelde Nederlander. Maar ook oneerlijker, luier, corrupter en gewelddadiger. Afgezien van deze wat minder charmante eigenschappen zijn Mexicanen wél heel oplossingsgericht.

Neem bijvoorbeeld de drugsoorlog. Daarbij vallen een hoop doden. De teller staat nu rond de vijftienduizend. Een groot aantal wordt met afgehakt hoofd heel praktisch bij het politiebureau neergelegd. Toch zijn de drugsbendes er soms ook bij gebaat de lijken te laten verdwijnen.

“Een gat in de markt,” dacht een proactieve Mexicaan en hij klopte aan bij een van de grootste drugskartels. “Dat probleem kan ik wel voor jullie oplossen.”

Hij werkte hard en grondig. Totdat hij vorige week werd opgepakt. Hij bekende meer dan driehonderd lijken te hebben opgeruimd. Dat leverde hem direct de bijnaam ‘the Cleaner’ op. Zijn werkwijze? Hij loste de lichamen op in chemicaliën. Je kunt zeggen van hem wat je wilt, maar zijn nogal letterlijke werkwijze was vrij on-Mexicaans. Het credo ‘een man een man, een woord een woord’ was hem op het lijf geschreven.