18

Woorden die hij eens kende

Nadat hij Dave op de veranda had achtergelaten, nam Jimmy, wiens tranen inmiddels waren opgedroogd, zijn tweede douche van die dag. Hij kon het in zichzelf voelen, de behoefte om te huilen. Die aandrang steeg als een ballon in zijn borst op, tot hij bijna geen adem meer had.

Hij was onder de douche gegaan omdat hij privacy wilde voor het geval dat de tranen in stromen over zijn wangen gingen lopen, in tegenstelling tot de paar druppels die op de veranda over zijn gezicht waren gegleden. Hij was bang dat hij in een bevende trilpudding zou veranderen, dat hij een huilbui zou krijgen zoals hij als kleine jongen in de duisternis van zijn slaapkamer had gehad, omdat hij ervan overtuigd was geweest dat zijn geboorte bijna de dood van zijn moeder was geworden en dat zijn vader daarom zo’n hekel aan hem had.

Onder de douche voelde hij weer dat het opkwam – die oude golf van verdriet, dat verdriet dat zo oud aanvoelde, dat hij al had sinds hij zich kon herinneren, het besef dat ergens in zijn toekomst een tragedie wachtte, een tragedie zo zwaar als blokken kalksteen – alsof een engel hem zijn toekomst had voorspeld toen hij nog in de moederschoot zat, waarna Jimmy, met de woorden van de engel in zijn hoofd maar van zijn lippen verdwenen, uit zijn moeder was gekomen.

Jimmy sloeg zijn ogen op naar de straal van de douche. Zonder te spreken zei hij: Ik weet in mijn ziel dat de dood van mijn kind ook mijn schuld was. Ik kan het voelen. Maar ik weet niet hoe.

En de kalme stem zei: Je zult het weten.

Vertel het me.

Nee.

Rot op.

Ik was nog niet klaar.

O.

Die wetenschap zal komen.

En mij naar de hel sturen?

Dat is je eigen keuze.

Jimmy liet zijn hoofd zakken en herinnerde zich iets. Dave had Kate niet lang voor haar dood gezien. Kate leefde toen nog. Ze was dronken en danste. Ze danste en was gelukkig.

Het was die wetenschap – dat iemand anders dan Jimmy een beeld van Katie bezat dat van een later tijdstip was dan Jimmy’s eigen beeld – die hem eindelijk toestond te huilen.

De laatste keer dat Jimmy haar had gezien, was Katie op zaterdag na werktijd de zaak uitgelopen. Het was vijf over vier geweest, en Jimmy had net met zijn Frito-Lay-leverancier staan bellen. Hij had orders geplaatst en niet goed op Katie gelet, die een kus op zijn wang had gedrukt en had gezegd: ‘Tot later, papa.’

‘Tot later,’ had hij gezegd, en hij had haar de achterkamer uit zien lopen.

Maar nee. Dat was onzin. Hij had niet naar haar gekeken. Hij had haar hóren weglopen, maar hij had naar het orderformulier gekeken dat voor hem op het vloeiblad lag.

Dus het laatste wat hij van haar had gezien, was de zijkant van haar gezicht geweest, toen ze haar lippen van zijn wang had weggenomen en had gezegd: ‘Tot later, papa.’

Tot later, papa.

Jimmy besefte dat het dat ‘later’ – het latere deel van de avond, de latere minuten van zijn leven – was geweest dat hem zo diep trof. Als hij erbij was geweest, als hij een beetje later op de avond een beetje meer tijd met zijn dochter had kunnen doorbrengen, had hij nu misschien een recenter beeld van haar gehad.

Maar dat had hij niet. Dave had dat. En Eve en Diane. En haar moordenaar.

Als je dan toch moest sterven, dacht Jimmy, als zulke dingen echt voorbestemd waren, wou ik dat je op de een of andere manier had kunnen sterven terwijl je mij aankeek. Het zou me pijn hebben gedaan om je te zien sterven, Katie, maar in ieder geval zou ik weten dat je je een beetje minder alleen voelde als je mij in de ogen keek.

Ik houd van je. Ik houd zoveel van je. Ik houd zelfs nog meer van je dan ik van je moeder hield, meer dan ik van je zusjes houd, meer dan ik van Annabeth houd. En ik houd zielsveel van ze, maar ik houd het meest van jou, want toen ik uit de gevangenis terugkwam en met jou in de keuken zat, waren wij de laatste twee mensen op aarde. Vergeten en ongewenst. En we waren allebei zo bang en verward en zo diepongelukkig. Maar we hebben dat overwonnen, nietwaar? We hebben ons leven opgebouwd en op een dag waren we niet bang meer, niet ongelukkig meer. En dat had ik zonder jou nooit klaargespeeld. Dat had niet gekund. Ik ben niet zo sterk.

