Dertig

Carmen gaat van top tot teen verkleed als engel. Ze heeft een wit satijnen gewaad aan, jezussandalen, vleugels met echte veren en een gouden aureooltje. Ze ziet er prachtig uit. Ik had begrepen dat ze iets leuks op haar schooltje zouden gaan doen. Ik begrijp wel vaker iets. Nog vaker zit ik ernaast.

Carmen heeft namelijk een heus optreden in een theater elders in de stad. Er is haar zelfs een rol toebedeeld: ze gaat dansen. El señor en ik moesten al lachen afgelopen weekend, omdat ze leek te bewegen met haar schoudertjes. Ze schudde nogal koket heen en weer. Nu blijkt waarom: daar heeft ze op haar school voor geoefend.

Mede-Carmen-fan Maria en ik stappen in een taxi, want geen van beiden hebben we ook maar enig idee waar het theater zich precies bevindt.

Voor geen goud wil ik de sterspeelster te laat afleveren. Op de plaats van bestemming is het een drukte van belang. Het hele theater is gevuld met trotse familieleden. Al snel zijn Carmen en consorten aan de beurt.

Carmen wordt door haar juf het podium opgedragen en in het midden neergezet. De kindjes die nog niet zelf kunnen zitten, mogen op schoot.

De overige koters betreden lopend de plankenier.

Een moderne versie van Hark Now Hear the Angels Sing schalt door de luidsprekers. De kleine engeltjes wiegen mee in hun eigen ritme. Carmen doet niets. Ze kijkt stoïcijns de zaal in. Haar aureooltje staat schuin op haar hoofd. Het is aan één kant over haar gezichtje gezakt. Ze doet geen poging om het recht te zetten. Carmen schroeft haar duim in haar mond en wacht rustig tot haar optreden over is. Ze krijgt van mij een staande ovatie.

Na het optreden is het zaak om vier koffers te pakken, want morgen beginnen we aan een lange reis. Die voert ons via Villa Hermosa, Palenque, Campeche en Mérida naar Holbox. In het regenwoud gaan we de schatten van de Maya’s bewonderen en in de stralende zon de oude charmante straatjes van Campeche en Mérida ontdekken. Eindbestemming Holbox is een paradijselijk eiland, ecologisch dus zonder auto’s, waar we in een rietgedekt hutje met veranda en hangmat verblijven.

De eerste stop, Villa Hermosa, is lang niet zo hermosa (prachtig) als de naam doet vermoeden. Geeft niks, want niemand had zich daar ook maar iets bij voorgesteld. Het was slechts een stadje op de route naar Palenque, een rustpunt om de kinderen niet meteen over the top te jagen.

Onze reis is namelijk een verre; eentje die een echte Mexicaan no way met de auto zou afleggen. El señor en ik zijn echter redelijke asfaltvreters, dus we zien er niet zon probleem in. Het potje met vet wordt gewoon weer op tafel gezet.

Palenque is heel andere koek. De mooiste Mayastad van Mexico. Omringd door een ondoordringbare jungle. De toegangsweg is aan de zijen zelfs bovenkant helemaal overwoekerd door vegetatie. Langs de hele route staan legers Mexicanen met kapmessen opgesteld om het oerwoud terug te dringen. Zou dat een paar dagen niet gebeuren, dan zou de weg volkomen worden opgeslokt door onze groene vrienden. Hier moet de mens nog tegen de natuur beschermd worden in plaats van andersom.

Palenque bracht een van de bekendste Mayakoningen voort. Pacal de Grote (wie kent hem niet?) regeerde van 615 tot 683 en heeft de indrukwekkendste graven in Midden-Amerika nagelaten. De graven liggen onder de Tempel van de Inscripties. Dit is een enorme piramide met binnenin een lange, uitgebreide hiërogliefentekst die het koningshuis van de stad en de daden van Pacal de Grote beschrijft.

Om het geheel een Indiana Jones-effect mee te geven, kwam er na het optillen van een grote steen in de vloer een gang tevoorschijn, die naar een lange inwendige trap voerde die naar de vergoddelijkte Pacal leidde.