Je zou een beeldschone vrouw zijn geworden. Misschien een beeldschone echtgenote. Een geweldige moeder. Je was mijn vriend, Katie. Je zag mijn angst en je sloeg niet op de vlucht. Ik hou meer van jou dan van het leven zelf. En nu ik je moet missen, is dat mijn kanker. Het zal me doden.

En toen hij daar onder de douche stond, voelde Jimmy een ogenblik haar hand op zijn rug. Dat was hij vergeten van zijn laatste moment met haar. Ze had haar hand op zijn rug gelegd en zich naar hem toe gebogen om een kus op zijn wang te geven. Ze had haar hand op zijn ruggengraat gelegd, tussen de schouderbladen, en die hand had warm aangevoeld.

Hij stond onder de douche en voelde haar hand nog op zijn natte huid, en de aandrang om te huilen ging voorbij. Hij voelde zich weer sterk in zijn verdriet. Hij voelde dat zijn dochter van hem hield.

Whitey en Sean vonden een parkeerplek in de buurt van Jimmy’s huis en liepen door Buckingham Avenue terug. Het liep tegen het eind van de middag, het begon af te koelen en de lucht werd al donkerder. Sean vroeg zich af wat Lauren op dat moment deed, of ze bij een raam was, of ze dezelfde lucht kon zien als hij, op hetzelfde moment, of ze kon voelen dat het kouder werd.

Kort voordat ze de woning bereikten waar Jimmy en zijn vrouw tussen de Savage-gekken en hun vrouwen en vriendinnen in woonden, zagen ze Dave Boyle, die zich naar de open passagierskant van een geparkeerde Honda toe boog. Dave greep in het handschoenenvakje, klapte het dicht en trok zich uit de auto terug met een portefeuille in zijn hand. Hij zag Sean en Whitey op het moment dat hij de auto op slot deed, en hij glimlachte naar hen.

‘Jullie twee weer.’

‘Wij zijn net de griep,’ zei Whitey. ‘We duiken steeds weer op.’

‘Hoe gaat het, Dave?’ vroeg Sean.

‘Er is in vier uur niet veel veranderd. Gaan jullie naar Jimmy?’ Ze knikten.

‘Hebben jullie al een, eh, doorbraak in de zaak?’

Sean schudde zijn hoofd. ‘We kwamen alleen een beleefdheidsbezoek brengen, kijken hoe het met ze gaat.’

‘Het gaat nu wel goed met ze. Ik denk dat ze een beetje moe zijn. Voor zover ik kan nagaan, is Jimmy sinds gisteren niet naar bed geweest. Annabeth kreeg trek in sigaretten, dus ik bood aan een pakje voor haar te halen, en toen vergat ik dat mijn portefeuille nog in de auto lag.’ Hij hield hem in zijn gezwollen hand omhoog en liet hem toen in zijn zak glijden.

Whitey stak zijn eigen handen in zijn zakken en schommelde op zijn hakken achterover, met een strak glimlachje op zijn gezicht.

‘Dat ziet er pijnlijk uit,’ zei Sean.

‘Dit?’ Dave bracht zijn hand weer omhoog en keek ernaar. ‘Het valt eigenlijk wel mee.’

Sean knikte en op zijn gezicht verscheen net zo’n strak glimlachje als op dat van Whitey. Ze bleven met zijn tweeën naar Dave staan kijken.

‘Ik was laatst aan het biljarten,’ zei Dave. ‘Je weet wel, die tafel die ze bij McGills hebben, Sean. Minstens de helft daarvan staat tegen de muur en je moet steeds weer die rottige korte keu gebruiken.’

‘Ja,’ zei Sean.

‘Nou, de bal ligt vlak bij de bal, en de bal die ik moet raken ligt aan aan de andere kant van de tafel. Ik trek mijn hand terug om te stoten, en ik doe dat erg hard, want ik vergeet dat ik tegen de muur stond. En bam! Mijn hand gaat bijna dwars door die muur heen.’

‘Au,’ zei Sean.

‘Is hij gelukt?’ vroeg Whitey.

‘Hè?’

‘Die stoot.’

Dave fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hij ging net mis. Natuurlijk kon ik de rest van de partij niets meer beginnen.’

‘Natuurlijk niet,’ zei Whitey.

‘Ja,’ zei Dave. ‘Dat was grote pech, want voordat het gebeurde, speelde ik hartstikke goed.’

Whitey knikte en keek naar Daves auto. ‘Hé, heb jij hetzelfde probleem dat ik met de mijne had?’

Dave keek weer naar zijn auto. ‘Ik heb nooit een probleem met de mijne gehad, nee.’