Boven Pacals crypte is een grote steen waarop hij afgebeeld staat terwijl hij de onderwereld in valt en de gestalte aanneemt van een van de tweelinghelden van de Popol Vuh die het gespuis van de onderwereld versloegen om zo onsterfelijkheid te verwerven. Ik mag hem wel, die Pacal met het Grote ego.

Verder wemelt het nog van de andere gebouwen. Zo is er het paleis, dat eigenlijk een conglomeraat van aan elkaar verbonden gebouwen en binnenhoven is. Het paleis bevat veel prachtige beelden, stucreliëfs en een toren met vier verdiepingen. Dan zijn er nog een heus aquaduct en wat aanverwante brokstukken. Het geheel is terechtgekomen op de Unesco Werelderfgoedlijst. Die ik overigens liever afvink dan een boodschappenlijstje.

Als el señor en ik archeologen waren geweest, zouden de piramides van Palenque onze natte droom zijn geweest. Nu is het vooral nat. Niet enorm aardrijkskundig ingesteld, ervaar ik nu in de praktijk dat een regenwoud zijn naam niet zomaar opgeplakt heeft gekregen. Dat is meteen ook de reden dat je niet al te lang in en om Palenque wilt vertoeven: het klimaat is druilerig en miezerig. Dat hadden de vele backpackers die op zeiknatte, modderige campings in de buurt staan duidelijk niet gedacht.

De meute ponchoverkopende indianen wél. Waardoor er hele volksstammen toeristen in rooden blauwkleurige plastic zakken over hun culturele erfgoed struikelen.

Om het thema ‘nat’ nog maar even te handhaven, begeven wij ons de volgende dag richting Misol-Ha, een dertig meter hoge waterval op twintig kilometer van Palenque. Via een smal en glad pad kun je de waterval bereiken, en mocht dat nog niet spontaan gebeurd zijn, dan kun je er vrijwillig voor kiezen om het meer onder de waterval in te duiken. Ook hier wemelt het weer van de slecht geoutilleerde backpackers die alles willen meemaken. Deze keer te herkennen aan lubberend nat ondergoed en geen handdoek. Carmen zwaait naar Caesar en el señor in hun matching Vilebrequin-outfits.

Van de beschaving weer op naar de beschaafde wereld. Al is het maar een kleintje, het stadsleven lonkt. Campeche stelt niet teleur. Prachtig koloniaal stadje met huizen in alle kleuren van de regenboog. We zitten er middenin, in een voormalig klooster als hotel. Aan de overkant een leuke kroeg die uitkijkt op ons Franse balkonnetje. Daar drinken we met z’n tweeën een biertje op el señors verjaardag; binnen gehoorsafstand van eventueel huilende kindertjes.

We slenteren wat door de mooie straatjes, struinen over de leuke pleintjes, stappen in het grappige treintje, maken mooie foto’s en bestellen de nodige frozen margaritas en coronas, enjugo de mango en pina voor de reisgenoten onder de tien jaar. Life couldnt be any better.

Toch verplaatsen we na twee dagen ons minicircus richting Mérida. De kinderen kijken een dvd, el señor zit op de bok van ons groenkleurige paardenkrachtomhulsel en Eus Tolpoort heeft, naast het af en toe werpen van een zakje chips richting achterbank, als taak het in rap tempo aangeven van el señors portemonnee en het nog sneller incasseren van ticket en losgeld. We hebben het prima voor elkaar in onze goedgeoliede machine.

In Mérida hebben we – geheel in lijn met het je-komt-overal-in-Mexicobekenden-tegen-principe – een spontane ontmoeting met de voltallige familie Flores. Gezinshoofd Gerardo is voormalig collega en huidige vriend van el señor, en samen met zijn vrouw Cristina en kids hebben we menig leuke zondagmiddag gespend. Zij hebben voor de gelegenheid een complete touringcar afgehuurd die de hele clan, compleet met broers en zussen en opa’s en oma’s, op aangename wijze door het land stuurt.