‘Shit. Het remsysteem van mijn Accord liet het bij vijfenzestigduizend kilometer afweten. Een vriend van me overkwam hetzelfde. Je wilt niet weten wat het kost om dat te laten repareren. Bijna net zoveel als de auto waard is.’

‘Nee,’ zei Dave, ‘ik heb geen problemen met de mijne.’ Hij keek over zijn schouder en keek hen toen weer aan. ‘Ik ga die sigaretten halen. Zie ik jullie binnen?’

‘Ja,’ zei Sean, en hij wuifde even naar Dave, voordat Dave de straat overstak.

Whitey keek naar de Honda. ‘Mooie deuk, daar aan de voorkant.’

‘Goh, Whitey, ik wist niet of het je was opgevallen.’

‘En dat verhaal over die biljartkeu?’ Whitey floot. ‘Houdt hij het eind van de keu tegen zijn hándpalm?’

‘Maar ik heb wel een probleem,’ zei Sean, terwijl ze Dave de Eagle Liquors zagen binnengaan.

‘Wat dan, Supersmeris?’

‘Als je Dave ziet als degene die door Souza’s getuige op het parkeerterrein van de Last Drop is gezien, was hij op het moment dat Katie Marcus werd vermoord bezig iemand anders verrot te schoppen.’

Whitey keek hem met een grimas van teleurstelling aan. ‘Denk je? Ik zie hem als iemand die op een parkeerterrein zit wanneer een meisje dat een halfuur later zou sterven de bar uitkomt. Ik zie hem als iemand die níet om kwart over een thuis was, zoals hij zei.’

Ze keken door de etalageruit en zagen Dave met de verkoper praten.

Whitey zei: ‘Het bloed dat de technische recherche op dat parkeerterrein van de grond schraapte, kan daar al dagen hebben gelegen. We kunnen niet bewijzen dat daar iets anders is gebeurd dan een kroegruzie. De kerels in de bar zeggen dat het die nacht niet is gebeurd? Dan is het misschien de dag daarvoor gebeurd. Het kan die middag zijn gebeurd. Er is geen causaal verband tussen het bloed op dat parkeerterrein en Dave Boyle die om halftwee ’s nachts in zijn auto zit. Maar er kan wel een groot causaal verband zijn tussen hem in die auto en Katie Marcus die uit die bar komt.’ Hij sloeg Sean op de schouder. ‘Kom, laten we naar boven gaan.’

Sean wierp een laatste blik op de overkant, waar Dave geld gaf aan de verkoper van de drankwinkel. Hij had medelijden met Dave. Wat hij ook had gedaan, Dave wekte altijd dat gevoel bij andere mensen – medelijden, rauw en een beetje lelijk, scherp als grof zand.

Celeste zat op Katies bed en hoorde de rechercheurs de trap opkomen. Hun zware schoenen kwamen tegen de oude stootborden aan de andere kant van de gang. Annabeth had haar een paar minuten eerder hierheen gestuurd om een jurk van Katie te halen die Jimmy naar de begrafenisonderneming kon meenemen. Annabeth had gezegd dat ze niet de kracht had om zelf naar de kamer te gaan. Het was een blauwe jurk met korte mouwen, en Celeste herinnerde zich dat Katie die jurk op de bruiloft van Carla Eigen had gedragen, met een blauw-met-gele bloem op de zijkant van haar opgestoken haar, net boven het oor. Die dag hadden sommige mensen letterlijk hun mond laten openvallen toen ze haar zagen. Celeste wist dat zijzelf er in haar hele leven nooit zo goed had uitgezien, en Katie besefte absoluut niet hoe oogverblindend mooi ze was. Zodra Annabeth over een blauwe jurk was begonnen, had Celeste precies geweten welke ze wilde.

En dus was ze hierheen gekomen, waar ze de vorige avond Jimmy met Katies hoofdkussen tegen zijn gezicht had zien staan om haar geur in te ademen. Ze had de ramen opengezet om de muffe geur van het verlies uit de kamer te laten trekken. Ze had de jurk in een kledingzak achter in de kast gevonden, en ze had hem eruit gehaald en was even op het bed gaan zitten. Ze hoorde de geluiden op de straat beneden – het geluid van autodeuren die dichtvielen, de flarden van gesprekken van mensen die voorbijliepen, het sissen van een bus die op de hoek van Crescent zijn deuren opende – en ze keek naar de foto van Katie en haar vader op Katies nachtkastje. Die foto was een paar jaar geleden gemaakt, en Katie glimlachte strak om haar beugel heen, zittend op de schouders van haar vader. Jimmy hield haar bij haar enkels vast en keek in de camera met die geweldige open glimlach van hem, die glimlach die je volkomen kon overrompelen, al was het alleen maar omdat Jimmy verder zo terughoudend was.

Ze was net bezig de foto van het nachtkastje te pakken toen ze Daves stem beneden op straat hoorde: ‘Jullie twee weer.’

En ze had daar in die slaapkamer duizend angsten uitgestaan terwijl ze Dave en de politiemannen hoorde praten, en ook toen ze hoorde wat Sean en zijn collega tegen elkaar zeiden nadat Dave de straat was overgestoken om sigaretten voor Annabeth te halen.

Gedurende tien of twaalf afschuwelijke seconden scheelde het niet veel of ze braakte op Katies blauwe jurk. Haar middenrif ging op en neer, haar keel trok zich samen en de inhoud van haar maag kolkte. Ze boog zich voorover, probeerde het tegen te houden, en er ontsnapte een paar keer een schor kokhalsgeluid aan haar lippen, maar ze gaf niet over. Het ging voorbij.

Maar ze voelde zich nog misselijk. Misselijk en klam, en het was of haar hersenen in brand waren gevlogen. Het brandde ergens daar binnen, en de lichten werden gedimd en haar holten en de ruimten onmiddellijk achter haar ogen liepen vol.

Toen Sean en zijn collega de trap opkwamen, lag ze op het bed. Ze wou dat ze door de bliksem werd getroffen of dat het plafond op haar instortte of dat ze door een onbekende kracht werd opgetild en uit het open raam gegooid. Al die scenario’s waren beter dan dat waarmee ze nu werd geconfronteerd. Maar misschien beschermde Dave alleen maar iemand anders, of misschien had hij iets gezien dat hij niet had moeten zien en was hij bedreigd. Misschien ondervroeg de politie hem alleen omdat ze hem als een van de verdachten beschouwden. Dit alles wilde nog niet zeggen dat haar man Katie Marcus had vermoord.

Daves verhaal over die straatrover was de hele tijd al een leugen geweest. Dat had ze geweten. Ze had de afgelopen paar dagen een aantal keren geprobeerd dat besef weg te stoppen, het uit haar hoofd te verdrijven zoals dikke wolken het zonlicht verdrijven. Maar sinds de avond dat hij het haar had verteld had ze geweten dat overvallers niet met één hand stompen als ze met hun andere hand kunnen steken, en ze zeiden ook niet van die grappige dingen als ‘Je portefeuille of je leven, klojo, als ik wegga heb ik een van beide’. En ze werden niet ontwapend en in elkaar geslagen door mannen als Dave, die sinds de lagere school nooit meer had gevochten.

Als Jimmy met hetzelfde verhaal naar huis zou zijn gekomen, zou het iets anders zijn geweest. Jimmy mocht dan mager zijn, hij zag eruit alsof hij je zou kunnen doden. Hij zag eruit alsof hij kon vechten en alleen maar zo volwassen was geworden dat hij zonder geweld kon leven. Maar je kon nog steeds het gevaar ruiken dat van Jimmy afkwam. Je voelde dat hij in staat was iets of iemand te vernietigen.

De geur die van Dave afkwam, was een heel andere. Het was de geur van een man met geheimen, groezelige raderen die ronddraaiden in een soms groezelig hoofd, met achter die veel te stille ogen een fantasieleven waartoe niemand anders toegang had. Ze was nu acht jaar met Dave getrouwd, en ze had altijd gedacht dat zijn geheime wereld uiteindelijk voor haar zou opengaan, maar dat was niet gebeurd. Dave leefde in die wereld in zijn hoofd en die wereld betekende meer voor hem dan zijn leven tussen de andere mensen, de gewone wereld. Misschien waren die twee werelden in elkaar overgegaan, zodat de duisternis van Daves hoofd zich tot de straten van East Buckingham had uitgestrekt.

Was het mogelijk dat Katie door Dave was vermoord? Hij had haar altijd graag gemogen. Dat was toch zo?

En zou Dave – haar mán – tot moord in staat zijn? Was hij in staat om de dochter van zijn oude vriend in een donker park te achtervolgen? Haar te slaan en haar te horen schreeuwen en smeken? Met een pistool in haar achterhoofd te schieten?

Waarom? Waarom zou iemand zoiets doen? En als je accepteerde dat iemand zoiets kon doen, was het dan een logische stap om te veronderstellen dat Dave die iemand zou kunnen zijn?

Ja, zei ze tegen zichzelf, hij leefde in een geheime wereld. Ja, omdat hij als kind het slachtoffer van die misdaden was geweest, zou hij waarschijnlijk nooit helemaal in orde zijn. Ja, hij had over die straatrover gelogen, maar misschien was er een redelijke verklaring voor die leugen.

Wat bijvoorbeeld?