Het blijft een apart volk, die Mexicanen.¬

 

De volgende dag is dan eindelijk onze eindbestemming in zicht. Vanaf de kade zijn de contouren van Holbox al in beeld; het stuk zee in het midden moet per bootje bedwongen worden. De auto blijft achter op het vasteland. Overal zijn particuliere auto-oppasinstanties verrezen. Wij stallen die van ons tussen de bierblikjes, omgevallen stoelen en gebruikte luiers van de familie X. Tegen een riante vergoeding zal de heer des huizes er goed op passen. Na bijna drie jaar Mexico zijn we het normaal gaan vinden om een auto die meer waard is dan de opgetelde bezittingen van een compleet dorp, in handen van een vreemde achter te laten.

Holbox is paradijselijk. Brede, witte, verlaten stranden en rustige miniresorts met rietgedekte hutjes aan het strand. Vanaf het dorpspleintje met restaurants, winkeltjes en barretjes ligt onze hut een kilometer strandafwaarts. Te overbruggen met een golfkarretje of de benenwagen.

De eerste rit maken we met het golfkarretje omdat we net even te veel bagage bij ons hebben. Carmen wil altijd zoveel bikini’s mee.

Ons verblijf bestaat uit zestien hutjes met veranda en hangmat onder leiding van Hervé, een Zwitser die net als wij niet bestand was tegen het lonkende avontuur buiten de eigen landsgrenzen. Binnen tien minuten is hij de beste vriend van Caesar. Na vijf dagen zegt hij toch maar wel kinderen te willen; tenzij hij Caesar mag overnemen, dan is hij gelijk klaar. Dat feest gaat natuurlijk niet door, al zijn we blij dat hij elke vrije seconde aan onze oogappel besteedt.

We zoeken schelpen, zien albatrossen, varen naar een eiland waar honderden flamingo’s zijn en liggen uren tussen de palmbomen te lezen. Er zijn twee redenen waardoor we zeker weten dat we niet toch per ongeluk op de filmset van The Blue Lagoon terecht zijn gekomen. Los van het feit dat ik geen Brooke Shields ben, was zij niet omringd door zwermen muggen die vierentwintig uur vol in de aanval gaan. Geen spray, stick, kledingstuk of muskietennet is ertegen bestand. We zijn dus in de eerste helft van de week wit met rode stippen; de tweede helft bruin met nog meer rode stippen.

Het tweede minder paradijselijke punt is de ecologische latrine waardoor je je uitwerpselen naar beneden stort en zo je eigen mesthoop kweekt.

Ja, in je vakantie wil je weleens wat anders dan vijf badkamers in huis. Ik schroom geen enkel competitie-element, dus heb in gedachten verzonken al eens de hoop gehad dat wij, van hut elf, deze vakantie de grootste bijdrage aan Hervés compostproject zouden leveren. Tijdens de milieuvriendelijke bingoavond, waar tevens de eindscore bekend zou worden gemaakt, zag ik Caesar al staan met zijn gerecyclede medaille.

Sinds ik echter de resorthond met toenemende frequentie druk zie scharrelen onder onze buurhut, notoire zeikerds, kan ik die ambitie beter laten varen. Het was hoe dan ook een ongelijke strijd. Carmen heeft nog geen latrinetraining achter de rug.

In de avonduren is het tijd voor serious business. El señor en ik brengen de lange, warme avonden pratend door op onze porch. De gesprekken gaan over DE TOEKOMST. De toekomst van el señors carrière; in welke richting gaan el señors dromen en ambities en kunnen we die realiseren?

De toekomst van onze kinderen; waar willen we hen laten opgroeien? De toekomst van Mexico; hoe staat het met de onveiligheid? Mijn toekomst; verder schrijven, maar waar komt mijn bureau te staan?

El señors ambitie, het introduceren van eenzelfde soort hypotheeksysteem maar nu in Nederland, bestaat al langere tijd. Nu, na het instorten van de Nederlandse hypotheekmarkt, zou er best weleens ruimte kunnen zijn voor iets nieuws. Daarbij lijkt het hem ook weer eens prettig te werken in een snelle westerse maatschappij, zonder corrupte overheid. Carmen en Caesar gunnen we een veilige Hollandse buitenspeeljeugd. We hebben altijd gedacht om óf nog op basisschoolleeftijd terug te keren, óf de hele schoolperiode van beiden in het buitenland door te brengen. Ergens halverwege vinden we minder wenselijk. Dit brengt de tussenstand op 2-0 voor Nederland.