Katie was kort nadat ze de Last Drop had verlaten in Penitentiary Park vermoord. Dave had beweerd dat hij op het parkeerterrein van diezelfde bar met een straatrover had gevochten. Hij had beweerd dat hij de rover daar bewusteloos had achtergelaten, maar niemand had die man ooit gevonden. Maar de politie had wel gezegd dat ze bloed op het parkeerterrein hadden gevonden. Dus misschien had Dave de waarheid gesproken. Misschien.

En toch zat de timing van al die gebeurtenissen haar niet lekker. Dave had haar verteld dat hij in de Last Drop was geweest. Blijkbaar had hij daarover tegen de politie gelogen. Katie was tussen twee en drie uur ’s nachts vermoord. Dave was om tien over drie thuisgekomen, bedekt met het bloed van iemand anders en met een niet erg overtuigend verhaal om dat bloed te verklaren.

En dat was nog het grootste toeval – Katie werd vermoord en Dave kwam onder het bloed thuis.

Als ze niet zijn vrouw was, zou ze dan ook maar een moment aan de conclusie twijfelen?

Celeste boog zich weer naar voren. Ze probeerde haar maaginhoud binnen te houden en de stem in haar hoofd te blokkeren, de stem die steeds weer, sissend, fluisterend, dezelfde woorden zei:

Dave heeft Katie vermoord. Jezus Christus. Dave heeft Katie vermoord.

O lieve god. Dave heeft Katie vermoord, en ik zou willen sterven.

‘Dus jullie beschouwen Bobby en Roman niet meer als verdachten?’ zei Jimmy.

Sean schudde zijn hoofd. ‘Niet precies. We sluiten de mogelijkheid niet uit dat ze iemand hebben ingehuurd.’

‘Maar ik zie aan jullie gezicht dat jullie dat niet waarschijnlijk achten,’ zei Annabeth.

‘Zo is het, mevrouw Marcus.’

Jimmy zei: ‘Wie zijn dan jullie andere verdachten?’

Whitey en Sean keken elkaar aan, en toen kwam Dave de keuken in. Hij haalde het cellofaan van een pakje sigaretten en gaf het aan Annabeth. ‘Alsjeblieft, Anna.’

‘Dank je.’ Ze keek Jimmy een beetje verlegen aan. ‘Ik kon het gewoon niet laten.’

Hij glimlachte mild en gaf een klopje op haar hand. ‘Schat, alles waar je nu behoefte aan hebt, is goed.’

Terwijl ze een sigaret opstak, keek ze Whitey en Sean aan. ‘Ik ben tien jaar geleden gestopt.’

‘Ik ook,’ zei Sean. ‘Mag ik er een bietsen?’

Annabeth lachte; de sigaret ging tussen haar lippen op en neer. Jimmy dacht dat die lach misschien wel het eerste mooie geluid was dat hij in vierentwintig uur had gehoord. Hij zag de grijns op Seans gezicht toen die een sigaret van zijn vrouw aannam, en hij wilde hem bedanken omdat hij voor die glimlach had gezorgd.

‘Jij bent een stoute jongen, rechercheur Devine.’ Annabeth gaf hem vuur.

Sean nam een trek. ‘Dat is me wel vaker gezegd.’

‘Ik hoorde het vorige week van de baas,’ zei Whitey, ‘als ik het me goed herinner.’

‘O ja?’ zei Annabeth, en ze keek Sean met warmte en belangstelling aan. Annabeth was een van die zeldzame mensen die net zoveel energie in het luisteren staken als in het praten.

Seans grijns werd nog breder, terwijl Dave ging zitten, en Jimmy voelde dat de atmosfeer in de keuken lichter werd.

‘Ik ben net terug van een schorsing,’ gaf Sean toe. ‘Gisteren was de eerste dag dat ik weer werkte.’

‘Wat had je gedaan?’ vroeg Jimmy. Hij boog zich over de tafel.

‘Dat is vertrouwelijk,’ zei Sean.

‘Brigadier Powers?’ zei Annabeth.

‘Nou, rechercheur Devine hier – ’

Sean keek hem aan. ‘Ik heb ook verhalen over jou.’

‘Daar zit wat in,’ zei Whitey. ‘Sorry, mevrouw Marcus.’

‘O, kom nou.’

‘Nee. Sorry.’

‘Sean,’ zei Jimmy, en toen Sean hem aankeek, probeerde Jimmy hem met zijn ogen te vertellen dat dit goed was, dat ze hier op dit moment behoefte aan hadden. Een respijt. Een gesprek dat niets met moorden of begrafenissen of verdriet te maken had.

Seans gezicht werd milder, tot het even op het gezicht leek dat hij als jochie van elf had gehad. Toen knikte hij.

Hij keek Annabeth weer aan en zei: ‘Ik heb iemand onder spookbekeuringen bedolven.’

‘Wat?’ Annabeth boog zich naar voren, haar sigaret bij haar oor, haar ogen wijd open.

Sean hield zijn hoofd achterover, nam een trek van zijn sigaret en blies de rook naar het plafond. ‘Er was iemand aan wie ik een hekel had, het doet er niet toe waarom. Hoe dan ook, zo ongeveer eens per maand voerde ik zijn kenteken met een parkeerovertreding in de database van de dienst Motorvoertuigen in. Ik varieerde het een beetje – de ene maand was de tijd van zijn meter om, de volgende maand stond hij ergens waar hij niet mocht staan, enzovoort, enzovoort. Hoe dan ook, die kerel komt in het systeem, maar hij weet het niet.’

‘Omdat hij nooit een bon kreeg,’ zei Annabeth.

‘Precies. En iedere drie weken kreeg hij vijf dollar extra boete omdat hij niet betaalde, en dat bleef oplopen tot hij op een gegeven moment een dagvaarding kreeg.’

‘En toen hoorde hij dat hij de schatkist zo’n twaalfhonderd dollar schuldig was.’

‘Elfhonderd,’ zei Sean. ‘Maar ja. Hij zei dat hij nooit een bon had gehad, maar de rechter geloofde hem niet. Zulke smoezen horen ze daar de hele tijd. Dus die kerel gaat voor de bijl. Per slot van rekening zit hij in de computer, en computers liegen niet.’

‘Dat is geweldig,’ zei Dave. ‘Doe je dat vaak?’

‘Nee!’ zei Sean, en Annabeth en Jimmy lachten. ‘Nee, dat doe ik niet vaak, David.’

‘Hij noemt je nu “David”,’ zei Jimmy. ‘Pas maar op.’

‘Ik heb het één keer met één persoon gedaan.’

‘Hoe werd je betrapt?’

‘De tante van die kerel werkte op de dienst Motorvoertuigen,’ zei Whitey. ‘Niet te geloven, hè?’

‘Nee,’ zei Annabeth.

Sean knikte. ‘Wie kon dat weten? Die kerel betaalde de boetes, maar toen zette hij zijn tante erop en ze volgde het spoor terug naar mijn politiebureau, en omdat ik al eens iets met dat heerschap in kwestie had gehad, was het voor mijn baas niet moeilijk om motief en gelegenheid te combineren en het aantal verdachten tot één terug te brengen. En dus werd ik geschorst.’

‘In hoeveel stof heb je daar nou precies voor moeten bijten?’ zei Jimmy.

‘Zakken vol,’ gaf Sean toe, en nu lachten ze alle vier. ‘Grote vuilniszakken vol stof.’ Sean zag de pret in Jimmy’s ogen en begon zelf ook te lachen.

‘Die arme ouwe Devine heeft niet zo’n goed jaar gehad,’ zei Whitey.

‘Je mag blij zijn dat de pers er geen lucht van heeft gekregen,’ zei Annabeth.

‘O, wij zorgen goed voor onze eigen mensen,’ zei Whitey. ‘We hebben hem op zijn donder gegeven, maar die tante had alleen kunnen achterhalen uit welk politiebureau het kwam. Ze wist niet wie erachter zat. Waar hebben we het aan toegeschreven – een administratieve fout?’

‘Een computerfoutje,’ zei Sean. ‘De baas liet mij de volledige schade betalen, bla bla bla, en hij gaf me een week schorsing zonder salaris, met een proeftijd van drie maanden. Maar het had veel erger kunnen aflopen.’

‘Ze hadden hem kunnen degraderen,’ zei Whitey.

‘Waarom deden ze dat niet?’ vroeg Jimmy.

Sean drukte zijn sigaret uit en stak zijn armen uit. ‘Omdat ik Supersmeris ben. Lees jij geen kranten, Jimmy?’

‘Wat Egotripper hier je probeert te vertellen, is dat hij de afgelopen paar maanden een paar grote zaken heeft opgelost. Hij heeft het hoogste oplossingspercentage van mijn team. We kunnen hem pas dumpen als zijn gemiddelde omlaag is gegaan.’

‘Die automobilisten die ruzie hadden,’ zei Dave. ‘Ik heb je naam een keer in de krant gezien.’

‘Dave léést,’ zei Sean tegen Jimmy.

‘Maar geen boeken over biljarten,’ zei Whitey met een glimlach. ‘Heb je nog veel last van die hand?’

Jimmy keek Dave even aan, keek hem in de ogen voordat Dave ze neersloeg. Jimmy had het sterke gevoel dat die grote rechercheur Dave aan het jennen was. Daar had Jimmy vroeger zelf genoeg ervaring mee gehad. Whitey was Dave aan het stangen. Maar wat had die hand nou met biljarten te maken?

Dave deed zijn mond open om iets te zeggen, maar toen keek hij verschrikt naar iets boven Seans schouder. Jimmy volgde zijn blik en zijn hele lichaam verstijfde meteen.