Over de toekomst van Mexico, en met name het veiligheidsprobleem, kunnen we kort zijn: dat wordt alleen maar slechter. Als we met z’n tweeën waren geweest, niet zo’n big issue; met kinderen die je niet wilt laten opgroeien achter hekken, een heel ander verhaal. 3-0 voor Nederland.

En ik? Ik ken mijn plaats. Voor toekomstige boeken is een enkele reis naar de Noordpool of een durp ergens in het Himalayagebergte wel pakkend, maar op dit moment ben ik nog altijd meer moeder dan iets anders. En beste vriend van el señor.

Daarbij, kennis is leuk, maar geld is macht, dus in dit soort relaties volgt het gezin in de slipstream van de kostwinner. En daar ga ik verder niet huilie huilie over doen, want ik heb daar ook voor gekozen. Als moeder en vrouw wil ik naar Nederland; ben zelfs deze week de grote initiatiefneemster. Het gedeelte Eus dat nog overblijft, trek ik straks met haar hakken uit het zand en sleur ik gewoon mee naar waar ze vandaan komt.

3,75-0,25 voor Nederland.

Onder het genot van vele glazen prosecco en hier en daar een verdwaalde sigaret jagen we samen de kogel door de kerk. We gaan in 2010 terug naar Nederland. Hoe en wat weten we nog niet precies, alleen dat het komend jaar echt gaat gebeuren. Ons kampement wordt straks weer in Holanda opgezet.

Overdag genieten we van de kinderen en de zee. El señor en Caesar zoeken bergen witte schelpjes. Samen ontwerpen we daar een familielogo van in het zand. We besluiten de schelpen mee te nemen om ze straks in ons nieuwe huis in Nederland te metselen. Past goed in een jarenzeventigbadkamer. Van een druilerige gezinswoning. Al misstaat het vast ook niet in een eeuwenoud grachtenpand.

Oud en nieuw vieren we met wildvreemde Ieren en Schotten die ook in Holbox verzeild zijn geraakt. We hebben een verrassend leuke avond en kijken alweer uit naar de avonturen die het nieuwe jaar ons gaat brengen.

Een nieuw jaar dat we overigens voortvarend inknallen. We zitten op nieuwjaarsdag om half-zeven ‘s ochtends en familie in een golfkarretje dat ons over isla Holbox vervoert richting veerboot. Om acht uur stapt el señor op het vasteland achter het stuur, om dat zestien uur en zestienhonderdvijftig kilometer later in onze garage in Mexico City pas weer los te laten.

Zo ongeveer. Dat lijkt een kamikazerit, maar de auto moet elke twee uur drinken, dus wij hebben ook steeds keurig gepauzeerd. Het plan was te kijken hoe ver we konden komen met de kinderen. Tot thuis, kennelijk.

Uitzonderlijk, maar erg prettig.

Daar stel ik onmiddellijk een welverdiende beautybehandeling voor de auto in werking. In totaal zijn de banden van onze groene vriend drieduizendzeshonderdachtenzestig kilometer lang in aanraking geweest met asfalt, of kuilen, of modder, of zand met kiezelstenen. Want hoewel we de hele reis op een tolweg hebben gezeten, zegt dat in Mexico over de kwaliteit niet al te veel.

De tolweg kun je in Mexico overigens ook fietsend of wandelend begaan.

Als hond kun je er in het midden een dutje doen en als corrupt politicus kun je tegen het verkeer in gaan rijden als in tegengestelde richting een file staat. Gelukkig wist el señor op het nippertje te voorkomen dat we de begeleidende motorrijders van onze voorruit moesten krabben. Bizarre ervaring, als er op jouw rijbaan opeens zo’n stoet doodgemoedereerd in tegengestelde richting op je afkomt.

De auto is dus wel toe aan een paar dagen rust. Dat komt goed uit. Pas donderdag hoef ik ‘m weer op z’n staart te trappen.