Sean draaide zich om en zag Celeste Boyle met een donkerblauwe jurk staan. Ze hield de hanger bij haar schouders, zodat de jurk naast haar hing alsof er een lichaam achter stond dat niemand kon zien.

Celeste zag de uitdrukking op Jimmy’s gezicht en zei: ‘Ik breng hem naar de begrafenisonderneming, Jim. Laat mij dat maar doen.’

Jimmy keek alsof hij vergeten was hoe hij zich moest bewegen.

Annabeth zei: ‘Dat hoef je niet te doen.’

‘Ik wil het,’ zei Celeste met een vreemd, wanhopig lachje. ‘Echt waar. Laat mij het maar doen. Dan ben ik er een paar minuten uit. Ik wil het graag doen, Anna.’

‘Weet je het zeker?’ zei Jimmy. Zijn stem klonk een beetje schor.

‘Ja,’ zei Celeste.

Sean kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst had meegemaakt dat iemand zo graag ergens weg wilde. Hij stond op en ging met uitgestoken hand naar haar toe.

‘We hebben elkaar een paar keer ontmoet. Ik ben Sean Devine.’

‘O ja.’ Celeste gaf Sean een hand, die glad was van het zweet.

‘Je hebt een keer mijn haar geknipt,’ zei Sean.

‘Ik weet het, ik weet het. Ik herinner het me.’

‘Nou...’ zei Sean.

‘Nou.’

‘Ik wil je niet ophouden.’

Celeste liet dat wanhopige lachje weer horen. ‘Nee, nee. Nou, ik vond het leuk je te ontmoeten. Ik moet gaan.’

‘Tot kijk.’

‘Tot kijk.’

‘Tot straks, schat,’ zei Dave, maar Celeste liep al door de gang naar de voordeur, zo snel alsof ze een gaslek had geroken.

‘Shit,’ zei Sean, en hij keek Whitey over zijn schouder aan.

‘Wat?’ zei Whitey.

‘Ik heb mijn notitieboekje in de auto laten liggen.’

‘Nou, ga het dan halen,’ zei Whitey.

Toen Sean door de gang liep, hoorde hij Dave zeggen: ‘Kan hij dan niet een stukje papier van jou lenen?’

Hij hoorde niet wat voor onzin Whitey daarop antwoordde, want hij ging de trap al af. Toen hij buiten was, zag hij dat Celeste net bij de bestuurderskant van de auto was aangekomen. Ze stak haar sleutel in het slot en maakte de deur open, greep naar binnen en ontsloot de achterdeur. Ze maakte hem open en legde de jurk voorzichtig op de achterbank. Toen ze de deur dichtdeed, keek ze over het dak en zag ze Sean de verandatrap afkomen. Sean zag de pure angst op haar gezicht, de uitdrukking van iemand die op het punt staat door een bus te worden overreden. Nu meteen.

Hij kon dit subtiel of direct aanpakken, en na één blik op haar gezicht wist hij dat alleen de directe aanpak een kans van slagen had. Hij moest haar overrompelen terwijl ze, om welke reden dan ook, nog uit balans was.

‘Celeste,’ zei hij. ‘Ik wil je een snelle vraag stellen.’

‘Mij?’

Hij knikte. Hij kwam bij de auto aan en boog zich ernaartoe, met zijn handen op het dak. ‘Hoe laat kwam Dave zaterdagavond thuis?’

‘Wat?’

Hij herhaalde de vraag en bleef haar daarbij strak aankijken.

‘Waarom interesseer je je voor Daves zaterdagavond?’ zei ze.

‘Het is een kleinigheidje, Celeste. We hebben Dave vandaag een paar vragen gesteld omdat hij tegelijk met Katie bij McGills was. Sommige antwoorden van Dave kloppen niet helemaal, en dat zit mijn collega dwars. Ik voor mij denk dat Dave die avond gewoon wat had gedronken en zich daardoor de bijzonderheden niet goed herinnert, maar mijn collega is nogal een lastig type. Daarom wil ik gewoon even weten hoe laat hij thuiskwam, dan ben ik van het gezeur van mijn collega af en kunnen we ons op het zoeken naar Katies moordenaar concentreren.’

‘Je denkt dat Dave het heeft gedaan?’

Sean trok zich van de auto terug, hield zijn hoofd schuin en keek haar aan. ‘Zoiets heb ik niet gezegd, Celeste. Waarom zou ik dat zelfs maar dénken?’

‘Nou, ik weet het niet.’

‘Maar jíj zei het.’

‘Wat?’ zei Celeste. ‘Waar hebben we het over? Ik raak in de war.’

Sean glimlachte zo geruststellend als hij kon.‘Hoe sneller ik weet hoe laat Dave is thuisgekomen, des te eerder kan ik mijn collega zo ver krijgen dat hij zich met andere dingen bezighoudt dan de gaten in Daves verhaal.’

Een ogenblik leek het erop alsof ze zich blindelings in het verkeer zou storten, zo terneergeslagen, zo verbijsterd zag ze eruit. Sean had nu hetzelfde rauwe medelijden met haar dat hij vaak ook met haar man had.

‘Celeste,’ zei hij. Hij wist dat Whitey hem een slechte aantekening op zijn proeftijdrapport zou geven als hij hoorde wat hij nu ging zeggen. ‘Ik geloof niet dat Dave iets heeft gedaan. Dat zweer ik je. Maar mijn collega denkt van wel, en hij is hoger in rang dan ik. Hij beslist in welke richting we met het onderzoek gaan. Als jij me nu vertelt hoe laat Dave is thuisgekomen, zijn we hiermee klaar. Dan hoeft Dave zich geen zorgen meer over ons te maken.’

‘Maar jullie hebben die auto gezien,’ zei Celeste. ‘Wat?’

‘Ik hoorde jullie eerder praten. Op de avond dat Katie werd vermoord zag iemand een auto bij de Last Drop geparkeerd staan. Je collega denkt dat Katie door Dave is vermoord.’

Shit. Sean kon dit bijna niet geloven.

‘Mijn collega wil nader onderzoek naar Dave doen. Dat is niet hetzelfde. We hebben geen verdachte, Celeste. Goed? Die hebben we niet. We hebben alleen gaten in Daves verhaal. Als we die gaten kunnen dichten, is het voorbij. Dan hoef je je nergens zorgen over te maken.’

Hij werd beroofd, wilde Celeste zeggen. Hij kwam onder het bloed thuis, maar alleen omdat iemand hem probeerde te beroven. Hij heeft het niet gedaan. Ook al denk ik dat hij het misschien heeft gedaan, een ander deel van mij weet dat Dave niet zo iemand is. Ik slaap met hem. Ik ben met hem getrouwd. En ik zou niet met een moordenaar trouwen, verrekte smeris.

Ze wist dat ze zich had voorgenomen kalm te blijven als de politie vragen kwam stellen. Toen ze die nacht het bloed uit zijn kleren waste, was ze er zeker van geweest dat ze hier op de een of andere manier wel mee kon afrekenen. Maar toen had ze nog niet geweten dat Katie dood was en dat de politie haar over Daves eventuele betrokkenheid bij haar dood zou ondervragen. Hoe had ze dat kunnen voorzien? En deze rechercheur was zo glad en arrogant en charmant. Hij was niet het norse, buikige, vergrijsde type dat ze had verwacht. Hij was een oude vriend van Dave. Dave had haar verteld dat deze man, Sean Devine, met hem en Jimmy Marcus op straat was geweest toen Dave was ontvoerd. En hij was opgegroeid tot deze lange, knappe man met een stem waarnaar je de hele nacht zou kunnen luisteren en ogen die tot in je ziel konden kijken.

Jezus Christus. Wat moest ze nu doen? Ze had tijd nodig. Ze had tijd nodig om in haar eentje na te denken en de situatie rationeel onder ogen te zien. Ze kon nu niet helder denken, niet met de jurk van dat dode meisje op de achterbank en met die politieman aan de andere kant van de auto, die man die haar met een boosaardige slaapkamerblik aankeek.

‘Ik sliep,’ zei ze.

‘Hm?’

‘Ik sliep,’ zei ze. ‘Op zaterdagavond, toen Dave thuiskwam. Ik lag al in bed.’

De rechercheur knikte. Hij boog zich weer naar de auto toe en zette zijn handen weer op het dak. Blijkbaar was hij tevreden. Blijkbaar waren al zijn vragen beantwoord. Ze herinnerde zich dat zijn haar erg dicht was geweest en tussen het lichtbruin een soort toffeekleurige vleugen langs de kruin had gehad. Hij hoefde nooit bang te zijn dat hij kaal werd, had ze nog gedacht.

‘Celeste,’ zei hij met die donkere, rokerige stem van hem. ‘Ik denk dat je bang bent.’

Het was of een vuile hand zich om Celestes hart klemde.

‘Ik denk dat je bang bent en ik denk dat je iets weet. Je moet weten dat ik aan jouw kant sta. Ik sta ook aan Daves kant. Maar ik sta meer aan jouw kant, want, zoals ik al zei, jij bent bang.’

‘Ik ben niet bang,’ kon ze nog uitbrengen, en ze maakte de deur aan de bestuurderskant open.

‘Dat ben je wel,’ zei Sean. Hij ging van de auto vandaan. Ze stapte in en reed de straat op.